Champollion, of: hoe de obelisk naar Parijs kwam
Op 14 september 1822 rende Jean-François Champollion zijn huis uit in staat van opperste verrukking. Hij had iets ontdekt. Zijn ontdekking zou een gat van 1300 jaar overbruggen.
Champollion snelde zich naar het Institut de France, aan het einde van zijn straat, Rue Mazarin. Hier buigen intellectuelen in allerlei commissies door de eeuwen heen zich over de Franse taal, kunsten en wetenschappen. “Het is me gelukt!” riep hij uit. Een soort Eureka-moment maakte zich meester van hem. En daarna viel hij flauw.
Champollion was een polyglot, ofwel: hij had verschillende woordenboeken ingeslikt. Hij beheerste meerdere talen, had zich verdiept in de talengeschiedenis en linguïstiek. En nu had Champollion op zijn kamertje na jarenlange onuitputtelijke inspanning de eeuwenoude hiërogliefen ontcijfert. Fascinerende tekens die we onvermijdelijk tegenkomen als we de oude Egyptische cultuur binnentreden. Dat waren niet zomaar oude letters of indicaties zoals in het Chinese alfabet. Nee, het waren pictogrammen met figuren, zoals dieren en mensen. Onze westerse ogen hadden geen enkel benul wat ze precies betekenden. Die oude informatie was samen met het Romeinse Rijk ten grave gedragen. Tot grote frustratie van de westerse geleerden.
En nu was er die jonge kamergeleerde van 31 jaar die dacht al die tekens ontcijferd te hebben. Was het een mijlpaal in de geschiedenis van de mensheid of gewoon jeugdige overmoed?
Naast zijn gave had Champollion ook een klein beetje het geluk aan zijn zijde. De Fransen onder leiding van Napoleon hadden een blok zwart graniet (Steen van Rosetta) ontdekt waarop simultaan inscripties te lezen waren in 3 talen: Grieks, hiërogliefen en demotisch (populaire versie van de hiërogliefen). Dat had hem op het juiste spoor geholpen bij de decodering. Maar toch, niemand deed het hem voor of na.
En dus werd Champollion naar Egypte gestuurd om zijn bevindingen te staven. Wat bleek? Alles klopte! Hij was uitzinnig van vreugde en diep onder de indruk wat hij allemaal terugvond in dat magische land langs de Nijl. Een avontuur met Indiana Jones-achtige trekjes.
Hij werd ontvangen door koning Lodewijk XVIII en mocht op audiëntie bij de Paus. En in Luxor ontdekte hij een obelisk waarop hij verliefd werd en die hij het liefste mee naar huis nam. De obelisk stamde uit de 13de eeuw voor Christus, toen Ramses II regeerde – een farao die zelfs figureert in de Bijbel. De Egyptische onderkoning Mohammed Ali was begin 19de eeuw niet bijster geïnteresseerd in het cultureel erfgoed van zijn voorvaderen. Frankrijk en Engeland deelde de lakens uit in het Midden-Oosten en Mohammed hield ze liever te vriend. Daarop schonk hij beide landen een obelisk.
Ik heb ook verhalen gehoord dat Frankrijk kon kiezen tussen een aftandse piramide of een gave obelisk en dat ze voor de 2de optie kozen. Boze tongen beweren dat de obelisk als gift slechts de Franse versie van het verhaal is. Volgens de Egyptenaren hebben ze de obelisk gestolen. Hoewel een Egyptische gast enkele weken geleden stellig tegen me was: het is echt een cadeau van Ali.
Hoe het ook zij, uiteindelijk arriveerde de obelisk in Parijs, maar vraag niet hoe. De hele operatie – demonteren van de obelisk, transport over de Nijl, de zee en de Seine, en het omhoog takelen in Parijs – duurde niet minder dan 5 jaar! Uiteindelijk, op 25 oktober 1836 stond de obelisk fier overeind op Place de la Concorde. Een prachtig nieuw monument die de duistere tijden van de guillotine op hetzelfde plein definitief moest doen vergeten.
Helaas voor hemzelf maakte Champollion dit gebeuren niet meer mee. Hij overleed in 1832 aan cholera. In zijn dromen had Champollion de obelisk het liefste voor de zuilengalerij van het Louvre of voor het hoofdportaal van de Madeleinekerk gezien. Het oudste monument van Parijs - 3300 jaar oud! – staat nu precies op de kruising tussen enerzijds de as van de Champs-Élysées - Louvre en anderzijds de as Assemblée National - Madeleine.
Champollion zelf rust op de beroemde begraafplaats Père Lachaise. Met een obelisk op zijn buik.
Informatie deels ontleend aan: Stad van Ideeën van Alec van der Horst
De schittering van de Seine
Ik heb haar gezien terwijl de zachte herfstzon in haar onderging. Op een ander moment spande een dubbele regenboog zich boven haar stromende water. Letterlijk oogverblindend is ze als de zon glinstert in haar water. Talrijke gebouwen aan beide oevers buigen in een monumentale erehaag. Voor haar. De Seine nodigt uit voor poëtische omschrijvingen en filosofische overpeinzingen.
Maar ooit was het anders. Het ideaalbeeld van schoonheid, rust en harmonie in een oeverloze stad bestaat amper 100 jaar.
Vóór die tijd was de Seine, die haar naam waarschijnlijk ontleende aan het Keltische woord ‘slang’ (in het latijn ‘Sequana’), bijna één en al miserie. Het toonbeeld van vuilnis en vervuild water. Ze lag vol met zogenaamde bateaux lavoirs. Wasboten. 9.000 vrouwen en 10.000 mannen zwoegden op deze drijvende werkplaatsen. Voordat machines de was deden schrobden mensen met wasborden tot kleren weer schoon waren. Onnoemlijk harde labeur.
En ze lag vol met lijken. Vele mensen pleegden zelfmoord in de Seine. In romans en in het echt. In boeken van Balzac, in Les Misérables van Victor Hugo. Bij Sartre dreigt ene Mathieu van de Pont-Neuf te springen om zich toch op het allerlaatste moment te bedenken. “Het zal voor de volgende keer zijn,” lezen we in L’Age de Raison. In de eerste helft van de 20ste eeuw begon een detectiveboekje zelden voordat er een lijk was gevonden in de Seine.
En dan had je nog de overlast die de rivier zelf bezorgde. Tegenwoordig is la crue, de fameuze overstromingen van de Seine, vooral een zorgenkindje. Ik heb er twee meegemaakt: een grote in 2018, waarbij zelfs plannen waren om de gigantische depots van het Louvre te ontruimen en de kunstwerken tijdelijk te verhuizen naar het platteland. En in maart 2020, een week voor de covid-confinement (lockdown), nadat de Seine maandenlang al hoog stond. Die van 1910 spant de kroon. Maar la crue is niet altijd enkel en alleen overlast. In de Middeleeuwen hadden de overstromingen ook nut: ze zorgden ervoor dat de stad, die altijd stonk en smerig was, eens in de zoveel tijd goed gereinigd werd.
Het ging een heel stuk de betere kant op met de Seine in de 2de helft van de 19de eeuw. Baron Haussmann veroorzaakte een stedenbouwkundige revolutie in Parijs en veranderde alles. Hij legde riolering aan zodat de Seine niet meer een vuilstort was, hele huizenblokken werden verwijderd zodat er zicht werd gecreëerd op de rivier, de kades langs de Seine werden aangelegd, en de bouquinisten kregen hun vaste plaats waarmee ze vanaf 1895 de grootste openlucht boekenwinkel ter wereld vormden.
En de kunsten deden de rest. Om te beginnen de literatuur. Emile Zola was de eerste schrijver in zijn L’Oeuvre (1886) die de schoonheid van de Seine gebruikte om de passie tussen twee geliefden op te roepen. Claude en Christine staan oog in oog aan de Seine en met het water borrelt ook hun liefde op.
Dat zette de toon. Beetje bij beetje kreeg de rivier zijn onweerstaanbare aantrekkingskracht. Of de verbeelding nu de werkelijkheid beïnvloedde of andersom… ach, het zal vast een wisselwerking zijn geweest. Het enige wat nog moest gebeuren was het vastleggen door de fotograaf. Het was Brassaï die verantwoordelijk is voor een groot deel van de nu nostalgische foto’s uit een Parijs waar iedere toerist stilletjes van droomt. Het zogenaamde ‘echte’ Parijs van vóór en na de Tweede Wereldoorlog, van een wereld die je zoekt in oude, smalle straatjes. Eindeloos en tevergeefs. Dat verlangen zorgt ervoor dat je blijft terugkomen naar Parijs. Daar waar zij, de Seine, kalm en beheerst je staat op te wachten om je ongegeneerd te verleiden. Telkens weer.
Oprecht gelukkig in Musée d’Orsay
Op een donderdagochtend in een najaar kwam er een koppel niet opdagen voor een tour. Dat kan gebeuren. Ik had ineens een gat in mijn programma. Dit moment was een prachtkans om mijn Parijse bucket list wat bij te werken.
Ik was er al eerder geweest. Twee tot drie keer eerder. Maar dat was al weer zo’n vijf jaar geleden. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om het - in mijn herinnering - mooiste museum te bezoeken: Musée d’Orsay. If my memory would serve me well. En dat deed het. Want wat zelden gebeurt in mijn leven, gebeurde wel op die donderdagochtend: ik was nog even diep onder de indruk van iets als jaren daarvoor.
Musée d’Orsay ligt aan de oevers van de Seine, aan de overkant van het Louvre. Het verhaal is bekend: Orsay was gebouwd als een station, voor de trein naar het zuiden. Dat is nog altijd te lezen aan de gevel met reisbestemmingen als Bordeaux, Orleans, Poitiers, Toulouse... Beloftevolle oorden waar de zon altijd schijnt. Het station was af in 1900, klaar voor de beroemde wereldtentoonstelling. Nog vóór de Tweede Wereldoorlog waren de treinen over geplaatst naar Gare Montparnasse, een beetje zuiderlijker in de stad. Het perron van Orsay was namelijk te kort geworden voor de nieuwe elektrische treinen. Of de treinen waren te lang. Het is maar hoe je het bekijkt.
Daarna stond het gebouw heel lang leeg. Pas in 1986 gaf het stadsbestuur een nieuwe bestemming. Voormalig Gare d’Orsay was uitverkoren om een van de mooiste musea ter wereld te worden. Met kunst uit de periode 1848 tot 1914 voornamelijk uit Jeu de Paume, het kleine museumpje in Jardin de Tuileries.
Dat stond mij dus te wachten op die donderdagochtend. Ik liep binnen in een andere wereld. Een enorme ruimte, de voormalige stationshal, groot en vol licht. Alsof je in een moderne hemel bent aanbeland. En dan de collectie… uiteraard de vijfde verdieping: Manet, Monet, Renoir, Gaugain, Seurat, Cézanne, Toulouse-Lautrec, Van Gogh... De lijst is eindeloos. Het mooiste van het mooiste van het impressionisme. En dat in deze natuurlijk belichte ruimte. Ik was plotseling oprecht gelukkig die donderdagochtend, zoals ik dat zelden ben. Zomaar een moment in een mensenleven. Mijn herinneringen hadden dus gelijk.
Maar dat was niet alles. Want ook als u niet van kunst houdt, dan is dit museum een belevenis. Aan de Seinekant, op de 5de verdieping, is daar het enorme raam. Met een prachtig uitzicht op de Tuilerietuin en daarachter op de heuvel van Montmartre, fier de kalkwitte kerk van de Sacre Coeur. Bij dit venster, tevens stationsklok, staat vaak een flinke rij toeristen om die ene gedenkwaardige foto te maken. Alleen dit is al de moeite waard.
Op die donderdagochtend in een najaar was het heerlijk rustig. Zeker voor elf uur. Er liep een klasje rond van 6-, 7-jarigen die kunst aan het happen waren. Het was vertederend om te zien. Een gids van het museum liet op zijn tablet een fragment zien van een schilderij. Aan het klasje om het werkelijke schilderij in het museum te zoeken. Als jonge honden achter een bal liepen de kinderen regelrecht naar Bal du moulin de la Galette, het monumentale doek van Pierre-Auguste Renoir. En even later zag ik dezelfde kinderen gebiologeerd luisteren naar de gedetailleerde uitleg van de gids. Kunst en cultuur worden er in Frankrijk met de paplepel ingegoten.
Mocht u eraan twijfelen, Musée d’Orsay is inderdaad ook het decor van de ontroerende Martin Scorsese-film Hugo. Over het weesjongetje dat rondhangt in het station. Een film als een prachtige ode aan het ontstaan van de film. Zo rond de voorlaatste eeuwwisseling. Inderdaad, dezelfde periode als de bouw van ditzelfde station. Zo is die cirkel mooi rond, zo rond als het indrukwekkende uurwerk van Orsay.
Josephine Baker bijgezet in het Panthéon
Nog het meest is Lodewijk XV, die een groot deel van de 18de eeuw regeerde, bekend van de meubilair- en decoratiestijl, zoals dressoirkastjes, stoelen en tafeltjes. Echt louis quinze, zeggen we dan. In het begin van zijn regeerperiode werd hij nog le Bien-aimé genoemd, ofwel ‘de geliefde koning’. Maar hoe langer op de troon, hoe impopulairder hij werd. Hij zou indirect het zaad zaaien waar de haat van de revolutionairen uit voortkwam. En zijn opvolger, Louis nummer 16, werd daar het slachtoffer van.
Het verhaal wat ik wil vertellen gebeurde halverwege zijn regeerperiode. Lodewijk leed onder een zware jichtaanval. Hij was op sterven na dood. Hij bad tot zijn god en beloofde dat wanneer hij zou genezen, dat hij uit dankbaarheid een kerk zou laten bouwen. Wat gebeurde er? Hij genas! Dus nu moest hij wel die kerk laten bouwen. Hij zou de kerk wijden aan de heilige Geneviève. Dat was die zuster die al biddend Parijs wist te behoeden voor de Hunnen. De kerk kwam te staan op de heuvel waar ooit, lang geleden, haar abdij had gestaan.
Architect Jacques Soufflot ging in 1744 vlijtig aan de slag en liet zich inspireren door het ontwerp van de Saint Paul’s Cathedral in Londen - uit de eeuw daarvoor. Het bouwen van de kerk had nogal wat voeten in de aarde. Vele decennia gingen voorbij toen de koning in 1775 overleed. Aan de pokken; hij was 64 jaar oud. Maar nog altijd was die kerk niet af. Soufflot en zijn bouwvakkers bouwden ijverig door. Toch waren ze niet op tijd klaar; ze waren een jaar te laat. Het gebouw werd opgeleverd in 1790, maar toen was zijn lot al bezegeld: een kerk zou het nooit worden. Wie gooide roet in het eten? De oproerkraaien van de Franse Revolutie. Die was een jaar eerder in volle hevigheid uitgebarsten. Naast de koning en zijn entourage zagen de revolutionairen ook alle geestelijken als hun natuurlijke vijanden. Alle kerken moesten ontwijd worden. En dus van die geplande Sainte-Geneviève kerk kwam niets meer in huis.
Uiteindelijk is de kerk een soort tempel geworden. Een pantheon. In plaats van dat het gebouw gewijd is aan alle goden werd het meer een mausoleum waar belangrijke Fransen werden bijgezet die iets wezenlijks hadden bijgedragen aan de Franse geschiedenis en cultuur. De zogenaamd “grote Fransen aan wie het vaderland erkenning brengt”, zoals vrij vertaald op de voorgevel van het Panthéon staat te lezen. En dat is niet gering.
Wie hebben de eer om hier hun laatste rustplaats te vinden? Militairen, politici, wetenschappers, filosofen, kunstenaars, literatoren… Klinkende namen zoals Voltaire, Jean-Jacques Rousseau, Victor Hugo, Émile Zola, Jacques Soufflot (de architect van het gebouw)… Ook ene Jean-Guillaume de Winter ligt in een van de sarcofagen. Hij was een Nederlander die in het leger van Napoleon had gevochten.
Er liggen ook enkele vrouwen in de crypte van het Panthéon. 4 welgeteld, waaronder Madame Curie, die van de radioactiviteit, en Simone Veil. Die laatste mocht haar man meenemen in de sarcofaag, wat heel uitzonderlijk is. Veil overleefde een concentratiekamp, was Frans minister van volksgezondheid en voorzitter van het Europese Parlement begin jaren ‘80. Wie bepaalt wie er bijgezet wordt in het Panthéon? Dat is de president van de republiek. De huidige chef d’état, Emanuel Macron, heeft na Simone Veil opnieuw een vrouw uitgekozen om in het Panthéon bijgezet te worden. Ditmaal een internationale legende: Josephine Baker. De schrijver Laurent Kupferman droeg haar voor met een petitie die 50.000 keer werd ondertekend.
Baker wordt de eerste zwarte vrouw in het Panthéon. Nadat Josephine zich door haar eerste vaderland verstoten voelde werd ze bejubeld in Parijs. Daarna heeft ze veel teruggegeven aan haar tweede vaderland. Ik citeer uit onze eigen blog over Josephine Baker: “Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze actief in het Franse verzet. Ze had ook de keuze om veilig terug naar de Verenigde Staten te gaan. Daarentegen bracht ze geheime boodschappen naar Noord-Afrika en Spanje. Met gevaar voor eigen leven. Na de bevrijding regende het Franse onderscheidingen.”
En nu, bijna 100 jaar nadat ze in Parijs debuteerde, in de Folies Bergère, wordt ze toegevoegd aan het illustere rijtje Grote Fransen in het Panthéon. Chapeau!!
Conciergerie en Sainte-Chapelle: een geschiedenis van donker en licht
Ze kwamen uit Connecticut. Twee koppels. Op een zondagochtend hadden ze in een grotere groep een picknicktour op Place des Vosges met mij gedaan. En dat was ze goed bevallen. Ze vroegen me of ik die zondagmiddag iets te doen had. En of ik ze mee zou willen nemen naar het graf van Napoleon en de kerker van Marie-Antionette.
Naar de tombe van Napoleon heb ik u, beste lezer, vorige week al meegenomen. Deze week de kerker van Marie-Antionette. En eigenlijk nog veel meer. Want de gevangenis van Marie-Antionette ligt in de conciergerie. Indrukwekkend, maar u kunt uw bezoek nog veel interessanter maken. Hoe? Dat vertel ik u zo meteen.
Voordat zij naar de guillotine werd gevoerd op Place de la Concorde, werd Marie-Antionette vastgehouden in de kerker van de conciergerie. De conciergerie was oorspronkelijk het Middeleeuwse paleis van de oude koningen. Toen koning Karel V in de 14de eeuw was weggejaagd naar het Louvre werd de conciergerie ingericht als het hoogste gerechtshof.
Vergeet de Eiffeltoren, de Notre-Dame, Arc de Triomphe… als u iets wilt meekrijgen van de echte geschiedenis van Parijs bezoekt u dan de conciergerie. Of eigenlijk zeg ik dat verkeerd. Natuurlijk is het allebei geschiedenis. Het zijn eigenlijk twee kanten van eenzelfde medaille. Of eigenlijk is het als een foto en zijn negatief. Licht en donker.
De geschiedenis van de conciergerie behelst de donkere kant van de stad, zonder welke de pracht en praal geen betekenis heeft. Want Parijs is niet alleen de stad van de bals en de wereldtentoonstellingen, de paleizen en de verfijnde cultuur, joie de vivre en de mode. Voor de prachtige parken is er de overlast van de miljoenen ratten. Voor iedere koning staan de talloze terechtstellingen. Voor ieder adembenemend uitzicht is er de schaduwrijke kerker. En daar zat de wereldvreemde koningin Marie-Antoinette te wachten op haar executie. Maar ook al was ze de meest verafschuwde persoon van het land tijdens de Franse Revolutie, toch werd ze nog behandeld als VIP. Ze had een eigen privévertrek tot haar beschikking inclusief een kapel. Die kunt u nog altijd bezichtigen. Ronduit indringend.
Ik had u beloofd te vertellen hoe u uw bezoek aan de conciergerie kunt opwaarderen. Maar bedenk wel, dat kunt u het beste beslissen voordat u de conciergerie bezoekt. U heeft namelijk de keuze om een combiticket te nemen met het prachtige gebouw dat er naast staat: Sainte-Chapelle. Voor slechts 15 euro heeft u een onvergetelijke ochtend of middag. Dat gold dus ook voor onze Amerikaanse gasten op die zondagmiddag. Ik had ze de combi aanbevolen en daar hebben ze geen spijt van gehad.
Sainte-Chapelle is eigenlijk de positieve spiegeling van de conciergerie. Waar in de conciergerie recht werd gesproken, mensen werden gemarteld, opgesloten zaten in donkere gevangenissen, daar is Sainte-Chapelle het tegenovergestelde. Sainte-Chapelle is een overdaad aan schoonheid en (religieuze) zuiverheid. De Heilige Lodewijk bewaarde hier aloude christelijke relieken en andere kunstschatten. En die kunt u nog altijd aanschouwen. Maar het werkelijke hoogtepunt zijn de glas-in-loodramen. Dat is van een heel andere orde. Meer oorspronkelijk Middeleeuws licht vindt u nergens. En natuurlijk gun ik u een zonnige dag voor een feeërieke ervaring. Dat koesterden mijn gasten uit Connecticut ook. Zij hadden geluk: die zondag was zonovergoten.
Ze hadden niet gevraagd om Sainte-Chapelle, maar toch gekregen. Het was een extraatje, een cadeautje van Paris Promenade.
Het tijdelijke Grand Palais
Het Grand Palais, gelegen tussen de Champs-Élysées en de Seine, is gebouwd als een enorm paviljoen voor de Wereldtentoonstelling van 1900. 11 jaar na de Wereldtentoonstelling van de Eiffeltoren. Het jubeljaar 1900 was een bijzonder jaar voor de Fransen die zo van symboliek houden. De Derde Republiek van Frankrijk stond op haar hoogtepunt, het Belle Epoque was in volle bloei. En zodoende kon het land zich permitteren om naast de Wereldtentoonstelling ook de tweede moderne Olympische Spelen te organiseren. En ook nog eens voor de gelegenheden een peperduur metrostelsel aan te leggen. De stad moderniseerde in hoog tempo.
De Eiffeltoren op Champs de Mars en dus ook Grand Palais en zijn kleine broertje Petit Palais zijn nog altijd de stille getuigen van de feestelijkheden voor de gefortuneerde stadsgenoten van toen. Maar helaas zijn ook veel constructies van de verschillende Wereldtentoonstellingen afgebroken. Kunt u zich voorstellen hoe nóg rijker aan monumenten Parijs zou zijn geweest als ze vele van die sierlijke paviljoenen en machinehallen zouden hebben bewaard? De gebouwen werden enkel gebruikt voor de gelegenheid of zonder pardon door de volgende generatie vervangen door nog modernere gebouwen die de toon en de smaak van zo’n nieuw tijdperk aangaven. Vreemd en jammer? Wat denkt u van panden uit de jaren ’70? Die beschouwden onze (groot)ouders destijds als hypermodern en toonaangevend. En wat doen wij, onze generatie? We gooien ze plat omdat ze volgens onze optiek smakeloos zouden zijn. Terwijl als je ze nog een generatie laat staan, worden ze misschien klassiek en vanzelf weer esthetisch mooi. Wie zal het zeggen?
Sommige bouwwerken hadden wel het geluk om te blijven staan en de roem van eeuwige bewondering te verwerven. Nu, meer dan 100 jaar later wordt er veel geld, tijd en energie besteed aan de grootschalige renovaties van die monumenten. Eén van die cultuurgoederen, het Grand Palais, ondergaat momenteel zo’n opknapbeurt. Dat betekent dat u het prachtige gebouw niet kan bezoeken. En dat duurt nog tot najaar 2024, na de sluiting van de Olympische Spelen. Maar de Parijzenaren hebben hier iets op gevonden. Want u hoeft niets te missen.
Op Champs des Mars, het veld tussen de Eiffeltoren en de Académie Militaire, is sinds 2020 een paviljoen geïnstalleerd. Het heeft de naam Grand Palais Ephémère meegekregen. Dat betekent zoiets als het “Vluchtige”, of iets vrijer vertaald: “Tijdelijk Grote Paleis”. Het prachtig moderne complex, ontworpen door architectenbureau Wilmotte & Associé Architectes, meet maar liefst 10.000m². Dit tijdelijke onderkomen zal de rol van het oorspronkelijke Grand Palais op zich nemen op het gebied van kunst en cultuur.
Onder impuls van La Réunion des Musées Nationaux en de organisatie Paris 2024, zal het Grand Palais Ephémère 4 jaar lang onderdak bieden aan grote evenementen op het gebied van kunst, mode en sport. Concreet betekent dit dat u hier de internationale kunstbeurs FIAC kunt bezoeken, tevens het concours hippique Saut Hermès. En net als de modeshows van Chanel, die u altijd gewend was in het oorspronkelijke Grand Palais te zien, kunt u ook op de nieuwe locatie vele exposities en andere culturele evenementen bezichtigen.
Maar het Grand Palais Ephémère zal ook een rol gaan spelen op de Olympische Spelen. Er wordt gejudood en geworsteld. Tegen de zomer van 2024 zal de voltooiing van de renovatie van het originele Grand Palais een feit zijn en daar zal in de prachtige grote hal de scherm- en taekwondowedstrijden plaatsvinden. Kunt u zich dat voorstellen: schermen in zo’n stijlvolle omgeving? Dat kan alleen in Parijs!
Bij de tombe van Napoleon
Ze kwamen uit Connecticut. Twee koppels. Op een zondagochtend hadden ze in een grotere groep een picknicktour op Place des Vosges met mij gedaan. En dat was ze goed bevallen. Ze vroegen me of ik die zondagmiddag iets te doen had. Of ik ze mee zou willen nemen naar het graf van Napoleon en de kerker van Marie-Antionette. We spraken een prijs af; geld leek geen rol te spelen. Dat gebeurt vaker bij Amerikanen. Voor velen van hen is Europa een once-in-a-lifetime-experience. Waarom zou je je dat laten ontnemen door zoiets als zuinigheid?
Eerst gingen we naar het graf van Napoleon. Het viertal was diep onder de indruk van de enorme tombe in de immense hal van de kapel van Hôtel des Invalides. Die kapel is bijna net zo groot als het belendende militaire ziekenhuis gebouwd door koning Lodewijk nummer 14.
Napoleon stierf in 1821. Op Sint-Helena. Dat is ver weg in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Er is een bibliotheek vol geschreven over Bonaparte. Zo’n beetje elk aspect van zijn leven is tegen het licht gehouden en wordt beheerst door een eindeloze discussie. Na 6 jaar ballingschap overleed hij. Was het maagkanker? Of toch een vergiftiging? In ieder geval 20 jaar later werd het stoffelijk overschot van Napoleon terug naar Frankrijk getransporteerd. Hij kreeg alsnog een staatsbegrafenis. De tombe die u nu kunt bekijken komt van de beeldhouwer die luistert naar de naam Visconti, zoals zo vele Italiaanse kunstenaars heten. Sinds 1861 ligt Napoleons lichaam hierin, 40 jaar na zijn dood.
Als u binnenkomt in de zogenaamde Dôme des Invalides dan ziet u dat het graf op een lager niveau ligt. Het idee is dat u (voorover) buigt om het graf van de oude keizer beter te kunnen zien. U buigt als het ware voor de grote Napoleon. U kunt ook de trap afdalen naar de zogenaamde catacomben en dan staat u pal voor de marmeren tombe. Volgens de legende wilde Hitler niet buigen voor Napoleon. Hitler nam Parijs heel gemakkelijk in. Op 23 juni 1940, net na zonsopgang toen de hele stad was afgezet door de bezetter, maakte de Führer een tocht door Parijs. Zijn ultieme triomf. Hij stopte ook bij het graf van Napoleon, maar zoals gezegd wilde hij niet buigen. Wat vond hij daarop? Volgens de overlevering heeft hij een spiegelwand laten installeren, zodat hij het graf wel kon zien zonder te moeten buigen voor zijn oude Franse voorganger.
De relatie tussen Parijs en Napoleon is altijd wat tweeslachtig geweest. Een soort haat-liefde verhouding. Natuurlijk heeft hij de code civil achtergelaten, het historische wetboek dat nog altijd volop gebruikt wordt. Het decimaal systeem (meten in meters in plaats van duim, el, voet, yards, miles…) is van hem. En ook uw achternaam heeft u te danken aan Napoleon. Voor zijn komst bestonden er al wel achternamen. Ze heette men vaak Janszoon bijvoorbeeld, de zoon van Jan. Bonaparte veranderde dit door de Burgerlijke Stand te beginnen en de uitbreiding van achternamen door te voeren. Zo kon hij makkelijker geld innen door de gemeentebelasting overzichtelijker te maken. Maar naast deze verworvenheden is Napoleon ook verantwoordelijk voor vele miljoenen slachtoffers tijdens zijn militaire campagnes en had hij plannen de slavernij in te voeren.
Ondanks die bedenkingen heeft Emmanuel Macron, onze huidige president, een krans gelegd bij het graf en een speech gehouden ter nagedachtenis aan de 200ste sterfdag van Bonaparte. En niet tot de tevredenheid van iedere Fransman. Nappie blijft twee eeuwen na zijn dood nog altijd de gemoederen bezighouden.
Leven op Père Lachaise
Vlak voordat het Coronavirus ons twee maanden lang opsloot in onze huizen, stierf de eigenaar van de kamer die ik huurde. Hij woonde in Ménilmontant en dus werd hij gecremeerd op Père Lachaise.
Père Lachaise is, als je het mij vraagt, de beroemdste begraafplaats ter wereld. Ik heb het Forever Cemetry in Hollywood bezocht waar vele filmlegendes liggen, ik heb prachtige grafzerken gezien die schots en scheef lagen op de Joodse kerkhoven van Warschau en Praag. Maar geen enkele begraafplaats klinkt zo bekend in de oren als Père Lachaise.
Père Lachaise was eigenlijk François d’Aix de La Chaise. Een 17de-eeuwse jezuïet die woonde op de heuvel waar Napoleon later een kerkhof liet installeren. Pater La Chaise vond zijn laatste rustplaats trouwens niet hier; belangstellenden vinden hem in de Saint-Paul kerk in Le Marais.
Ik stond met mijn buurman klaar voor de ceremonie bij het crematorium. Om de schoorstenen te verbloemen is er een enorme koepel gespannen over het crematorium. Dat werd eind 19de eeuw al gedaan, 50 jaar voordat schoorstenen van crematoria een akelige bijklank kregen. Dit crematorium is omringd door muren met gaten waarin urnen gezet kunnen worden. Die gaten worden dan afgesloten met een naamplaat, zoals bij een grafzerk. Dat zijn er nu meer dan 40.000! Een van de meest indringende stemmen van de 20ste eeuw, Maria Callas, ligt hier ook. Of liever: haar as. Zij heeft, of is, nummer 16.258.
Na een kwartiertje wachten werden alle bezoekers stipt op tijd door een voorganger naar een trap geleid die naar beneden liep. Daar was een klein ondergronds zaaltje dat plaats bood aan ongeveer 50 mensen. Ik herinner me een oudere man met een mondkapje op. Hij bleek het gevreesde virus onder de lede te hebben. Hij bewaarde discreet afstand van de andere bezoekers. De zoon van de overledene sprak vleiende woorden over zijn vader die vroeger als artiest op het podium had gestaan. Ménilmontant is bij uitstek de wijk van artiesten. Chansonniers zoals Charles Trenet, Maurice Chevalier en ook Edith Piaf horen net zo onmiskenbaar bij het dorp als het accordeon bij het traditionele Franse chanson.
Nadat iedereen had gesproken, konden mensen naar de kist lopen om het hout aan te raken als een soort laatste groet. Minder dan een week voordat de confinement (lockdown) werd afgekondigd stonden we ineens op een kluitje. Daarna liep iedereen weer de trap op naar buiten om vervolgens het café in te gaan. In mijn leven heb ik tot nu toe niet zoveel begrafenissen en crematies meegemaakt. Die zijn op de vingers van twee handen te tellen: grootouders, een goede vriend van mij in Antwerpen, een klasgenoot lang geleden in de vorige eeuw. De ceremonie duurde amper een half uur. Dit was mijn ervaring met een uitvaart op Père Lachaise.
Als ik morgen plotseling zou komen te overlijden dan zou ik geografisch gezien op Père Lachaise terecht komen. Alhoewel. Père Lachaise is héél dicht bevolkt: meer dan een miljoen mensen liggen hier in 70.000 graven. De wachtlijst om daar bij gezet te worden is erg lang. Voor een vergunning voor de eerste 30 jaar betaal je 2.329 euro. Daar krijg je een oppervlakte van een bij twee meter voor. Mocht je je plekje nooit meer willen afstaan, dan betaal je iets meer dan 10.000 euro. En voor de krappe beurs is er nog het 'kennismakingstarief' van 700 euro - voor een verblijf van 10 jaar.
Eigenlijk werd Bob Dylan op Pont Neuf geboren
Ooit, lang geleden, toen auto’s nog eeuwenlang niet waren uitgevonden, toen was Pont Neuf het centrale plein van Parijs. Place de la Concorde en de Champs-Élysées moesten nog worden aangelegd. Je kunt je dat nu niet meer voorstellen. Pont Neuf staat voor mij nu vooral synoniem met een drukke overgang van rive droite naar rive gauche, waar je slechts kunt oversteken met gevaar voor eigen leven. Maar dat was ooit anders. Wat is zo bijzonder aan de Pont Neuf?
Fier, op de spits van Île-de-la-Cité zit Hendrik IV op zijn paard vergoten in een standbeeld. Aan deze koning danken we Pont Neuf. Wat is het verhaal? Om zich sneller in veiligheid te brengen tegen allerlei gespuis wilde Hendriks voorganger, met dezelfde naam maar een cijfertje lager, een brug laten bouwen die van het eilandje Île-de-la-Cité direct naar het Louvre leidde. Alsof hij het al voorvoelde, werd hij inderdaad vermoord. Zijn opvolger, Hendrik IV, was een notoire rokkenjager maar ook een van de beste koningen die Frankrijk ooit heeft gehad. Hij wist de eenheid in het land terug te brengen en zorgde voor economische voorspoed. Toen hij als eerste in december 1605 met zijn paard over de nieuwe brug galoppeerde begonnen de Parijzenaren enthousiast aan het eerste standbeeld voor hun koning. Dat beeld werd in de negentiende eeuw vervangen door het huidige exemplaar aan Pont Neuf.
Leuk verhaal, maar… wat is nu zo speciaal aan die Pont Neuf? Iedereen, werkelijk iedereen die met mij meegaat op een wandeltour begint altijd over die Pont Neuf. Het is gewoon een brug, zoals 36 andere bruggen over de Seine in Parijs. Alhoewel. Zo gewoon is ie ook weer niet. Na al die houten constructies uit de Middeleeuwen was deze brug de eerste van steen. Vandaar Neuf. Dat betekent hier geen ‘negen’, zoals gasten vaak denken, maar ‘nieuw’. Een afgeleide van ‘nouveau’. Maar nog veel bijzonderder is dat de brug vanaf het begin er min of meer uitzag zoals die er nu uitziet. Zonder volgebouwd te zijn met huizen en andere houten gebouwen. Dankzij de nieuwe constructie van de brug konden de stadsbewoners eindelijk een blik werpen op de Seine. Daarvóór had men er geen oog voor, letterlijk en figuurlijk. De schoonheid die de Seine geeft aan de stad werd totaal niet onderkend. Dat kwam niet bij de mensen op. Integendeel, de rivier was vooral een achteloze afwatering voor afval.
Toen Pont Neuf rond 1630 het centrale middelplein van de stad was geworden, trok dat vele mensen aan van allerlei pluimages. Een bekende uitdrukking uit die tijd was: ‘Je bent er altijd zeker van om op de Pont Neuf op eender welk tijdstip een monnik, een wit paard en een hoer te ontmoeten.’ Verzekerd van een mensenmassa op de brug werd hier gretig op ingespeeld. In de Middeleeuwen waren er al de bekende troubadours die informatie overdroegen door het nieuws te zingen. Maar dat duurde vaak héééééééél lang. In de Moderne Tijd deden ze dat sneller. Ze deden er amper twee à drie minuten over. Het nieuws werd compact en op een bekende melodie gezongen. Catchy en met een goede hookline. Zo pakte je de aandacht van passanten, en hield je die net lang genoeg aan voordat ze weer verdergingen op weg naar hun bestemming. Mond-op-mond verspreidde het nieuws zich over de rest van de stad. Andere delen van het land werden met de postkoets bediend.
Maar er was meer aan de hand. Want deze liedjes markeerden ook en passant de geboorte van een nieuw soort chanson, de ponts-neufs. Eigenlijk een soort singletjes avant-la-lettre. Om nog preciezer te zijn: van de protestsong. In twee à drie minuten kon je je boodschap kwijt. Dat was vaak een scherpe tekst die de nodige impact moest genereren. Zo zou er een andere wind gaan waaien en de tijden zouden veranderen. Heeft Bob Dylan dat later ook niet gezongen? Inderdaad, eigenlijk vindt de Amerikaanse zanger daar zijn echte geboorte als artiest.
Informatie deels ontleend aan: Bart van Loo, Chanson.