Hôtel de Ville

Eén van de vele “dat-hebben-we-ook-nog”-monumenten in Parijs is Hôtel de Ville. Vaak over het hoofd gezien, maar zeker de moeite waard om nader te bekijken.


Hôtel de Ville is het grootste stadhuis van Europa. Het oorspronkelijke stadhuis is gebouwd in de 16de eeuw in een typische Renaissancestijl. De Parijzenaren deden er bijna 100 jaar over; in 1628 was het gebouw af. Dan zitten we inmiddels in de Bourbon-periode onder Louis XIII. Twee eeuwen later kreeg het gebouw 2 zijvleugels. Later in diezelfde eeuw, op 18 januari 1871, overkwam Hôtel de Ville de grootste ramp die een gebouw zich kan inbeelden: woedende Communards staken het stadhuis in brand. Van het gebouw bleef niets over. 2 jaar later, keizer Napoleon III was afgezet en Frankrijk een republiek geworden, werd er een begin gemaakt met een nieuw stadhuis. 

Ongeveer 10 jaar later was het af. De Derde Republiek was kapitaalkrachtig genoeg om het gebouw bijna dubbel zo groot te maken. De oorspronkelijke façade werd in ere hersteld door architect Jean Louis Pascal. 230 beeldhouwers werden ingeschakeld om de gevel te verfraaien. Onder andere de legendarische Auguste Rodin, die later een eigen museum zou krijgen in Parijs, vervaardigde in 1882 de sculptuur van de filosoof D’Alembert - op de linkerhoek van de gevel. 


Ook het vernoemen waard zijn op de voorgevel onder de fraaie klok de 3 waarden van de Franse Revolutie: "Liberté, Egalité et Fraternité" (vrijheid, gelijkheid èn… broederschap). En nog leuker, vind ik, ons wapen. Dat is geen leeuw of adelaar, zoals zo vaak, maar een schip. Zeer toepasselijk, want de Parijse haven lag eeuwenlang naast hôtel de ville. Ik zeg altijd maar zo: Parijs maakte de Seine beroemd en zonder de Seine had Parijs nooit bestaan. Ze zijn onafscheidelijk.

Onze burgemeester Anne Hidalgo werkt èn woont in dit gebouw. Haar werkkamer vind je rechtsvoor op de 1ste verdieping. Grote delen van het gebouw is publiekelijk toegankelijk in het 3de weekend van september, erfgoeddag. Ik ben er ooit in mei binnen geweest, maar ik ben vergeten voor welke gelegenheid. Veel goud en marmer is er te bezichtigen, naast foto’s van Hidalgo met de groten der aarde die op bezoek komen in Parijs. Maar ook veel tekeningen van kinderen die graag iets zien veranderen in hun buurt.


En afgelopen winter (die van 2023) liep er een grote tentoonstelling over 60 jaar street art. Want net als in New York is deze kunstvorm toonaangevend in de Seinestad. De expo was aanvankelijk gepland tot in februari dus ik ben vlak na nieuwjaar gaan kijken. Het bracht mij nieuw inzichten in het fenomeen street art. Ik heb daar eerder een blog over geschreven. De expo was een kassucces: 2 keer geprolongeerd om uiteindelijk pas in juni voorgoed te eindigen. Ook dát gebeurt in Hôtel de Ville.

Palais Royal

In de schaduw van het Louvre ligt Palais Royal. Dit koninklijk paleis is minder koninklijk dan de naam doet vermoeden. Het voornaamste koninklijke paleis was het Palais des Tuileries. Dat is typisch zo’n gebouw waar je ooit iets over hebt gelezen en sindsdien loop je je verloren te zoeken naar de locatie. En dat klopt want het bestaat al lang niet meer. Opgegaan in de vlammen van de Communards in het voorjaar van 1871.


De huidige functie van Palais Royal is het Conseil d’État, ofwel de Franse Raad van State. Een deel hoort bij het ministerie van Cultuur. Het paleis werd gesticht door kardinaal Richelieu, de eerste minister onder Lodewijk XIII. Na zijn dood in 1642 en een jaar later die van koning Lodewijk XIII kwam het stulpje in handen van Lodewijk XIV. De latere Zonnekoning was toen amper 5 jaar oud en dus speelde zijn moeder Anna van Oostenrijk voor regentes. Samen met de nieuwe kardinaal, de enorm machtige Mazarin, namen ze hun intrek. (Lodewijk XIV zou na 1670 naar Versailles verhuizen.) Mazarin en Anna bewoonden ieder één van 2 aan elkaar grenzende appartementen met een deur in de muur. Je kan op je vingers natellen hoe innig de relatie was tussen die twee. 


Over dat onderwerp gesproken: ook in dit gebouw, is mij verteld, verloor Napoleon Bonaparte zijn maagdelijkheid. Zo’n 140 jaar later. In diezelfde periode, eind 18de eeuw, begon de tuin in het gebouw een eigen leven te leiden. De hertog van Orléans zat in de schulden en daardoor besloot hij rond 1780 zijn laatste fondsen te gebruiken om rond de tuin een zuilengalerij te laten bouwen. De aristocraat had het San Marcoplein in Venetië in gedachten. De hertog woonde zelf om de hoek dus hij wilde enkel rustige boetieks met verkopers van parfums, horloges, kleding, gravures enz. Hiermee was de allereerste overdekte winkelpassage uit de geschiedenis een feit. Naast winkelen kon je onder de arcades ook eten, drinken en spelen in 15 restaurants, 29 cafés en 18 gokhallen. Vooral de enorme stoet prostituees was prominent. De dames huurden de bovenste verdieping van de houten galerijen. Uit heel Europa kwamen bezoekers vol bewondering naar deze tuin. 


De Jardin du Palais Royal was veiliger en schoner dan de rest van de stad die aan de vooravond van de Franse Revolutie nog altijd smerig en gevaarlijk was. Er waren al wel hier en daar olielampen maar toch bleef een groot deel van de stad in duisternis gehuld. De stank was onverdraaglijk. Geen wonder dat de Parijzenaars en toeristen graag kwamen wandelen onder de overdekte arcades rondom de tuin. 


Achterin in de tuin vinden we één van de oudste restaurants van Parijs: Le Grand Véfour (uit 1784). Ernaast, in de hoek, was ooit Café de Foy gelegen. Intussen verdwenen. De bar was een stille getuige van een onbekend gebleven maar beslissend moment in de wereldgeschiedenis. Hier begon de Franse Revolutie – niet op 14 juli 1789, maar 2 dagen eerder! Op dit terras klom journalist Camille Desmoulin op tafel en zweepte zijn toehoorders op om te muiten, de wapens te pakken en in opstand te komen. Na zijn triomfantelijke toespraak werd hij op de schouders door de tuin gedragen. 2 dagen later begaf een woedende menigte zich naar de Bastille met de bekende gevolgen. Het wordt nog ieder jaar groots gevierd op 14 juli.


Er is meer te beleven in de perfect symmetrische tuin. In 1985 besliste de toenmalige minister van cultuur, Jack Lang, om in het gedeelte tegen het paleis een monumentaal beeldhouwwerk te installeren. Dat werd Les Deux Plateaux van Daniel Buren: een geheel van 260 afgekapte zuilen verspreid over de 3000 m² grote binnenplaats. Voordien was het een parkeerplaats. Het moderne kunstwerk veroorzaakte een hevig debat over de integratie van hedendaagse kunst in historische gebouwen. Velen vonden het niet passen bij het classicistische gebouw. Nu zijn Les colonnes de Buren één van de favoriete speelplaatsen van Parijs. Altijd kinderen en tieners in de buurt.


Tot slot vinden we ergens halverwege in de tuin één van de leukste Emily in Paris-spots. In het hele park staan bankjes met verschillende slogans. Eén van die slogans luidt: “Aujourd’hui est quand demain et hier s’épousent.” (Vandaag is wanneer morgen en gisteren met elkaar trouwen.) In de allereerste aflevering zit Emily Cooper tijdens haar lunchpauze op het bankje als ze in gesprek raakt met Mindy, een Aziatische au pair. Een voorbode voor een vriendschap die als een rode lijn door de serie loopt. De mooiste grap van die scène is een montagefout. In die scène gebaart de Aziatische naar de kinderen die bij het vijvertje zitten te spelen. Maar dat vijvertje situeert zich niet voor haar neus, maar in haar rug! Hoe dat precies zit, kom je alleen achter in Jardin du Palais Royal. Zie ik je daar binnenkort?

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

De vertederende Tour Saint-Jacques 

Ik koester altijd een bijzondere sympathie voor hem. 


Dat komt in de eerste plaats doordat zijn toren altijd in de schaduw staat van al die andere pontificale, om aandacht schreeuwende gebouwen: Hôtel de Ville, Centre Pompidou, Louvre, Conciergerie, Théatre Châtelet… En dan vlakbij in een klein parkje, een square, staat ie dan: de toren die zijn kerk verloor.


Het had hem nog erger kunnen vergaan. Hij heeft tenminste nog zijn toren. Van zoveel andere kerken zijn alle sporen opgelost in de nevelen van de tijd. Van Tour Saint-Jacques dus niet, want over hem heb ik het. Het toeval dicteerde dit verloop - zoals een groot deel van de geschiedenis uit toevalligheden bestaat.


Les Halles ligt op 5 minuten lopen van Tour Saint-Jacques. Dat was de plek waar eeuwenlang de grootste markt van Parijs stond, dag in dag uit. De bakker, de slager, de groenteman, de visman, de bloemist… Elk van die beroepen had zijn eigen kerk. En vrijwel geen van die kerken bestaan nog. Allemaal het slachtoffer geworden van de onvergelijkbare volkswoede die Franse Revolutie heet. Een soort beeldenstorm tegen kerk en koning. 


En dus ook de laat-gotische Sint Jacobskerk, die begin 16de eeuw speciaal was gebouwd voor het slagersgilde, moest eraan geloven. Maar in tegenstelling tot al die andere kerken behield Saint-Jacques wel zijn toren. Het verhaal hierachter gaat verschillende kanten op. De toren zou gespaard zijn ter ere van de natuurkundige Blaise Pascal die experimenten met luchtdruk uitvoerde bij deze toren. Zijn standbeeld is te bewonderen onder de toren.


Mij is ook ooit een andere reden ter ore gekomen. Op het uitbreken van de Franse Revolutie in Parijs volgden jaren van dood en verderf. Een ware burgeroorlog. De revolutionairen vernielden alles wat los en vast zat en waar koning en kerk iets mee te maken hadden. Maar diezelfde opstandelingen vervaardigden ook kanonskogels om de oorlog te voeren. En die kogels zouden onder andere vervaardigd zijn bovenop die 67 meter hoge toren van de heilige Jacques. Via een gigantische schans gleden die kanonskogels in een grote bak water om af te koelen en daarna als munitie ingezet te worden. 


Helaas kan ik dit verhaal nergens verifiëren. Wat ik wel tegenkom is een soortgelijk verhaal over iemand die later in de 19de eeuw een loodgieterij zou zijn begonnen in de toren van Sint Jacob. De onaffe toren van 67 meter zou van een geschikte hoogte zijn geweest om zogenaamde looddruppels af te laten koelen en hier ballen van te maken. 


Ook werd in 1891 een klein weerstation geïnstalleerd op de eerste verdieping. 


Tour Saint-Jacques is internationaal vermaard voor degenen die de Camino hebben gelopen, de pelgrimstocht naar Santiago de Compostella. De toren, gewijd aan Jakobus de Meerdere, is één van de vertrekpunten van de zogenaamde chemin de Compostella, de weg naar Noord-Spanje. Sinds 1998 is de Parijse toren zelfs officieel opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO.


De toren is ook het vertrekpunt van de oudste straat van Parijs: Rue Saint Jacques, die helemaal langs de Sorbonne universiteit loopt en in de Romeinse periode ook wel Cardo Maximus heette. Nog altijd vind je in het trottoir schelpenbuttons die de Camino markeren. Aan de andere kant gaat Rue St. Jacques à rive droit over in Rue St. Martin helemaal tot aan Gare de l’Est. Als je dit voorjaar naar Parijs komt, zie de dappere toren dan niet over het hoofd!

De 4,5 vrijheidsbeelden in Parijs

Weinig symbolen zijn zo verweven met Amerika als het Vrijheidsbeeld. Ik moet altijd denken aan het begin van The Godfather II wanneer kleine Vito arriveert bij Ellis Island, waar de immigranten werden opgevangen. In de spiegeling verschijnt Lady Liberty en de belofte die ze doet. We proberen allemaal iets van het leven te maken en Vito deed dat op zijn manier. 


Net als al die migranten die de heroïsche geschiedenis van de Verenigde Staten zouden schrijven, zo kwam ook het Vrijheidsbeeld van overzee. Haar wortels lagen in Frankrijk. Ze was een cadeautje. Frédéric Bartholdi was de ontwerper en zijn moeder stond model. 


Aanvankelijk was het beeld bedoeld als een enorme vuurtoren aan de noordelijke ingang van het Suezkanaal. Maar het beeld was te duur voor Egypte. Het idee veranderde, het skelet van de constructie bleef een gietijzeren raamwerk, ontworpen door Gustave Eiffel. Onder de titel La liberté éclairant le monde (De vrijheid die de wereld verlicht). In juli 1884 werden 350 delen van het bouwwerk in Frankrijk vervaardigd. Als een bouwpakket werden alle onderdelen naar de Nieuwe Wereld verscheept. In 1886 werd de dame onthuld. Dit speelde zich dus allemaal af voordat Eiffel zijn eigen toren in de steigers zette in Parijs.


Waarom schrijf ik deze hele inleiding? Geloof het of niet, maar wij in Parijs hebben zelf ook een Vrijheidsbeeld staan. Sterker nog, we hebben er verschillende. Kennelijk moest meneer Eiffel oefenen voordat het uiteindelijke Amerikaanse beeld van 46 meter hoog (inclusief sokkel: 93 meter) kon gerealiseerd worden. Het meest in het zicht valt een Parijse variant van het Vrijheidsbeeld op het eiland Île aux Cygnes. Vroeger maakten de meeste rondvaartboten hier een bocht aan de westkant van de stad. Het eiland ligt ver voorbij de Eiffeltoren en hier komen amper toeristen. 


Dit beeld op Île aux Cygnes is 11,5 meter hoog en werd onthuld in 1885, een jaartje voor de uiteindelijke versie in New York. Aanvankelijk wilde Bartholdi het beeld gekeerd hebben in de richting van de oceaan, naar New York. Maar dat ging niet door. Het beeld mocht niet met de rug naar het Élysée gedraaid worden waar de president woonde. En dus hield de kleine dame in de eerstvolgende jaren de groeistuipen van de Eiffeltoren (1887-1889) nauwlettend in de gaten. Vanaf de Wereldtentoonstelling van 1889 heeft het beeld wel altijd met haar rug naar de stad Parijs gestaan. 


Jaren geleden besloot ik op een dag naar het museum Arts & Metiers te gaan, aan de rand van Marais. Ook daar staat pal voor de ingang een replica van het Vrijheidsbeeld. Typisch, want dit museum gaat over technologie, wetenschap en uitvindingen. Net als de Eiffeltoren was het Vrijheidsbeeld het toonbeeld van destijds toonaangevende technieken en materialen. Overigens de oudste maquette van het beeld staat binnen in de kerk van Arts & Metiers uit 1876.


Nog een plek waar we de vrijheidsdame tegenkomen: verstopt achter struiken en bomen in Jardin du Luxembourg. Al sinds 1906, aan de kant van Montparnasse. En dan zijn we er nog niet, want er is nóg een exemplaar. Verstopt in een gebouw. Als je Musée d’Orsay binnenloopt dan is één van de eerste beelden die je ziet in de grote stationshal opnieuw een replica van het Vrijheidsbeeld. Dit beeld stond eerder in Jardin du Luxembourg. Om het te beschermen tegen de natuurelementen hebben ze deze binnengezet. 


Maar we zijn er nog altijd niet. Ergens halverwege tussen Jardin du Luxembourg en Musée d’Orsay vinden we een opvallend, markant beeld: Centaure. Je vindt het niet zonder vergrootglas maar ergens ten hoogte van de borst van dit menspaard is een minuscuul Vrijheidsbeeldje verstopt. Zie het als een uitdaging om de volgende keer in Parijs dit halve Vrijheidsbeeld terug te vinden.

 

Ps: En dan vinden we, tot slot, nóg een ander deel van het bekende Vrijheidsbeeld, schuin tegenover de Eiffeltoren, aan de andere kant van de Seine. Honderd jaar na de verscheping van het volledige beeld schonken de Amerikanen de Fransen een cadeau om te bedanken voor het Vrijheidsbeeld. Een vlam op ware grootte van het beeld op Staten Island. Weer 10 jaar later, in 1997, crashte Lady Diana in de tunnel onder dit monument en liet het leven. Sindsdien is de Flamme de la Liberté spontaan een gedenkteken waar op ieder moment van de dag bloemen en foto’s liggen en mensen even stilstaan om Diana te herdenken. 

14 juli : Bastilledag

Een van de grootste teleurstellingen in Parijs is de Bastille. In het bijzonder voor mijn gasten. Van de beruchte gevangenis rest niet veel meer dan enkele buttons in de grond die de contouren markeren van de muren. En dan zie je als gids vragende ogen: is dit alles? Er moet toch meer zijn?

Dé legendarische datum is natuurlijk 14 juli 1789. Op die dag liep een woedende meute in de buurt van Saint Antoine om de Bastille te bestormen. Het is overdreven om te stellen dat het allemaal op 1 dag gebeurde, maar de ontwikkeling die toen in gang is gezet zorgde er wel voor dat het ancien regime – de vastgeroeste standenmaatschappij van adel, geestelijken en burgers – toch in enkele decennia afbrokkelde. Klassen en veel sociale mobiliteit kwamen ervoor in de plaats. Ofwel: meer kansen om te groeien en onszelf te ontplooien in een vrije samenleving. Zeker in combinatie met de gelijktijdige Industriële Revolutie zijn we er in de afgelopen 200 jaar (weliswaar met horten en stoten) flink op vooruit gegaan. Daar mogen we nog iedere dag dankbaar voor zijn.

Op 14 juli schreef koning Lodewijk XVI in zijn dagboek: ‘rien’. Alsof er niets was gebeurd die dag. Hij had vanuit ‘het verre’ Versailles de betekenis van deze Parijse dag nog niet helemaal door. 4 jaar later zou hij de betekenis aan den lijve ondervinden. Op het schavot.

Terug naar 14 juli 1789: de waarheid is dat de gevangenis nagenoeg leeg stond toen de revolutionairen het mastodont aanvielen. Ze vonden niet meer dan 7 gevangenen in het hele complex. Het gebouw verkeerde in slechte staat en verregaande plannen om het gebouw af te breken stonden al op papier. Het was een kwestie van tijd.

De Bastille was typisch zo’n duister product uit de Middeleeuwen. Koning Charles V liet in 1356 een verstevigde fort bouwen om zijn volk en zichzelf te beschermen. Al die tijd verdedigde de Bastille de stad en was het een residentie voor de koninklijke familie. In de 17de eeuw maakte kardinaal Richelieu - de sluwe, machtige rechterhand van Lodewijk XIII en antagonist in het boek De 3 Musketiers - er een detentie van. De gevangenis werd vooral bevolkt door edelen en intellectuelen.

De legende verstevigde het beeld van de Bastille als een plaats van gruwel en onderdrukking. Deze weerzinwekkende verhalen werden echter uit enkele dikke duimen gezogen - gevoed in de loop van de 18de eeuw toen de Parijzenaars crepeerden en de familie Bourbon zichzelf zat te verrijken in Versailles. De realiteit was anders. De mensen die vastzaten wegens een lettre de cachet (een bezegelde brief van de koning) genoten een uitzonderlijk comfortabel regime met eigen huispersoneel. De gevangenen kregen de vrijheid om te wandelen (ook buiten de gevangenis), ze mochten bezoek ontvangen, kregen toegang tot de bibliotheek, en mochten brieven schrijven. De diners waren op kosten van de koning (de menu's werden 's ochtends aan de gevangenen ter goedkeuring aangeboden). Zo kostte de opsluiting van de Markies de Sade 600 pond per kwartaal. Die liet hij betalen door zijn schoonfamilie.

De bestorming in de zomer van 1789 stimuleerde de afbraak van de gevangenis. Stenen van de Bastille werden als souvenirs verkocht. Maar het merendeel van het bouwmateriaal dat vrijkwam bij de sloop vond zijn weg naar de Pont de la Concorde die toen werd gebouwd.

En daarmee komen we met een korte U-bocht terecht bij dat andere symbool van de Franse Revolutie: Place de la Concorde. Tussen 1793 en 1795 stond hier de guillotine. Nu is dit plein het middelpunt van de feestelijkheden op 14 juli, met als hoogtepunt de parade. Allemaal ter ere van de bestorming van de gevangenis aan de andere kant van de stad op die ene zomerdag in 1789.

Tour Montparnasse 50 jaar

Verliefde harten dansten er op straat, dronken van liefde en de alcohol. Montparnasse was één groot feest in de jaren 1920. Enkele duizenden Amerikaanse expats waren te vinden in de grote restaurants die aan de boulevard Montparnasse als paddenstoelen uit de grond kwamen. Adressen waar ook bohemiens op de banken hun roes uitsliepen. Die culturele sfeer bleef lang na-echoën. Decennia later was de wijk ook de pleisterplek van filosofen en schrijvers als Sartre, Beauvoir en Camus. Montparnasse was slechts een groot park gescheiden van Saint-Germain en Quartier Latin. Dit was het intellectuele hart van Parijs. Ikzelf heb altijd moeten denken aan de regels van Wim Sonneveld in het bitterzoete liedje over Annemarie: In de regen nam ik je mee/ Ik wist een café/ Een vrolijk terras/ Er bestond geen tijd en we bleven/ Kijken naar ’t leven/ Op Montparnasse. (Wim Sonneveld - Annemarie 1965 - YouTube)


Dat is een liedje uit 1965. De sfeer had toen al een ander karakter gekregen. De toekomst van de wijk nam een andere afslag en Montparnasse zou onherroepelijk veranderen. Dat is altijd makkelijk gezegd, dat iets voorgoed gaat veranderen. Die uitdrukking wordt vaak achteloos gebruikt, maar in dit geval is ze ontegenzeggelijk waar. De Amerikaanse cultuur liet opnieuw zijn gezicht zien, maar nu op een heel andere manier dan 40 jaar daarvoor toen al die expats hier woonden. Parijs wilde concurreren met New York City. Parijs wilde ook een wolkenkrabber. 


En zo geschiedde. Het culturele hart van Montparnasse werd grotendeels met wortel en al gestolen. Eind jaren ’60 werden de plannen steeds concreter en tegen 1973 was de ellenlange toren een feit. 210 meter hoog, 2/3 van de hoogte van de Eiffeltoren. 25 liften waarvan 2 voor toeristen. In 38 seconden ben je van de grond tot de top. Dat geeft een lichte, pijnloze druk op je oren. Je waant je Sjakie in zijn glazen lift als je 56 verdiepingen omhoog zoeft. Nog 1 verdieping hoger ben je in een exclusief restaurant, een kleine bioscoop en tentoonstellingshal. Met de trap omhoog ligt de hele stad aan je voeten. Vanaf een panoramisch terras op het dak kan je de stad over 360 graden observeren. Haar in de wind. Bij helder weer kijk je 40 kilometer ver. 


5000 mensen werken onder één dak. Zij werken voor bedrijven zoals Axa en MMA Verzekeringen, Internationale Unie van Architecten, Eramet (mijn en metaal) en Al-Jazeera. Voor (oud-)presidenten zoals Macron en Mitterrand was een verdieping vrij gemaakt als de hoofdzetel van hun verkiezingscampagne. In de jaren ‘80 en ‘90 werd op de 56ste verdieping de nationale lottotrekking uitgezonden. 


Tour Montparnasse stond in 2008 prominent in de top 3 van de lelijkste gebouwen ter wereld. Toch verkiezen voldoende mensen deze toren: wachtrijen zijn kort en in het prachtige uitzicht ontbreekt Tour Montparnasse. Bovendien is je skyline nagenoeg compleet, want als je op de Eiffeltoren staat mis je in je zicht uiteraard de Eiffeltoren zelf. De Parijzenaars hadden onmiddellijk spijt van het gebouw. Daarom werd een wet gestemd die er nog altijd voor zorgt dat in het centrum van Parijs niet hoger gebouwd mag worden dan de gemiddelde Haussmanniaanse appartementencomplexen. Dat zijn die typische Parijse huizen van ongeveer 6 à 7 verdiepingen (ongeveer 20 meter hoog), in min of meer dezelfde kleur en met die veelal zinken daken die de architectonische eenheid van Parijs onderstrepen. 


Nog altijd steken weinig mensen de loftrompet op over Tour Montparnasse. Maar daar komt misschien verandering in. Met de Olympische Spelen op de kalender zijn er grote plannen om de toren een metamorfose te laten ondergaan. Geheel in lijn met het stadsbeleid is groen leidend. De muren zouden versierd worden met tuinen en plantenbalkons op verschillende verdiepingen. De bruine gevel krijgt een spiegelende of zelfs doorzichtige façade. Dat grote plan, waar 300 miljoen euro mee gemoeid is, zou in 2024 afgerond moeten zijn. 


Als ik passeer, en dat is vrijwel dagelijks, zie ik tot op heden – juni 2023 – nog opvallend weinig tekenen die op dat plan duiden. Ik zal voor jou, mijn trouwe lezer, blijven observeren.

Champollion, of: hoe de obelisk naar Parijs kwam

Op 14 september 1822 rende Jean-François Champollion zijn huis uit in staat van opperste verrukking. Hij had iets ontdekt. Zijn ontdekking zou een gat van 1300 jaar overbruggen.


Champollion snelde zich naar het Institut de France, aan het einde van zijn straat, Rue Mazarin. Hier buigen intellectuelen in allerlei commissies door de eeuwen heen zich over de Franse taal, kunsten en wetenschappen. “Het is me gelukt!” riep hij uit. Een soort Eureka-moment maakte zich meester van hem. En daarna viel hij flauw.

Champollion was een polyglot, ofwel: hij had verschillende woordenboeken ingeslikt. Hij beheerste meerdere talen, had zich verdiept in de talengeschiedenis en linguïstiek. En nu had Champollion op zijn kamertje na jarenlange onuitputtelijke inspanning de eeuwenoude hiërogliefen ontcijfert. Fascinerende tekens die we onvermijdelijk tegenkomen als we de oude Egyptische cultuur binnentreden. Dat waren niet zomaar oude letters of indicaties zoals in het Chinese alfabet. Nee, het waren pictogrammen met figuren, zoals dieren en mensen. Onze westerse ogen hadden geen enkel benul wat ze precies betekenden. Die oude informatie was samen met het Romeinse Rijk ten grave gedragen. Tot grote frustratie van de westerse geleerden.

En nu was er die jonge kamergeleerde van 31 jaar die dacht al die tekens ontcijferd te hebben. Was het een mijlpaal in de geschiedenis van de mensheid of gewoon jeugdige overmoed? 

Naast zijn gave had Champollion ook een klein beetje het geluk aan zijn zijde. De Fransen onder leiding van Napoleon hadden een blok zwart graniet (Steen van Rosetta) ontdekt waarop simultaan inscripties te lezen waren in 3 talen: Grieks, hiërogliefen en demotisch (populaire versie van de hiërogliefen). Dat had hem op het juiste spoor geholpen bij de decodering. Maar toch, niemand deed het hem voor of na.


En dus werd Champollion naar Egypte gestuurd om zijn bevindingen te staven. Wat bleek? Alles klopte! Hij was uitzinnig van vreugde en diep onder de indruk wat hij allemaal terugvond in dat magische land langs de Nijl. Een avontuur met Indiana Jones-achtige trekjes.


Hij werd ontvangen door koning Lodewijk XVIII en mocht op audiëntie bij de Paus. En in Luxor ontdekte hij een obelisk waarop hij verliefd werd en die hij het liefste mee naar huis nam. De obelisk stamde uit de 13de eeuw voor Christus, toen Ramses II regeerde – een farao die zelfs figureert in de Bijbel. De Egyptische onderkoning Mohammed Ali was begin 19de eeuw niet bijster geïnteresseerd in het cultureel erfgoed van zijn voorvaderen. Frankrijk en Engeland deelde de lakens uit in het Midden-Oosten en Mohammed hield ze liever te vriend. Daarop schonk hij beide landen een obelisk. 


Ik heb ook verhalen gehoord dat Frankrijk kon kiezen tussen een aftandse piramide of een gave obelisk en dat ze voor de 2de optie kozen. Boze tongen beweren dat de obelisk als gift slechts de Franse versie van het verhaal is. Volgens de Egyptenaren hebben ze de obelisk gestolen. Hoewel een Egyptische gast enkele weken geleden stellig tegen me was: het is echt een cadeau van Ali.


Hoe het ook zij, uiteindelijk arriveerde de obelisk in Parijs, maar vraag niet hoe. De hele operatie – demonteren van de obelisk, transport over de Nijl, de zee en de Seine, en het omhoog takelen in Parijs – duurde niet minder dan 5 jaar! Uiteindelijk, op 25 oktober 1836 stond de obelisk fier overeind op Place de la Concorde. Een prachtig nieuw monument die de duistere tijden van de guillotine op hetzelfde plein definitief moest doen vergeten. 


Helaas voor hemzelf maakte Champollion dit gebeuren niet meer mee. Hij overleed in 1832 aan cholera. In zijn dromen had Champollion de obelisk het liefste voor de zuilengalerij van het Louvre of voor het hoofdportaal van de Madeleinekerk gezien. Het oudste monument van Parijs - 3300 jaar oud! – staat nu precies op de kruising tussen enerzijds de as van de Champs-Élysées - Louvre en anderzijds de as Assemblée National - Madeleine. 


Champollion zelf rust op de beroemde begraafplaats Père Lachaise. Met een obelisk op zijn buik. 

 

Informatie deels ontleend aan: Stad van Ideeën van Alec van der Horst

De schittering van de Seine


Ik heb haar gezien terwijl de zachte herfstzon in haar onderging. Op een ander moment spande een dubbele regenboog zich boven haar stromende water. Letterlijk oogverblindend is ze als de zon glinstert in haar water. Talrijke gebouwen aan beide oevers buigen in een monumentale erehaag. Voor haar. De Seine nodigt uit voor poëtische omschrijvingen en filosofische overpeinzingen.  

Maar ooit was het anders. Het ideaalbeeld van schoonheid, rust en harmonie in een oeverloze stad bestaat amper 100 jaar. 

Vóór die tijd was de Seine, die haar naam waarschijnlijk ontleende aan het Keltische woord ‘slang’ (in het latijn ‘Sequana’), bijna één en al miserie. Het toonbeeld van vuilnis en vervuild water. Ze lag vol met zogenaamde bateaux lavoirs. Wasboten. 9.000 vrouwen en 10.000 mannen zwoegden op deze drijvende werkplaatsen. Voordat machines de was deden schrobden mensen met wasborden tot kleren weer schoon waren. Onnoemlijk harde labeur.

En ze lag vol met lijken. Vele mensen pleegden zelfmoord in de Seine. In romans en in het echt. In boeken van Balzac, in Les Misérables van Victor Hugo. Bij Sartre dreigt ene Mathieu van de Pont-Neuf te springen om zich toch op het allerlaatste moment te bedenken. “Het zal voor de volgende keer zijn,” lezen we in L’Age de Raison. In de eerste helft van de 20ste eeuw begon een detectiveboekje zelden voordat er een lijk was gevonden in de Seine. 

En dan had je nog de overlast die de rivier zelf bezorgde. Tegenwoordig is la crue, de fameuze overstromingen van de Seine, vooral een zorgenkindje. Ik heb er twee meegemaakt: een grote in 2018, waarbij zelfs plannen waren om de gigantische depots van het Louvre te ontruimen en de kunstwerken tijdelijk te verhuizen naar het platteland. En in maart 2020, een week voor de covid-confinement (lockdown), nadat de Seine maandenlang al hoog stond. Die van 1910 spant de kroon. Maar la crue is niet altijd enkel en alleen overlast. In de Middeleeuwen hadden de overstromingen ook nut: ze zorgden ervoor dat de stad, die altijd stonk en smerig was, eens in de zoveel tijd goed gereinigd werd.

Het ging een heel stuk de betere kant op met de Seine in de 2de helft van de 19de eeuw. Baron Haussmann veroorzaakte een stedenbouwkundige revolutie in Parijs en veranderde alles. Hij legde riolering aan zodat de Seine niet meer een vuilstort was, hele huizenblokken werden verwijderd zodat er zicht werd gecreëerd op de rivier, de kades langs de Seine werden aangelegd, en de bouquinisten kregen hun vaste plaats waarmee ze vanaf 1895 de grootste openlucht boekenwinkel ter wereld vormden.

En de kunsten deden de rest. Om te beginnen de literatuur. Emile Zola was de eerste schrijver in zijn L’Oeuvre (1886) die de schoonheid van de Seine gebruikte om de passie tussen twee geliefden op te roepen. Claude en Christine staan oog in oog aan de Seine en met het water borrelt ook hun liefde op.

Dat zette de toon. Beetje bij beetje kreeg de rivier zijn onweerstaanbare aantrekkingskracht. Of de verbeelding nu de werkelijkheid beïnvloedde of andersom… ach, het zal vast een wisselwerking zijn geweest. Het enige wat nog moest gebeuren was het vastleggen door de fotograaf. Het was Brassaï die verantwoordelijk is voor een groot deel van de nu nostalgische foto’s uit een Parijs waar iedere toerist stilletjes van droomt. Het zogenaamde ‘echte’ Parijs van vóór en na de Tweede Wereldoorlog, van een wereld die je zoekt in oude, smalle straatjes. Eindeloos en tevergeefs. Dat verlangen zorgt ervoor dat je blijft terugkomen naar Parijs. Daar waar zij, de Seine, kalm en beheerst je staat op te wachten om je ongegeneerd te verleiden. Telkens weer.

Oprecht gelukkig in Musée d’Orsay 


Op een donderdagochtend in een najaar kwam er een koppel niet opdagen voor een tour. Dat kan gebeuren. Ik had ineens een gat in mijn programma. Dit moment was een prachtkans om mijn Parijse bucket list wat bij te werken. 

Ik was er al eerder geweest. Twee tot drie keer eerder. Maar dat was al weer zo’n vijf jaar geleden. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om het - in mijn herinnering - mooiste museum te bezoeken: Musée d’Orsay. If my memory would serve me well. En dat deed het. Want wat zelden gebeurt in mijn leven, gebeurde wel op die donderdagochtend: ik was nog even diep onder de indruk van iets als jaren daarvoor. 

Musée d’Orsay ligt aan de oevers van de Seine, aan de overkant van het Louvre. Het verhaal is bekend: Orsay was gebouwd als een station, voor de trein naar het zuiden. Dat is nog altijd te lezen aan de gevel met reisbestemmingen als Bordeaux, Orleans, Poitiers, Toulouse... Beloftevolle oorden waar de zon altijd schijnt. Het station was af in 1900, klaar voor de beroemde wereldtentoonstelling. Nog vóór de Tweede Wereldoorlog waren de treinen over geplaatst naar Gare Montparnasse, een beetje zuiderlijker in de stad. Het perron van Orsay was namelijk te kort geworden voor de nieuwe elektrische treinen. Of de treinen waren te lang. Het is maar hoe je het bekijkt.

Daarna stond het gebouw heel lang leeg. Pas in 1986 gaf het stadsbestuur een nieuwe bestemming. Voormalig Gare d’Orsay was uitverkoren om een van de mooiste musea ter wereld te worden. Met kunst uit de periode 1848 tot 1914 voornamelijk uit Jeu de Paume, het kleine museumpje in Jardin de Tuileries. 

Dat stond mij dus te wachten op die donderdagochtend. Ik liep binnen in een andere wereld. Een enorme ruimte, de voormalige stationshal, groot en vol licht. Alsof je in een moderne hemel bent aanbeland. En dan de collectie… uiteraard de vijfde verdieping: Manet, Monet, Renoir, Gaugain, Seurat, Cézanne, Toulouse-Lautrec, Van Gogh... De lijst is eindeloos. Het mooiste van het mooiste van het impressionisme. En dat in deze natuurlijk belichte ruimte. Ik was plotseling oprecht gelukkig die donderdagochtend, zoals ik dat zelden ben. Zomaar een moment in een mensenleven. Mijn herinneringen hadden dus gelijk. 


Maar dat was niet alles. Want ook als u niet van kunst houdt, dan is dit museum een belevenis. Aan de Seinekant, op de 5de verdieping, is daar het enorme raam. Met een prachtig uitzicht op de Tuilerietuin en daarachter op de heuvel van Montmartre, fier de kalkwitte kerk van de Sacre Coeur. Bij dit venster, tevens stationsklok, staat vaak een flinke rij toeristen om die ene gedenkwaardige foto te maken. Alleen dit is al de moeite waard. 

Op die donderdagochtend in een najaar was het heerlijk rustig. Zeker voor elf uur. Er liep een klasje rond van 6-, 7-jarigen die kunst aan het happen waren. Het was vertederend om te zien. Een gids van het museum liet op zijn tablet een fragment zien van een schilderij. Aan het klasje om het werkelijke schilderij in het museum te zoeken. Als jonge honden achter een bal liepen de kinderen regelrecht naar Bal du moulin de la Galette, het monumentale doek van Pierre-Auguste Renoir. En even later zag ik dezelfde kinderen gebiologeerd luisteren naar de gedetailleerde uitleg van de gids. Kunst en cultuur worden er in Frankrijk met de paplepel ingegoten. 

Mocht u eraan twijfelen, Musée d’Orsay is inderdaad ook het decor van de ontroerende Martin Scorsese-film Hugo. Over het weesjongetje dat rondhangt in het station. Een film als een prachtige ode aan het ontstaan van de film. Zo rond de voorlaatste eeuwwisseling. Inderdaad, dezelfde periode als de bouw van ditzelfde station. Zo is die cirkel mooi rond, zo rond als het indrukwekkende uurwerk van Orsay.

Josephine Baker bijgezet in het Panthéon


Nog het meest is Lodewijk XV, die een groot deel van de 18de eeuw regeerde, bekend van de meubilair- en decoratiestijl, zoals dressoirkastjes, stoelen en tafeltjes. Echt louis quinze, zeggen we dan. In het begin van zijn regeerperiode werd hij nog le Bien-aimé genoemd, ofwel ‘de geliefde koning’. Maar hoe langer op de troon, hoe impopulairder hij werd. Hij zou indirect het zaad zaaien waar de haat van de revolutionairen uit voortkwam. En zijn opvolger, Louis nummer 16, werd daar het slachtoffer van. 

Het verhaal wat ik wil vertellen gebeurde halverwege zijn regeerperiode. Lodewijk leed onder een zware jichtaanval. Hij was op sterven na dood. Hij bad tot zijn god en beloofde dat wanneer hij zou genezen, dat hij uit dankbaarheid een kerk zou laten bouwen. Wat gebeurde er? Hij genas! Dus nu moest hij wel die kerk laten bouwen. Hij zou de kerk wijden aan de heilige Geneviève. Dat was die zuster die al biddend Parijs wist te behoeden voor de Hunnen. De kerk kwam te staan op de heuvel waar ooit, lang geleden, haar abdij had gestaan. 

Architect Jacques Soufflot ging in 1744 vlijtig aan de slag en liet zich inspireren door het ontwerp van de Saint Paul’s Cathedral in Londen - uit de eeuw daarvoor. Het bouwen van de kerk had nogal wat voeten in de aarde. Vele decennia gingen voorbij toen de koning in 1775 overleed. Aan de pokken; hij was 64 jaar oud. Maar nog altijd was die kerk niet af. Soufflot en zijn bouwvakkers bouwden ijverig door. Toch waren ze niet op tijd klaar; ze waren een jaar te laat. Het gebouw werd opgeleverd in 1790, maar toen was zijn lot al bezegeld: een kerk zou het nooit worden. Wie gooide roet in het eten? De oproerkraaien van de Franse Revolutie. Die was een jaar eerder in volle hevigheid uitgebarsten. Naast de koning en zijn entourage zagen de revolutionairen ook alle geestelijken als hun natuurlijke vijanden. Alle kerken moesten ontwijd worden. En dus van die geplande Sainte-Geneviève kerk kwam niets meer in huis. 

Uiteindelijk is de kerk een soort tempel geworden. Een pantheon. In plaats van dat het gebouw gewijd is aan alle goden werd het meer een mausoleum waar belangrijke Fransen werden bijgezet die iets wezenlijks hadden bijgedragen aan de Franse geschiedenis en cultuur. De zogenaamd “grote Fransen aan wie het vaderland erkenning brengt”, zoals vrij vertaald op de voorgevel van het Panthéon staat te lezen. En dat is niet gering.

Wie hebben de eer om hier hun laatste rustplaats te vinden? Militairen, politici, wetenschappers, filosofen, kunstenaars, literatoren… Klinkende namen zoals Voltaire, Jean-Jacques Rousseau, Victor Hugo, Émile Zola, Jacques Soufflot (de architect van het gebouw)… Ook ene Jean-Guillaume de Winter ligt in een van de sarcofagen. Hij was een Nederlander die in het leger van Napoleon had gevochten. 

Er liggen ook enkele vrouwen in de crypte van het Panthéon. 4 welgeteld, waaronder Madame Curie, die van de radioactiviteit, en Simone Veil. Die laatste mocht haar man meenemen in de sarcofaag, wat heel uitzonderlijk is. Veil overleefde een concentratiekamp, was Frans minister van volksgezondheid en voorzitter van het Europese Parlement begin jaren ‘80. Wie bepaalt wie er bijgezet wordt in het Panthéon? Dat is de president van de republiek. De huidige chef d’état, Emanuel Macron, heeft na Simone Veil opnieuw een vrouw uitgekozen om in het Panthéon bijgezet te worden. Ditmaal een internationale legende: Josephine Baker. De schrijver Laurent Kupferman droeg haar voor met een petitie die 50.000 keer werd ondertekend. 

Baker wordt de eerste zwarte vrouw in het Panthéon. Nadat Josephine zich door haar eerste vaderland verstoten voelde werd ze bejubeld in Parijs. Daarna heeft ze veel teruggegeven aan haar tweede vaderland. Ik citeer uit onze eigen blog over Josephine Baker: “Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze actief in het Franse verzet. Ze had ook de keuze om veilig terug naar de Verenigde Staten te gaan. Daarentegen bracht ze geheime boodschappen naar Noord-Afrika en Spanje. Met gevaar voor eigen leven. Na de bevrijding regende het Franse onderscheidingen.”  

En nu, bijna 100 jaar nadat ze in Parijs debuteerde, in de Folies Bergère, wordt ze toegevoegd aan het illustere rijtje Grote Fransen in het Panthéon. Chapeau!!

Conciergerie en Sainte-Chapelle: een geschiedenis van donker en licht 


Ze kwamen uit Connecticut. Twee koppels. Op een zondagochtend hadden ze in een grotere groep een picknicktour op Place des Vosges met mij gedaan. En dat was ze goed bevallen. Ze vroegen me of ik die zondagmiddag iets te doen had. En of ik ze mee zou willen nemen naar het graf van Napoleon en de kerker van Marie-Antionette.

Naar de tombe van Napoleon heb ik u, beste lezer, vorige week al meegenomen. Deze week de kerker van Marie-Antionette. En eigenlijk nog veel meer. Want de gevangenis van Marie-Antionette ligt in de conciergerie. Indrukwekkend, maar u kunt uw bezoek nog veel interessanter maken. Hoe? Dat vertel ik u zo meteen.

Voordat zij naar de guillotine werd gevoerd op Place de la Concorde, werd Marie-Antionette vastgehouden in de kerker van de conciergerie. De conciergerie was oorspronkelijk het Middeleeuwse paleis van de oude koningen. Toen koning Karel V in de 14de eeuw was weggejaagd naar het Louvre werd de conciergerie ingericht als het hoogste gerechtshof.

Vergeet de Eiffeltoren, de Notre-Dame, Arc de Triomphe… als u iets wilt meekrijgen van de echte geschiedenis van Parijs bezoekt u dan de conciergerie. Of eigenlijk zeg ik dat verkeerd. Natuurlijk is het allebei geschiedenis. Het zijn eigenlijk twee kanten van eenzelfde medaille. Of eigenlijk is het als een foto en zijn negatief. Licht en donker.

De geschiedenis van de conciergerie behelst de donkere kant van de stad, zonder welke de pracht en praal geen betekenis heeft. Want Parijs is niet alleen de stad van de bals en de wereldtentoonstellingen, de paleizen en de verfijnde cultuur, joie de vivre en de mode. Voor de prachtige parken is er de overlast van de miljoenen ratten. Voor iedere koning staan de talloze terechtstellingen. Voor ieder adembenemend uitzicht is er de schaduwrijke kerker. En daar zat de wereldvreemde koningin Marie-Antoinette te wachten op haar executie. Maar ook al was ze de meest verafschuwde persoon van het land tijdens de Franse Revolutie, toch werd ze nog behandeld als VIP. Ze had een eigen privévertrek tot haar beschikking inclusief een kapel. Die kunt u nog altijd bezichtigen. Ronduit indringend. 
 

Ik had u beloofd te vertellen hoe u uw bezoek aan de conciergerie kunt opwaarderen. Maar bedenk wel, dat kunt u het beste beslissen voordat u de conciergerie bezoekt. U heeft namelijk de keuze om een combiticket te nemen met het prachtige gebouw dat er naast staat: Sainte-Chapelle. Voor slechts 15 euro heeft u een onvergetelijke ochtend of middag. Dat gold dus ook voor onze Amerikaanse gasten op die zondagmiddag. Ik had ze de combi aanbevolen en daar hebben ze geen spijt van gehad. 

Sainte-Chapelle is eigenlijk de positieve spiegeling van de conciergerie. Waar in de conciergerie recht werd gesproken, mensen werden gemarteld, opgesloten zaten in donkere gevangenissen, daar is Sainte-Chapelle het tegenovergestelde. Sainte-Chapelle is een overdaad aan schoonheid en (religieuze) zuiverheid. De Heilige Lodewijk bewaarde hier aloude christelijke relieken en andere kunstschatten. En die kunt u nog altijd aanschouwen. Maar het werkelijke hoogtepunt zijn de glas-in-loodramen. Dat is van een heel andere orde. Meer oorspronkelijk Middeleeuws licht vindt u nergens. En natuurlijk gun ik u een zonnige dag voor een feeërieke ervaring. Dat koesterden mijn gasten uit Connecticut ook. Zij hadden geluk: die zondag was zonovergoten. 

Ze hadden niet gevraagd om Sainte-Chapelle, maar toch gekregen. Het was een extraatje, een cadeautje van Paris Promenade.

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

 Bij de tombe van Napoleon


Ze kwamen uit Connecticut. Twee koppels. Op een zondagochtend hadden ze in een grotere groep een picknicktour op Place des Vosges met mij gedaan. En dat was ze goed bevallen. Ze vroegen me of ik die zondagmiddag iets te doen had. Of ik ze mee zou willen nemen naar het graf van Napoleon en de kerker van Marie-Antionette. We spraken een prijs af; geld leek geen rol te spelen. Dat gebeurt vaker bij Amerikanen. Voor velen van hen is Europa een once-in-a-lifetime-experience. Waarom zou je je dat laten ontnemen door zoiets als zuinigheid?

 

Eerst gingen we naar het graf van Napoleon. Het viertal was diep onder de indruk van de enorme tombe in de immense hal van de kapel van Hôtel des Invalides. Die kapel is bijna net zo groot als het belendende militaire ziekenhuis gebouwd door koning Lodewijk nummer 14.
 

Napoleon stierf in 1821. Op Sint-Helena. Dat is ver weg in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Er is een bibliotheek vol geschreven over Bonaparte. Zo’n beetje elk aspect van zijn leven is tegen het licht gehouden en wordt beheerst door een eindeloze discussie. Na 6 jaar ballingschap overleed hij. Was het maagkanker? Of toch een vergiftiging? In ieder geval 20 jaar later werd het stoffelijk overschot van Napoleon terug naar Frankrijk getransporteerd. Hij kreeg alsnog een staatsbegrafenis. De tombe die u nu kunt bekijken komt van de beeldhouwer die luistert naar de naam Visconti, zoals zo vele Italiaanse kunstenaars heten. Sinds 1861 ligt Napoleons lichaam hierin, 40 jaar na zijn dood.


Als u binnenkomt in de zogenaamde Dôme des Invalides dan ziet u dat het graf op een lager niveau ligt. Het idee is dat u (voorover) buigt om het graf van de oude keizer beter te kunnen zien. U buigt als het ware voor de grote Napoleon. U kunt ook de trap afdalen naar de zogenaamde catacomben en dan staat u pal voor de marmeren tombe. Volgens de legende wilde Hitler niet buigen voor Napoleon. Hitler nam Parijs heel gemakkelijk in. Op 23 juni 1940, net na zonsopgang toen de hele stad was afgezet door de bezetter, maakte de Führer een tocht door Parijs. Zijn ultieme triomf. Hij stopte ook bij het graf van Napoleon, maar zoals gezegd wilde hij niet buigen. Wat vond hij daarop? Volgens de overlevering heeft hij een spiegelwand laten installeren, zodat hij het graf wel kon zien zonder te moeten buigen voor zijn oude Franse voorganger.

 

De relatie tussen Parijs en Napoleon is altijd wat tweeslachtig geweest. Een soort haat-liefde verhouding. Natuurlijk heeft hij de code civil achtergelaten, het historische wetboek dat nog altijd volop gebruikt wordt. Het decimaal systeem (meten in meters in plaats van duim, el, voet, yards, miles…) is van hem. En ook uw achternaam heeft u te danken aan Napoleon. Voor zijn komst bestonden er al wel achternamen. Ze heette men vaak Janszoon bijvoorbeeld, de zoon van Jan. Bonaparte veranderde dit door de Burgerlijke Stand te beginnen en de uitbreiding van achternamen door te voeren. Zo kon hij makkelijker geld innen door de gemeentebelasting overzichtelijker te maken. Maar naast deze verworvenheden is Napoleon ook verantwoordelijk voor vele miljoenen slachtoffers tijdens zijn militaire campagnes en had hij plannen de slavernij in te voeren. 

Ondanks die bedenkingen heeft Emmanuel Macron, onze huidige president, een krans gelegd bij het graf en een speech gehouden ter nagedachtenis aan de 200ste sterfdag van Bonaparte. En niet tot de tevredenheid van iedere Fransman. Nappie blijft twee eeuwen na zijn dood nog altijd de gemoederen bezighouden.

Leven op Père Lachaise 


Vlak voordat het Coronavirus ons twee maanden lang opsloot in onze huizen, stierf de eigenaar van de kamer die ik huurde. Hij woonde in Ménilmontant en dus werd hij gecremeerd op Père Lachaise. 

Père Lachaise is, als je het mij vraagt, de beroemdste begraafplaats ter wereld. Ik heb het Forever Cemetry in Hollywood bezocht waar vele filmlegendes liggen, ik heb prachtige grafzerken gezien die schots en scheef lagen op de Joodse kerkhoven van Warschau en Praag. Maar geen enkele begraafplaats klinkt zo bekend in de oren als Père Lachaise. 
Père Lachaise was eigenlijk François d’Aix de La Chaise. Een 17de-eeuwse jezuïet die woonde op de heuvel waar Napoleon later een kerkhof liet installeren. Pater La Chaise vond zijn laatste rustplaats trouwens niet hier; belangstellenden vinden hem in de Saint-Paul kerk in Le Marais. 

Ik stond met mijn buurman klaar voor de ceremonie bij het crematorium. Om de schoorstenen te verbloemen is er een enorme koepel gespannen over het crematorium. Dat werd eind 19de eeuw al gedaan, 50 jaar voordat schoorstenen van crematoria een akelige bijklank kregen. Dit crematorium is omringd door muren met gaten waarin urnen gezet kunnen worden. Die gaten worden dan afgesloten met een naamplaat, zoals bij een grafzerk. Dat zijn er nu meer dan 40.000! Een van de meest indringende stemmen van de 20ste eeuw, Maria Callas, ligt hier ook. Of liever: haar as. Zij heeft, of is, nummer 16.258.

Na een kwartiertje wachten werden alle bezoekers stipt op tijd door een voorganger naar een trap geleid die naar beneden liep. Daar was een klein ondergronds zaaltje dat plaats bood aan ongeveer 50 mensen. Ik herinner me een oudere man met een mondkapje op. Hij bleek het gevreesde virus onder de lede te hebben. Hij bewaarde discreet afstand van de andere bezoekers. De zoon van de overledene sprak vleiende woorden over zijn vader die vroeger als artiest op het podium had gestaan. Ménilmontant is bij uitstek de wijk van artiesten. Chansonniers zoals Charles Trenet, Maurice Chevalier en ook Edith Piaf horen net zo onmiskenbaar bij het dorp als het accordeon bij het traditionele Franse chanson.

Nadat iedereen had gesproken, konden mensen naar de kist lopen om het hout aan te raken als een soort laatste groet. Minder dan een week voordat de confinement (lockdown) werd afgekondigd stonden we ineens op een kluitje. Daarna liep iedereen weer de trap op naar buiten om vervolgens het café in te gaan. In mijn leven heb ik tot nu toe niet zoveel begrafenissen en crematies meegemaakt. Die zijn op de vingers van twee handen te tellen: grootouders, een goede vriend van mij in Antwerpen, een klasgenoot lang geleden in de vorige eeuw. De ceremonie duurde amper een half uur. Dit was mijn ervaring met een uitvaart op Père Lachaise.

Als ik morgen plotseling zou komen te overlijden dan zou ik geografisch gezien op Père Lachaise terecht komen. Alhoewel. Père Lachaise is héél dicht bevolkt: meer dan een miljoen mensen liggen hier in 70.000 graven. De wachtlijst om daar bij gezet te worden is erg lang. Voor een vergunning voor de eerste 30 jaar betaal je 2.329 euro. Daar krijg je een oppervlakte van een bij twee meter voor. Mocht je je plekje nooit meer willen afstaan, dan betaal je iets meer dan 10.000 euro. En voor de krappe beurs is er nog het 'kennismakingstarief' van 700 euro - voor een verblijf van 10 jaar.