Parijs de stad van dromers (van de liefde) 

Binnenkort heb ik een aanzoek in Parijs. Niet van mij persoonlijk. Nee, ik begeleid een aanzoek. Grote vraag is uiteraard waarom mensen helemaal naar Parijs komen voor een huwelijksaanzoek. Antwoord is simpel: Parijs is dé stad van de liefde. Of op z’n minst: Parijs is de stad van dromers van de liefde.


We hebben zelfs een steeds populairder wordende attractie: Le Mur des Je t’aime. Halverwege Montmartre, bij Place des Abbesses, in een parkje vind je een blauwe tegelwand met daarop in 311 verschillende talen Je t’aime. De sport is om de liefdesuiting in je eigen taal terug te vinden. En natuurlijk met je geliefde kussend te poseren voor de muur. Boven de muur van Je t’aime staat de oude Hollywood-actrice Rita Hayworth met (vrij vertaald) de tekst: “Echte liefde is altijd een beetje strubbelingen, dus laten we van elkaar houden.” Dat is typisch de Parijse benadering van de liefde: gecompliceerd. We noemen Parijs wel de stad van de liefde, maar in werkelijkheid is meer dan de helft van de stad alleenstaand of gescheiden. Toch houden we de schijn voor de rest van de wereld hoog.


Le Mur des Je t’aime is slechts één van de vele romantische plaatsen die zich lenen om eens stevig te investeren in de liefde. Hoeveel koppels die al jarenlang amper nog een woord tegen elkaar zeggen lopen ineens stevig omarmd door Parijs. Wat is de magie van deze stad? Hoe is het zover gekomen dat Parijs de stad van de liefde werd?


Clichéantwoorden op deze interessante vraag zijn er legio! Vele kunstenaars vonden hun inspiratie aan de Seine, veel romantische films zijn er opgenomen, de Franse taal klinkt sensueel, de Fransen zijn een gepassioneerd volkje, het is er lekker eten in knusse brasserietjes… De stad is, met andere woorden… sfeer verhogend. 


Eigenlijk gaat deze vraag – Waarom is Parijs de stad van de liefde? - over de oorsprong van Parijs als de stad van de liefde. Waar komt dat beeld vandaan? De bron moeten we zoeken in het uitgaansleven van eind 19de eeuw. Er was een cultuur van mannen die de Moulin Rouge bezochten of naar de Opéra gingen… met hun maîtresse. De koning van Engeland, Edward VII, was vaste gast in de bordelen van vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Ook de schrijvers lieten zich niet onbetuigd. Ernest Hemingway had in zijn boekje A Moveable Feast de neiging om Parijs te versmelten met de simpele, pure liefde die hij voelde voor zijn eerste vrouw toen ze beiden in de 20 waren. Alles stond hen nog te gebeuren. 


Wat ook hielp was dat de Seine – stapje voor stapje – schoner en zichtbaarder werd. In de Middeleeuwen en vele eeuwen later waren bruggen volgebouwd met huizen en het water vrijwel uit het zicht verdwenen. Hooguit werd de rivier als een afvalstort gebruikt. Inclusief lijken. Het water stonk een uur in de wind. En als die wind de verkeerde kant op stond, had je het zitten. Daar krijg je geen romantische gevoelens bij. In de afgelopen 150 jaar is dat langzaam veranderd. Die omstandigheden werden bevestigd in romans en gedichten waarin (jonge) koppeltjes romantische momenten beleefden in Parijs.


Uiteraard doet de rijke chansontraditie ook een duit in het liefdeszakje. La Bohème van Aznavour over een jeugdige, artistieke liefde op Montmartre. Of Les Feuilles Mortes. Het nummer is geschreven door tekstschrijver Jacques Prévert, een gigant in zijn vakgebied. Yves Montand zong de bekendste versie. Het lied gaat over een herinnering aan dat ene moment: het moment waarop niets te veel is en je geen beperkingen voelt. Dat moment, dat voor de meesten van ons een wens of een herinnering is. De laatste regels van het lied zijn: “Het is een lied dat voor ons lijkt gemaakt/ Jij hield van mij en ik hield van jou/ en wij tweetjes leefden samen/ Jij hield van mij en ik hield van jou/ maar het leven drijft hen die van elkaar houden uiteen heel langzaam, heel stilletjes/ En de zee wist op het strand de voetstappen van de gescheiden geliefden.” 


Ook Juliette Gréco zong het bitterzoete liefdeslied. En wie Juliette Gréco zegt, zegt Saint-Germain-des-Prés. Niet zó heel ver daar vandaan vinden we de Fontaine de Medici in Jardin du Luxembourg. Een schitterende fontein voor een aanzoek voor een eeuwige verbintenis. Vorig jaar kreeg ik dus zo’n verzoek. Ik stelde dit idyllische plekje voor. Toch kreeg ik het antwoord om het aanzoek te doen voor de Eiffeltoren. Oké, geen probleem. Uw vraagt, wij draaien. Het werd een romantische ochtend met een flesje champagne, een kort gedichtje van mij èn het aanzoek van de jongen en een volmondige ‘ja’ van het ontroerde meisje. 


Binnenkort gaat het weer gebeuren. Dan ga ik 2 andere geliefden begeleiden in hun eerste stap naar echtelijke verbintenis. Ik begin er al ervaring in te krijgen. En dat voor iemand die (spreekwoordelijk) nog nooit in de buurt van een altaar is geweest. In zo’n moment van een huwelijksaanzoek zit het leven samengebald: overtuigd, maar toch even onzeker als bij al die andere liefdes die eeuwig zouden blijven duren. De liefde, met al zijn ups-and-downs, ten volle ervaren. 

Het verhaal van licht en liefde (Heloïse en Abélard)


Vele eeuwen voordat Romeo en Julia hun fatale liefde ondergingen, was er een ander paar. In tegenstelling tot Shakespeares creaties hebben die 2 wel echt bestaan. Het verhaal van Abélard en Heloïse is zo intens als uw eigen krachtigste verliefdheid ooit geweest is. Herinnert u het zich nog? 😉


Abélard en Heloïse waren allebei wat je zou kunnen noemen intellectuelen - ook al bestond dat woord toen nog niet in de betekenis die wij er nu aan geven. ‘Toen’ was de volle Middeleeuwen. Abélard leefde van 1079 tot 1142. Heloïse was iets jonger: zij zou geboren zijn rond 1100 en gestorven in 1164. 

Beiden stonden bekend om hun belezenheid, wat bijzonder is in een tijdperk waarin het overgrote deel van de bevolking analfabeet was. Heloïse volgde Latijn, Grieks en Hebreeuws bij de nonnen van Argenteuil, ten noordwesten van Parijs. Rond 1113 woonde ze in bij haar oom Fulbertus, een invloedrijke kanunnik. Haar oom had het beste met Heloïse voor en zorgde voor een privéleraar. Zijn naam: Abélard. Abelardus genoot een enorme intellectuele reputatie in Parijs. Hij was onder meer docent theologie aan de kathedraalschool van de Notre-Dame: École de Paris. (Dat was overigens nog vóór de bouw van de huidige kathedraal die in 1163 begon.) Abélard stond bekend als briljant en origineel. Ook in zijn gedichten en muziek. Maar net zo goed schopte hij met zijn kritische geest tegen heilige huisjes. Als pionier van de filosofische stroming Scholastiek werd hij meermaals verketterd. 


Abelardus liet Heloïse proeven van zijn kennis van de literatuur en de filosofie. En van de liefde. De twee werden zo alles verterend verliefd dat alle koppels die denken dat hun eigen liefde volkomen uniek is zich het liefst aan hen spiegelen. Het resultaat van die liefde laat zich al raden: Heloïse raakte zwanger. Dat was not done. Abélard nam zijn verantwoordelijkheid en zegde haar oom toe dat hij Heloïse zou trouwen. In het strikte geheim. Om filosofie en godsgeleerdheid te onderwijzen moest je kanunnik zijn. Als je geen geestelijke was en wèl getrouwd kon je een academische carrière op je buik schrijven. Dat was even onmogelijk als een rond vierkant. Het Christendom was op het hoogtepunt van zijn macht in Europa; de hele samenleving was doordrongen van het geloof. Oom Fulbertus begreep dit en gaf zijn woord om het huwelijk geheim te houden. In de herfst van 1116 zag hun zoon Astrolabus het levenslicht in Bretagne. Hij bleef daar en kreeg zijn opvoeding in een klooster. 


Oom Fulbertus was aanwezig bij de huwelijksplechtigheid, maar bleek al snel zijn zwijgtoezegging ingeslikt te hebben. Om de moeilijkheden het hoofd te bieden verzon Abélard een list: hij stuurde Heloïse naar de abdij van Argentueil om tot de kloosterorde toe te treden. Hoe zou er dan van een huwelijk sprake kunnen zijn, was zijn gedachtengang.


Fulbertus zag dit als verraad en zijn wraak was zoet: hij liet Abélard castreren en zorgde ervoor dat de twee geliefden elkaar nooit meer zouden zien. Abelardus trok zich aanvankelijk terug in de abdij van Saint-Denis, even ten noorden van Parijs. Na vele omzwervingen begon hij zich meer en meer toe te leggen op het schrijven van traktaten. Zijn geliefde Heloïse, voor wie zijn hart tot het bittere einde harder bleef kloppen, zag hij niet meer terug. En toch, in deze donkere dagen van hun leven, bleef er een vlammetje branden. Abélard en Heloïse begonnen een correspondentie waar de vonken nog altijd vanaf slaan. Wat ze schreven is zo inspirerend dat hun briefwisseling wereldliteratuur werd. Histoire De Mes Malheurs spreekt boekdelen. Wie schrijft die blijft. 


Waarom vertel ik u dit verhaal? 


U raadt het al: u vindt de sporen van het koppel nog altijd terug in Parijs. Aan de gevel van 9, Quai aux Fleurs, op Île-de-la-Cité, vindt u twee gebeeldhouwde hoofden en een plakkaat waarop staat aangeduid dat de twee elkaar hier zagen. In het geheim. Natuurlijk gaat het gebouw dat er nu staat niet terug tot de 12de eeuw. In de Middeleeuwen bestond de stad hoofdzakelijk uit houten huizen. Het huidige complex om de hoek van de Notre Dame stamt uit 1849. Maar geografisch zou dit wel de plek geweest moeten zijn waar de geliefden verbleven. 


Na hun leven werden ze echt beroemd. Heloïse organiseerde een cultus rond het graf van Abélard. Toen zij stierf werd ze onder haar geliefde begraven. Jaarlijks was er een herdenking van het paar, eeuwenlang - totdat de Franse Revolutie roet in het eten bracht. Maar de nieuwe eeuw, de 19de, zorgde voor een nieuw elan. Het was de tijd van de Romantiek: de hang naar het Middeleeuwse leven en verhalen werd schering en inslag. Speciaal voor de resten van Abelardus en Heloïse werd een neo-gotisch mausoleum gebouwd. 


In 1817 werd dit praalgraf verplaatst naar het Cimetière du Père-Lachaise. En daar vindt u het nog steeds. Voorbij de hoofdingang loopt u het brede pad af, naar rechts. Een beetje verderop, de kleine zij-ingang passerend vindt u in de rechterhoek het immense graf van Abélard en Heloïse. Voor altijd samen. 

 

En als u het niet onmiddellijk vindt, vraagt u het dan aan ons. Paris Promenade brengt u graag naar deze gewijde plek.

 


Mijn liefde voor Parijs


Ik hou ervan om me te omringen met schoonheid. Er is veel lelijkheid in de wereld; hij is verre van perfect. Maar gelukkig in het centrum van Parijs is veel authentieke schoonheid te vinden. Als je de achtergronden kent wordt die schoonheid nóg intenser. Misschien ben ik in Parijs wel op zoek naar schoonheid en de verstening van de tijd als troost. Maar tegelijkertijd, in het heden, is het een keiharde jungle waar je probeert je hoofd boven water te houden. Maar ja, die stad vergoedt zoveel als je er doorheen loopt. Dat maakt Parijs zo fascinerend. Al die mensen uit het verleden die probeerden het te maken, zovelen die boven het maaiveld uitstaken en die hun hoofd verloren (al dan niet door de guillotine). Zo weinigen die het echt maakten en ook zij, zoals wij allemaal, betaalden daarvoor een prijs. 


Vroeger was ik eerder Londen minded. Ik ging daar regelmatig naartoe. Maar het lot bracht mij naar Parijs. Sinds ik hier woon heb ik geprobeerd om zo veel mogelijk de stad te exploreren. Al snel kwam ik erachter dat voor een historicus Parijs het paradijs is. Vanaf de twintigste eeuw (Centre Pompidou) tel je in Parijs architecturaal terug om uiteindelijk in de eerste eeuw terecht te komen (met Arènes de Lutèce). Dat vind je in geen enkele andere stad!

Maar zoals gezegd ook voor het dagelijkse leven geldt: never a dull moment. Parijs is een chaos, maar zoals bij alles, zit er structuur in. Symbool daarvan vind ik Place d’Étoile waar alle auto’s, hevig claxonnerend, door elkaar rijden. Maar schijn bedriegt. En in Parijs is het net zoals in al die andere metropolen: de immense stad van elf miljoen inwoners wordt uiteindelijk toch teruggebracht tot de menselijke maat. Er zijn niet minder dan tachtig wijken (‘quartiers’). Sommige amper tien straten groot.


Sinds ik hier woon heeft Parijs aanslagen te verwerken gehad op de redactie van het magazine Charlie Hebdo en in de concertzaal van de Bataclan. Alle aandacht was gericht op het indammen van dit gevaar. Vervolgens kwamen gele hesjes de straat op met enorme ravage tot gevolg op en rond de Champs-Elysées. Die wind is niet echt gaan liggen, maar werd wel overschaduwd door de Kerst-stakingen toen zelfs de metro zes weken buiten dienst was. Dit jaar hebben we acht weken lang letterlijk ons huis niet verlaten in een heuse confinement. In dat tijdperk leef ik dus: het tijdperk van aanslagen en confinement, maar ook van grote milieuvriendelijke veranderingen die de stad onherkenbaar groener gaan maken. De Olympische Spelen van 2024 vormen de eerste deadline (date de limite). Dankzij glansrijke overwinning van onze burgemeester op 28 juni 2020 gaan we er helemaal voor!


Die veranderingen kan ik nog doortrekken. Mijn eigen verleden in de jaren tachtig, negentig. Het Parijs, waarmee ik vanop een afstand ben opgegroeid – het Franse chanson, accordeonmuziek, bistro’s –, verdwijnt langzaam. Het geluid van de accordeon begint zeldzamer en zeldzamer te worden in de straten van Parijs. In Montmartre, op de stoep voor het oude atelier van Picasso, zit wel eens een accordeonist te spelen. Ik attendeer altijd mijn gasten op dit verdwijnende geluid. De meeste straatartiesten spelen gitaar of vermaken een menigte met acrobatiek en grappen, zoals je die in zoveel andere westerse metropolen ook ziet. En dat niet alleen. Parijs lijkt met al haar duizenden pizzaria’s, Engels als voertaal, en internationale ketens in de winkelstraten in snel tempo stukjes eigenheid in te leveren. Er is geen ontkomen aan: de stad is geglobaliseerd.