Is het nu Art Nouveau of Art Déco ?

Vraagt u zich ook wel eens af: hoe hou ik Art Nouveau en Art Déco uit elkaar?


Van Art Nouveau onthoud ik altijd: geen enkele rechte lijn. Vrijwel altijd gekruld. Veel bloemenmotieven, soms zelfs dierensculpturen. Natuur speelt een belangrijke rol. Inspiratie vonden schilders en architecten veelal in de plantenwereld. 


Art Nouveau kwam op aan het einde van de 19de eeuw. Parijs had net weer een Wereldtentoonstelling achter de rug, die met de Eiffeltoren. Parijs was op haar hoogtepunt toen Art Nouveau (Jugendstil) floreerde. Vandaar dat je tijdens het Belle Époque (+/- 1880-1914) héél veel Art Nouveau tegenkwam in de stad. 


Zoals in het residentiële 16de arrondissement. Vooral tussen de wijk Passy en Trocadéro. Zo veel dat ik er zelfs een tour van zou kunnen maken. Als je vanaf Trocadéro de Seine oversteekt kom je uiteraard onder de Eiffeltoren terecht. Enkele straten naast de Eiffeltoren vinden we Avenue Rapp waar één van de mooiste Art Nouveau huizen staat. Maar eigenlijk in de hele stad vind je sporen van Art Nouveau in het straatbeeld: denk aan de ingangen van de oude metrohaltes. Ontworpen door één van de meest toonaangevende kunstenaars van de artistieke beweging: Hector Guimard. Midden in de Joodse buurt van Le Marais ontwierp Guimard misschien wel het soberste art nouveau-gebouw: de synagoge Agoudas Hakehilos (1913). Bovendien: een ruim assortiment van binnenhuis Art Nouveau vind je op een aparte afdeling van Musée d’Orsay.


Na de Eerste Wereldoorlog was de tijd van Art Nouveau voorbij. In de loop van de vrolijke jaren 1920 kwam Art Déco op. Gepresenteerd tijdens een Parijse tentoonstelling van arts décoratifs begon de nieuwe kunststroming haar invloed uit te oefenen. Art Déco was een mengeling van kubisme, expressionisme, nieuwe zakelijkheid en machine-esthetiek. De materialen waren roestvrij staal, zilver en messing. De Amerikaanse wolkenkrabbers, zoals Chrysler Building en Empire State Building in New York, zijn exemplarisch voor deze architectonische stijl. 


Maar ook in Parijs vinden we tal van gebouwen die uit deze periode dateren. Er valt niet naast te kijken: Art Déco is vooral symmetrie, orde, rechte lijnen en geometrische vormen. De creaties van architect Le Corbusier spreken boekdelen. Het hierboven genoemde Trocadéro (Palais de Chaillot) en het belendende Palais de Tokyo zijn grote mastodonten in Parijs. Ook rond de Grands Boulevards vind je Art Déco. Wat denk je van het theater Folies Bergères, waar Josephine Baker furore maakte? Of Grand Rex, de grootste bioscoop van Europa, met een zaal van 3000 zitjes. Vergelijkbaar is het theater Louxor, vlakbij Montmartre. Tot slot vinden we aan de westrand van de stad één van de mooiste zwembaden van Parijs: Molitor, vlak naast het tennispark van Roland Garros. Een verborgen pareltje.


In Parijs valt er voldoende Art Nouveau en Art Déco te ontdekken om een hele mid-week op te vullen. Liefhebbers zijn van harte uitgenodigd.

 

David Bowie straat 

David Bowie is vandaag 9 jaar dood. Twee dagen geleden, op 8 januari, zou hij 78 jaar zijn geworden. Sinds een jaar vind je hem ook terug op google maps. Namelijk een straat in het 13de arrondissement van Parijs, niet al te ver van Gare d’Austerlitz, is naar hem vernoemd. 


Deze plek is niet al te ver van de plek waar de Britse rockster zijn laatste concert gaf in de Franse hoofdstad. Dat was in oktober 2003. De straat is aangelegd als onderdeel van de ontwikkelingsoperatie Rive Gauche. De straatnaam werd in februari 2020 goedgekeurd door het stadhuis van Parijs. Bij wijze van uitzondering werd van de regel afgeweken dat iemand al 5 jaar dood moet zijn om een straat toegekend te krijgen. 


Met spijt in mijn pen schrijf ik dat de Bowie-straat niet veel voorstelt. Kort, saai en ongeïnspireerd – het tegenovergestelde van waar Bowie voor stond. Het is een straat ‘van bescheiden omvang ingeklemd tussen een modern gebouw en de gebouwen van de krant Le Monde,’ voegt het dagblad La Croix toe, en het zou ‘niet van veel belang zijn zonder de naam van het rockicoon om het te laten schitteren.’ 


Sommigen hadden hun bedenkingen bij een Bowie-straat. Dat is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Bowie woonde in Berlijn, Los Angeles, New York… maar zijn band met Parijs was minder uitgesproken. Een andere vraag die rondzong was: Waarom zou Bowie een eigen straat krijgen als iemand als Jim Morrison nog altijd wacht op een straat in de Franse hoofdstad? Hij woonde immers een half jaar in Parijs en was al veel langer dood dan 5 jaar. 

Volgens een andere krant Libération zou Bowie nogal zwakke banden hebben met Frankrijk. Dit wordt genuanceerd door een journalist uit France Bleu door te schrijven dat ‘David Bowie geen bijzondere band had met het 13e arrondissement, maar hij had sterke banden met Parijs.’ 


Dat is iets wat zeker is: hij kwam graag in Parijs. Parijs had ook de eer om de stad te zijn waar Bowie zijn vriendin, Iman, ten huwelijk vroeg. Op een boot in de Seine. Het was een huwelijk die zou voortduren tot aan zijn dood in 2016. En zelfs tot ver daarna. Onlangs heeft Iman gezegd dat ze zich nog altijd getrouwd voelt met haar man. Er gaat geen moment voorbij dat hij niet aanwezig is in haar gedachten. Bowie forever – en sinds een jaar dus ook in Parijs. 


(Je vindt rue David Bowie met metrolijnen 5 en 10 achter station Gare d'Austerlitz.) 

 

De beroemdste kaart van Parijs 

Voordat het Top 40 Hitdossier mijn persoonlijke bijbel werd (en altijd is gebleven), nam ik mijn Bosatlas vrijwel altijd overal mee naartoe. Ik wilde altijd weten waar ik was. Zelfs als we naar opa en oma gingen (die altijd op hetzelfde adres woonden) nam ik de Bosatlas mee. Dat was hemelsbreed 5 kilometer van ons eigen huisadres. De jaarlijkse vakantie naar Zeeland was uiteraard helemaal een hoogtepunt voor mij en mijn Bosatlas. Had googlemaps in mijn kinderjaren bestaan dan was ik waarschijnlijk altijd in opperste staat van opwinding geweest. 


We hebben allemaal onze afwijkingen. 


Toen ik geschiedenis studeerde had ik op mijn bureau altijd de Putzger liggen: de ‘historischer Weltatlas’. Dit Duitse standaardwerk geeft een prachtig overzicht van alle historische ontwikkelingen vanaf de prehistorie uitgedrukt in kaartjes. Gigantische rijkdom. 


Ook over de topografische geschiedenis van Parijs bestaan talloze publicaties. Losse plattegronden vind je bij de bouquinists langs de Seine, de grootste openluchtboekhandel ter wereld. Zo hangen er in mijn kamer enkele kaarten van het Parijs van de 16de eeuw tot aan 1900. 


Er is één kaart die alle andere naar de kroon steekt. Dat is de beroemde plattegrond uit 1739, die van Turgot. Een bijzondere kaart die wordt toegedicht aan Michel-Étienne Turgot. Hij was de prévôt des marchands de Paris, ofwel een soort burgemeester van Parijs. Hij was niet de technische of artistieke uitvoerder, maar ‘slechts’ de opdrachtgever van het in kaart brengen van de toenmalige stad. De werkelijke tekenaar luisterde naar de naam Louis Bretez. Deze graveur, cartograaf en ontwerper van architectonisch versieringen kreeg de toestemming om exclusieve herenhuizen en tuinen te betreden. Zo kon hij ongeremd metingen verrichten. Het kostte hem niet meer dan 2 jaar om aan dit prestigieuze project te werken: van 1734 tot 1736. 


De grenzen van Parijs waren toen ongeveer als volgt: aan de oostkant de gevangenis van Bastille, aan de westkant Hôtel des Invalides, aan de noordkant de poorten (St. Denis en St. Martin) van Lodewijk XIV en aan de zuidkant de wegen waar tegenwoordig Boulevard Montparnasse ligt. Opvallend is dat kaarten eeuwenlang het oosten als bovenzijde hadden, en het noorden lag aan de linkerkant. Zo ook op de Turgot-kaart. Tot wanneer werd dit gebruik gehandhaafd en wat was de reden? Het woord oriëntatie - oriënt betekent oosten - verwijst daar naar. De oriënt is de plaats waar de zon opkomt en de nieuwe dag begint. Het oosten is de windrichting waar niet alleen de dag, maar ook de nacht begint. 'Het eerste uur van de nacht' is dus in het oosten. Vandaar dat kaarten eeuwenlang het oosten bovenaan hadden staan. 


Maar er is ook een andere traditie. Ptolomeüs (90-168 na Chr.) hield ervan om het noorden aan de bovenkant te tekenen. Vermoedelijk omdat de 'belangrijke' landen in de wereld die hij kende noordelijk lagen. Pas veel later werd het algemeen gebruik om het noorden altijd bovenaan te plaatsen. Zo leren wij dat ook op school. Maar ook dit is, zoals vrijwel alles, niet vanzelfsprekend. Andere theorieën vertellen ons dat het kompas debet is aan het noorden bovenaan, door het magnetische noorden. Dat de Europeanen hierbij zichzelf in het centrum van de wereld plaatsten mag niet over het hoofd gezien worden. 


Het mooiste aan de Turgot-kaart is dat de plattegrond zéér gedetailleerd driedimensionaal is. Soms zijn details nog interessanter om te ontwaren dan het volledig overzicht. Uiteraard zegt een beeld meer dan duizend woorden en dat geldt ook hier. Toch een poging met woorden: zo zien we op de kaart van Turgot de beruchte gevangenis Bastille in volle glorie. Het Louvre was pas half zo groot - alleen de vleugel aan de Seinekant (Denon, waar Mona Lisa hangt). De andere kant – Richelieuvleugel - bestond nog niet. Wel was het in de 19de eeuw verbrandde Palais de Tuileries nog zichtbaar. Op de koer Napoleon, waar nu de hypermoderne piramide staat, stonden nog volop huisjes, het was amper een plein te noemen. Het eilandje in de Seine – Île de la Cité – herbergde al de Notre Dame en vele kleine straten en volgebouwde bruggen. Er waren nóg 3 eilanden, waar heel veel bootjes rond dobberden. Dat derde eiland, ten noorden van Île Saint-Louis, is nu vastgeklonken aan de Rive Droite, zo ongeveer ten hoogte Boulevard en Quai Henri IV, tegen de jachthaven Arsenal. Aan de andere kant vind je Avenue des Tuileries, wat tegenwoordig bekend staat als Avenue de Champs-Élysées. Deze omgeving was een typisch Frans bos met bomen op regelmatige afstand. 


Het zijn slechts enkele voorbeelden van vele details. Het is eigenlijk een puzzel van 1000 stukjes. Als je Parijs (vrij) goed kent is het een feest. De originele kaart hangt niet bij mij thuis, maar wordt kennelijk in het Louvre bewaard. Kopieën kan je (voor zover ik kan achterhalen) niet kopen bij bouquinists langs de Seine. Ik heb mijn exemplaar gekocht bij een heemkundige vereniging in de Marais. De plattegrond kostte 70 euro, maar ik heb het voor een zacht prijsje meegekregen. Sowieso als je dieper in de Parijse geschiedenis wil duiken bezoek dit adres en een hele geschiedenis van Parijs gaat voor je open: Maison d’Ourscamp, 46 Rue François Miron. Loop dan ook even langs de boekenwinkel van Hôtel de Sully. Slechts 5 minuten verderop. 

Iris van Herpen in Parijs

Koningin Maxima was afgelopen december in Parijs. Misschien heb je het wel meegekregen. De reden was Hollands glorie. Maxima opende officieel een bijzondere fashion experience. Van Iris van Herpen, een Hollandse dame die hoge ogen gooit in de modehoofdstad.


In vele bladen was er volop aandacht voor hoe beeldig Maxima eruit zag: “Gekleed in een vloerlange avondjurk met trompe-l’oeil-effect, maakte koningin Máxima haar entree bij het kunstmuseum in Parijs. De futuristische, wit met beige creatie komt uit de lente/zomer 2021-collectie van Iris Van Herpen. Het ontwerp heeft een hoge hals, capemouwen en wekt de illusie dat de stof samensmelt met het lichaam. De koningin maakte haar look af met een zilveren geperforeerde Lady Dior Croisiere-clutch en een paar zilveren platformhakken van Aquazzura. Om haar dromerige jurk alle aandacht te geven die hij verdient, koos Máxima ervoor om haar blonde lokken in een chique lage knot te dragen. Met een smokey eye, een frambozenroze tint op haar lippen en een bijpassende kleur blush zag de koningin eruit om door een ringetje te halen. Een spectaculaire high-fashion look waarmee Máxima niet alleen haar gevoel voor stijl laat zien, maar waarmee ze ook Nederlands ontwerptalent viert – op de beste manier mogelijk.”


Het is maar dat je het weet. 


Om wie het werkelijk draait: Iris van Herpen. Zij is geboren in het Gelderse Wamel in 1984. Amper 40 jaar oud en al vrijwel arrivé in Parijs. Welke Nederlandse doet haar dat na? Na haar opleiding in Arnhem begon ze in 2007 haar eigen modelabel. En sinds enkele jaren toert ze met haar expo Sculpting the Senses


Ik ben geen expert in het modewereldje, maar mijn lekenoog herkende meteen dat zij heel vernieuwend bezig is. Haar werk wordt gekarakteriseerd als sculpturaal en futuristisch. Haar talent zet ze in voor innoverende ontwerpen, constructies en onconventionele materialen. Ze kwam als eerste met kleding in 3D-print maar heeft ook veel aandacht voor het traditionele handwerk. Als een moderne alchemist knutselt ze – het liefst samen met kunstenaars uit andere disciplines – net zo lang met stoffen en materialen tot ze een perfecte samenstelling heeft gevonden om iets te maken wat nog niet bestaat. Ze ontleent haar inspiratie uit de natuur en elektriciteit. Vooral beweging is een kernelement in haar ontwerpen. Van Herpen: “We brengen de jurken op verschillende manieren tot leven, maar subtiel. We gebruiken een beetje wind en bewegend licht. Dat geeft net de dynamiek op de texturen, die je ook hebt als je in de jurk beweegt.”


Eigenlijk is het simpel: haar werk is een driehoeksverhouding tussen kunst, mode en wetenschap. Dat las ik vooraf, maar wandelend langs de collectie is het onmiskenbaar. Ik zag vervreemdende jurken en andere creaties van de meest uiteenlopende materialen. Ze snijdt wol en leer met een laser en gebruikt glazen ballen, plexiglas en metaalpoeder, maar ook kant, hout, botten – al dan niet 3D-geprint. Daar komt dus een enorm inzicht in techniek aan te pas. Voor haar designs en shows werkt ze samen met graphic designers, architecten, beeldende kunstenaars, choreografen en filmmakers.


Van Herpen weet vele artistieke dames te inspireren. Niet alleen Maxima droeg vol trots een ontwerp van haar. De eigenzinnige zangeressen Björk en Lady Gaga vind ik de gedroomde profielen voor Van Herpens kleding. Maar ook meer mainstream sterren zoals Kate Perry en Beyoncé zijn ambassadrices van haar ontwerpen. Die laatste had het plan opgevat om tijdens haar laatste wereldtournee veel creaties van lokale designers te dragen. In Amsterdam opende ze haar show met haar liedje Dangerously in Love in een avantgardistische jurk van Iris van Herpen. 


Sculpting the Senses is te zien in Musée Des Arts Décoratifs. Dat is aan de zijkant van het Louvre-gebouw (Rue de Rivoli, tegen Jardin de Tuileries). Je hebt nog de kans tot 28 april. Een héle goede reden om nog even naar Parijs te komen. 

 

(Maar ik zal open kaart spelen 😉: Sculpting the Senses is een rondreizende expositie, die via Brisbane, Singapore, Los Angeles en nu in Parijs, later ook naar Nederland komt. Maar dan moet je wel nog 1,5 jaar geduld hebben: pas in het najaar van 2025 te zien in de Kunsthal Rotterdam.)

Nits in Trianon

Hoe trots kan je zijn op succes van een Nederlandse band in Parijs? 


Zoals wel vaker in een hoofdstad is ook het Parijse publiek vaak net iets uitzinniger. Ook deze avond. De muzikanten waren aangenaam verrast. Het was van hun gezichten af te lezen. Dankbaar namen ze een staande ovatie in ontvangst. Toen moest het concert nog beginnen. 


De drie bandleden – Henk Hofstede, Robert-Jan Stips en Rob Kloet - zijn intussen allemaal de 70 gepasseerd. Wie doet ze dat na, op die leeftijd: een uitverkochte zaal in Parijs! Zelfs mijn geliefde Golden Earring kan dat niet navertellen – en dan bedoel ik dat omdat die band sinds de jaren ’90 vrijwel nooit meer buiten de Benelux heeft opgetreden. 


Nits viert dit jaar zijn 50-jarige bestaan. Zij toeren door heel Europa om deze heuglijke mijlpaal luister bij te zetten. En ze passeerden ook de zaal Trianon in Montmartre. De klassiekers kregen net zo veel weerklank als in eigen land. Nescio is algemeen bekend bij de Parijse toeschouwers. Niet de schrijver, wel het liedje. Touch of Henry Moore, Bauhaus Chair, J.O.S. Days, Adieu Sweet Bahnhof, Eiffel Tower… Het werd allemaal met gejuich onthaald.


En natuurlijk In The Dutch Mountains – als toegift. Een lied uit mijn jeugd. Uit de Countdown-jaren. Ze hadden er destijds zelfs een videoclip bij gemaakt - van een roeier, herinner ik me. In de Nederlandse media werden ze op handen gedragen – vooral in de cultureel verantwoorde hoek: VARA, Avro, de KRO-zondag op radio 3. En natuurlijk Frits Spits! Maar In The Dutch Mountains haalde net zo goed de Top 40 van het commerciëlere Veronica. Dit liedje uit mijn jeugd, thuis voor de televisie bijna 40 jaar geleden, resoneerde afgelopen weekend geweldig bij een enthousiast Parijs publiek. 


In de jaren ’80 hoorde je dan wel eens op de radio dat ze in heel Europa graag gezien waren. Dat ze een schare fans hadden in Scandinavië, Duitsland en de Alpenlanden… Dat kon ik nog wel thuisbrengen, gezien hun muzikale stijl. Een vriendin van mij in Wenen die kende 2 Nederlandse artiesten: Herman van Veen en Nits. Maar dat een hele zaal in Parijs uit volle borst In The Dutch Mountains meezingt is van een ander kaliber.


Deze avond in de lichtstad waren de drie muzikanten op het podium in topvorm. Solide en met speels gemak. Zonder al te veel franje of spektakel. De muziek, de composities, de opbouw en de uitvoeringen zijn het spektakel. Rob Kloet - wat een onderschatte drummer is dat! –: alle ingewikkelde ritmes zette hij naar zijn hand. Robert Jan Stips staat algemeen bekend als één van de helden uit de Nederpop: Supersister, Golden Earring, Freek de Jonge… hij deed het allemaal. En Hofstede als charismatische frontman die zich worstelde door zijn Frans en luchtig en lustig danste door de avond. 


Over die laatste gesproken. Ik denk met een wonderbaarlijk genoegen terug aan een verstild moment dat ik met hem deelde. Een jaar of 2 geleden. Ik bereidde mij voor voor een aangekondigde tour in het hotel particulier van de betreurde Joodse familie Camondo (tegen Parc Monceau). Op een gegeven ogenblik, ik denk in de badkamer van het huis, herkende ik iemand naast mij, maar dan in een oudere versie. Als dat niet Henk Hofstede van Nits is! En wat doe je dan? Niets, behalve het moment herinneren. Alhoewel, van de schrijver Cees Nooteboom heb ik geleerd dat een herinnering een hond is die gaat liggen waar hij wilt. Je hebt er geen controle over. Ik durfde niets te zeggen. Wat had ik moeten zeggen? Die man is voor zijn plezier, in zijn vrije tijd in Parijs. Die zit helemaal niet wachten op een landgenoot die hem herkent. Alhoewel ik hem ervan verdenk heel minzaam te hebben gereageerd. 


In het Trianon was het – na 20 jaar - mijn 2de concert van Nits. Misschien ook de laatste keer. Dat gevoel bekroop mij vorig jaar ook bij Roger Waters van Pink Floyd. Het is een beetje afscheid nemen van een generatie. Generatie van mijn jeugd. Dus je gunt de groep alles wat ze nog kunnen ontvangen in ruil voor de melodieën die ze ons onderbewuste decennialang hebben gegeven. En die we af en toe totaal onverwacht aangenaam ondergaan. Net als een herinnering hebben we daar geen vat op. Juist daardoor zalven de melodieën onze ziel. 

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

De robottoren

Vrijwel iedere keer als we aan het einde van de Montmartre tour over het oostelijk deel van Parijs uitkijken (met de Sacre Coeur in onze rug), zie ik de vraag al aan komen vliegen. Wat is die merkwaardige toren daar aan de horizon? Met die kubus erop. En iedere keer sta ik met een mond vol tanden. Dat is niet de beste tekst voor een tourgids.


Tijd om dat eens uit te zoeken. Tot op de bodem, zoals Lubach zou zeggen. En vér daarboven.


Eigenlijk zijn het 2 torens, maar het is duidelijk dat de ene boven de andere uittorent. Het toepasselijk genaamde Tours Duo zijn gelegen in het 13de arrondissement, pal naast de Périphérique. Deze hoek van Parijs, zuidoost, heeft de afgelopen jaren enorm geïnvesteerd in hoogbouw. Ze concurreren op het gebied van moderne architectuur bijna met het legendarisch La Défense, helemaal aan de westkant in Nanterre. 


Het pronkstuk in het 13de arrondissement is de hoogste van de Tours Duo. Deze toren, opgeleverd in 2021, is 180 meter hoog. (Zijn broertje is 125 meter hoog.) Daarmee is deze toren de op-twee-na hoogste van de stad. Na de Tour Montparnasse (210 meter) en – natuurlijk - de Eiffeltoren (330 meter). De functie van het hoogste broertje van het duo is allesbehalve opzienbarend. Er is een bank gevestigd: Natixis bank, onderdeel van de BPCE Group. En bovenin, in de top, vinden we een hotel en de trots van het gebouw: een zogenaamde skybar. Laurent Taïeb, werkzaam in de skybar zegt het als volgt: ‘Skybars wekken hevige emoties op. Vanaf de top zie je de stad anders, adem je beter, ontsnap je aan het lawaai en geeft de hoogte een gevoel van vrijheid. We hebben het gevoel dat Parijs van ons is.’ Dat geldt ook voor het 4-sterren hotel, dat luistert naar de naam TOO Hôtel. Uitgerust met een sauna en jacuzzi op het dak. Misschien een aanrader als je iets compleet anders wilt.


Niet de functie van het gebouw maar vooral de vorm van de toren trekt alle aandacht naar zich toe. Vrijwel iedereen slaat erop aan. Want de toren is opgebouwd uit een hele lange staaf, zoals vrijwel elke toren. Hoewel deze schuin is. En daarop ligt dus die kubus, een soort hoofd. En dat was ook de bedoeling van de architect, Jean Nouvel. Hij zegt: ‘De hoogste gebouwen in het verleden ontbeerden een fatsoenlijk hoofd. Hun dakterrassen waren ontoegankelijk. Een top moet, als je het mij vraagt, een hoofd bevatten, een herkenbaar profiel. Daarom zijn de hoofden van onze 2 torens allebei zeer expressief, levendig… ze spreken tegen elkaar en ook tegen hun vriendelijke buurtgebouwen.’


Vanaf de Sacre Coeur, helemaal aan de andere kant van de stad, kan ik dat alleen maar beamen. De hoogste van de Tours Duo lijkt vanuit de verte ietwat op een (speelgoed)robot. 


Hier gaat het niet bij blijven. De komende jaren heeft Parijs nog meer grote projecten in petto. Dankzij de reactie op het weinig populaire Tour Montparnasse is het centrum sinds 1973 verschoond gebleven van meer van zulke aan het zicht onttrekkende wolkenkrabbers. Maar aan de rand van de stad kunnen de projectontwikkelaars, zoals Herzog & de Meuron, naar hartenlust hun megalomane fantasieën botvieren. Zij ontvouwen aan de zuidgrens, aan de rand van het 15de arrondissement, een ambitieus plan. Het zogenaamde triangel-project. Deze wolkenkrabber in de vorm van een gigantische driehoek zou tegen 2026 afgerond moet zijn. Wordt vervolgd…

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

Maria Callas en een Griekse tragedie die begon in Parijs 

1958: Maria Callas treedt voor het eerst op in Parijs. Zij timmert dan al 10 jaar aan de weg. Tout Paris, zoals dat zo mooi heet, is aanwezig. De toenmalige Franse president Coty, schrijver Jean Cocteau maar ook Charlie Chaplin en Birgitte Bardot wilden deze performance voor geen goud missen. 


Maria Callas was net 10 jaar getrouwd met een 30 jaar oudere man, Giovanni Battista Meneghini, een oudere rijke industrieel uit Milaan. Hun relatie was eerder vriendschappelijk te noemen. Hij deed haar zaken. Het gevoel van verliefdheid was haar vreemd. Ze had er simpelweg geen tijd voor. Of: ze gaf er geen prioriteit aan. Het is maar hoe je het bekijkt. Toen ze jong was werd ze door haar moeder gepusht en eindeloos getraind om la divina – de goddelijke – te worden. Daar ging Meneghini mee door. Het ging om zingen zingen zingen.


Na afloop van het concert in Parijs is er een souper georganiseerd. Daar ontmoet ze Aristoteles Onassis die net als zij Grieks is. Er is een klik. Hij nodigt haar en haar entourage uit op zijn jacht de Christina O (genoemd naar zijn dochter). Maria wil aanvankelijk niet, want ze moet werken. Maar Meneghini zegt: “Laten we gaan, dat is goed voor je carrière en nieuwe contacten.” Op die boot gebeurt het onverwachte: voor het eerst maakte ze kennis met de alomvattende liefdesnacht. Een compleet gevoel, momenten die in een mensenleven op de vingers van één hand zijn te tellen. Vanaf dat moment is ze tot over haar oren verliefd en heeft ze haar hart verloren aan deze man, Onassis.


Maar Onassis had meerdere agenda’s. Hij verzamelde graag beroemde mensen om zich heen, om zo zijn nogal schemerige achtergrond te camoufleren. Zij vormden voor hem de vrijbrief voor zijn entrée bij de jetset. Hij beloofde Maria te trouwen, maar ze hing steeds aan een lijntje. Op een dag in 1968 toen zij een blik in de krant wierp las zij tot haar grote ontsteltenis dat Onassis plotseling getrouwd was met Jackie Kennedy. Jackie Kennedy! Dé weduwe van de jaren ’60 was 5 jaar na de dood van haar man – de Amerikaanse president – de beroemdste vrouw ter wereld. En dat moest Maria uit de krant vernemen! Het breekt haar totaal op. De tragedie, die onvervalst Grieks is, laat haar kennismaken met de ware liefde en de hoop op een leven zoals gewone mensen dat doen. Het stichten van een gezin, niet alleen maar keihard werken. Die illusie wordt in 1968 volledig de bodem ingeslagen. Maria voelt zich verraden.


Uiteindelijk maken ze het wel weer goed, lezen we in de brieven. Maar dan overlijdt Onassis in 1975 en dan is het definitief klaar voor haar. Ze sterft 2 jaar later in Parijs – eenzaam. Slechts 53 jaar oud. 


Tijdens de indrukwekkende Père Lachaise tour passeren we altijd de nis van Maria Callas in het columbarium. Die nis - nummer 16258 – is pas in 1991, 14 jaar na haar dood, afgedekt met een plaquette. Haar nis is leeg, want haar assen zijn uitgestrooid. Na de uitvaart was haar urn onmiddellijk gestolen, 2 dagen later weer teruggevonden, en uiteindelijk uitgestrooid voor het eiland Skorpios in de Ionische Zee. Onassis had van dit dor en aftands eilandje een paradijselijk oord gemaakt, ver weg van de boze buitenwereld. Het was die bekoring die Maria altijd die hoognodige troost bood. 

 

Deels ontleend aan: OVT, NPO Radio 1, 10 december 2023.

Parijs door de lens van Willy Ronis

Het was haar menens. Rose(tte) Zehner was een vrouw van Parijs. Arbeidster en activiste ten tijde van het meest linkse kabinet ooit in Frankrijk. Maart 1938, 37 jaar oud. Het is nooit verloren moeite om ergens voor te strijden als je het gelijk aan je kant hebt staan. Ook al maak je dat gelijk misschien niet meer mee bij leven en welzijn. Haar gelijk – en met haar dat van haar medestanders om haar heen – riep ze uit tijdens een staking in de Citroënfabriek. Aan quai Javel, het 15de arrondissement. Een mannenbolwerk, opgezet door een man, André Citroën. Je kan er met een loep overheen gaan, maar op de foto is geen man te bekennen. En toch was er minstens één man in die fabriekshal: de fotograaf. Willy Ronis was nog jong en onbekend. De foto wordt niet onmiddellijk gepubliceerd. Het cliché moet daar niet minder dan 45 jaar op wachten. Tot 1983 toen Ronis, inmiddels een beroemde beeldchroniqueur van Parijs, een bundel uitgeeft en daarin deze afdruk opneemt. Een film uit hetzelfde jaar brengt de vrouw voor de camera en de man achter de camera voor het eerst samen. De film heet Un Voyage de Rose.

Als je een beetje gewichtig wilt doen, kan je stellen dat alles draait om perspectief. In het leven, in de kunsten, bij problemen. Perspectief zien, perspectief geven, perspectief krijgen. Ineens is alles anders dan je dacht, omdat het anders loopt dan verwacht. Perspectief kan je een helpende hand bieden. Als je stuk zit, als je op zoek bent naar een ander uitzicht èn inzicht. Een ander perspectief kan een straat er ook ineens heel anders laten uitzien. Parijs is een gatenkaas: de honderden gangen van de metro, de gangen van de Catacomben, de gangen van de égouts (de rioleringen), de gangen van de oude spoorbanen waar illegale feesten worden gehouden, de gangen onder de Opéra waar albinokarpers zwemmen in het donker… Maar er zijn ook, zeker aan de oostkant, straten die lager doorlopen, de steegjes met trappen en treden naar de volgende strook kasseien. Onder die trappen spelen jonge jongens in korte broeken, ze zitten op een rooster. Ze zijn onzichtbaar voor de wereld op straat. Maar Willy Ronis zag ze, hij ving ze en vereeuwigde ze met zijn camera. Op zijn foto zie je de straat vanuit een ander perspectief. 

Verboden vruchten zijn de lekkerste. Verlangen is wat ons drijft, daar waar het leven om draait. De colonne van de Bastille, die ons doet stilstaan bij drie glorieuze dagen in juli 1830, was ooit te beklimmen. De liefde werd in de jaren 50, toen naast geluk stijlvolle elegantie nog heel gewoon was, gevierd op de colonne van de Bastille. Op 50 meter hoogte was Willy Ronis getuige. Hij zag de liefde en drukte haar af. En nog een keer. En nog een keer. Het was de liefde in pak en deux-pièces, zoals de dames in Hitchcock-films ze droegen. De man in pak ruikt de geur van haar haar. Die blijft de rest van je leven in je neus hangen. Het was ook de liefde voor Parijs die, zoals brekend licht door een prisma, uitstraalde via Ronis’ camera. Uitzicht op torens die net boven de stad uitsteken: Sint Paul kerk, de protestantse Temple du Marais, Tour Saint Jacques, Notre Dame, en de Eiffeltoren die opgaat in de lucht. Soms wil je afreizen naar perioden die niet meer bestaan, soms wil je torens beklimmen die nog wel bestaan, maar niet meer toegankelijk zijn. Welke vruchten smaken het zoetst? 

2023 is ook Gustave Eiffel-jaar

Ijzer. Sommige mannen worden ermee geassocieerd. Omdat ze krachtpatsers zijn. Of omdat ze iets in de metaal doen. Alexandre Gustave Eiffel was duidelijk één van het laatste soort. 


Ijzer liet zich voor een periode gelden als de toekomst. Eind 19de eeuw. Gustave Eiffel was een voortrekker met deze metaalsoort. Bij welke realisatie is hij niet betrokken geweest? Een willekeurige opsomming van zijn verwezenlijkingen:

·         Een passerelle, een loopbrug, in Bordeaux

·         Viaduc de Garabit in het Centraal Massief

·         De oorspronkelijke Temsebrug over de Schelde

·         Vrijheidsbeeld in New York

·         West-Treinstation in Budapest

·         Palais Galliera, het modemuseum in Parijs

·         De sluizen van het Panamakanaal

·         Het postkantoor van Ho Chi Minhstad in Vietnam 

·         Talloze vuurtorens over de hele wereld

·         …


Uiteindelijk had hij zoveel bruggen en andere constructies van ijzer gebouwd dat hij het eens over een andere boeg wilde gooien. Hij liet de hoogste toren ter wereld bouwen. 300 meter hoog. Een toren met zijn naam. En daardoor is die naam één van de beroemdste uit de geschiedenis geworden. Misschien dat William Shakespeare net iets beroemder is. En Jezus Christus. Maar dan heb je het wel gehad.


Eiffel was geboren in het oosten van Frankrijk, Dijon. Zijn vader was officier in het Rijnland geweest en luisterde oorspronkelijk naar de naam Boninckhausen. Het gebied Eifel lag net over de Duitse grens. Zoon Gustave liet de lange naam vallen in 1880 en luisterde enkel nog naar “Eiffel”. 


Eiffel vestigde zich in Levallois-Perret, even ten westen van Parijs. In Levallois trouwde hij met Marguerite Claudet. Zij schonk hem 5 kinderen, maar stierf jong. Gustave zou niet meer hertrouwen. In Levallois stond ook zijn fabriek. Hier werden vele onderdelen van zijn ijzerconstructies vervaardigd om getransporteerd te worden over de hele wereld. Levallois werd zijn basis.


Over het project van het Panamakanaal, waarbij Eiffel betrokken was, brak een groot schandaal uit. Zelfs de toenmalige regering struikelde er over. Eiffel was onschuldig. Toch begon hij zich meer en meer uit zaken terug te trekken en zich te richten op zijn oorspronkelijke liefhebberij: wetenschappelijke testjes doen. Dat deed hij in zijn eigen huis, alleen, op 300 meter hoogte. 


De laatste jaren van zijn leven woonde hij niet meer in de Eiffeltoren, maar iets lager. En op stand. In een hôtel particulier aan rue Rabelais, in de chique wijk achter de Champs Élysées. Hij stierf hier 100 jaar geleden, op 27 december 1923. Het is dus op de valreep ook Gustave Eiffel-jaar. Hij werd met de hoogste achting ter aarde besteld op de begraafplaats van Levallois-Perret. En daar ligt hij nog steeds, in het familiegraf. Op de namenlijst in het tempeltje lezen we ook de naam van Claudette.


Gustave Eiffel (en zijn familie) ligt naast een RER-metrolijn en omringd door veel kille nieuwbouw. Waarom ligt zo’n man hier? Een legendarische bouwontwikkelaar. 100 jaar geleden waren die nieuwbouw en spoorlijn er nog niet, maar dat familiegraf al wel. De eeuwige vraag die dan altijd - al sinds mijn jeugd – bij mij opdoemt is: wat lag er het eerst, de spoorlijn of het kerkhof? Want vaak liggen die naast elkaar en het is niet altijd even duidelijk wat er het eerst was, zeker niet als het een recenter aangelegde begraafplaats is. 


Weliswaar heeft Gustave Eiffel geen groots praalgraf gekregen op Champs de Mars, het veld naast zijn toren. Niettemin ligt hij in goed gezelschap bij Louise Michel, de heldin van de Commune-opstand. En een andere buur is de meester van de Bolero: Maurice Ravel, wiens verjaardag slechts één dag na die van Eiffel is. 

Scheurend door Parijs

Je kan dromen van Parijs terwijl je er nooit bent geweest. Je kan dromen van Parijs omdat je er ooit was. Of je laat je gedachten de vrije loop omdat je de stad wel kan dromen.  


Met mijn ogen dicht kan ik de kaart van Parijs aardig uittekenen. Puur op de verbeelding cross ik door de straten van Parijs. Alleen in mijn verbeelding. Regisseur Claude Lelouch scheurde door de stad in het echte leven. In een droom van een (kort)film: C’était un Rendez-vous uit 1976. Geschoten in één shot, zonder een cut of montage! 

 

Ik verzuip in het zwart, volledig in een tunnel, hoop geraas om mij heen. De weg in het ochtendlicht komt alsmaar dichterbij. Vrijwel de hele wereld ligt op één oor, en ik, ik kom met duivelse snelheid van de Périphérique uit Bois de Boulogne. Het is kwart voor 6, het is Porte Dauphine, het is een zondagochtend op 15 augustus. Na de rotonde genomen te hebben raas ik Avenue Foch op, met zijn 120 meter de breedste laan van de stad, waar enkele van duurste appartementen te vinden zijn. De Arc de Triomphe voor me schudt op het ritme van mijn voertuig. Achteloos snijd ik de bocht af naar rechts. Op Place de Étoile heb je altijd voorrang als je er opkomt; staat in het verkeersreglement van Parijs. Ik vlieg over de Champs Élysées, binnen enkele uren het toonbeeld van files en geclaxonneer. Ik haal enkele verdwaasde bestuurders met een gigantische snelheid in, enkel te vergelijken met de auteur Simon Vestdijk die sneller schreef dan God kon lezen (of zijn lezers). Na het beroemde winkelgedeelte word ik omarmd door het groen, rechts zie ik Grand Palais, en voor mij wordt de obelisk steeds indrukwekkender. Ik zoef Place de la Concorde op, zoals zelfs het peloton eind juli dat mij niet nadoet. Aan de andere kant van de brug zie ik Palais de Bourbon, ons parlement. Ik blijf op rive droite en scheur langs de Seine in de richting van het Louvre, met Grand Galerie aan mijn linkerkant. Met gevaar voor eigen leven schiet ik links de hoek om door de statige poort van het oneindige museum. Ik heb er zelfs geen oog voor dat op het plein waar ooit een glazen piramide zal verrijzen nu auto’s staan. De weg voor mij is nog vrij, breed en wild. Deze vrijheid maakt ruimte voor een portie lef waarvan ik niet wist dat ik die in mij had. Ik steek op hoge snelheid aan de andere kant door de poort van het Louvre Rue de Rivoli over. Inderdaad dat kruispunt waar je het verkeer van rechts en links onmogelijk ziet aankomen. Wat heb ik wel niet voor haar over! Ik spoed me over Avenue de l’Opéra, de majestueuze laan zonder bomen omdat de architect van de Opéra Garnier dat zonde van het uitzicht vond. Garniers troetelkindje in goud en marmer deinst meer en meer op. Hier heb ik al mijn stuurmanskunsten nodig, het is opmerkelijk druk zo vroeg op de ochtend met bussen en Volkswagen Kevers. Zonder af te remmen snel ik langs Galerie Lafayette in de richting van Trinité. De straten worden smaller, de uitdaging groter. Ik rij in Rue Jean-Baptiste Pigalle, beeldhouwer van beroep. Tijd om te denken dat ik daar ook ooit een blog over zou moeten schrijven heb ik niet. Daarvoor gaat het allemaal te snel; ik had haar beloofd niet te treuzelen. Zelfs een levering midden in de straat kan me niet van mijn missie afbrengen. Ik rij rakelings langs het trottoir, een vrouw met of zonder hond – het gaat te snel om het duidelijk te zien - deinst achteruit. Ik negeer de rode lichten op Place Pigalle. Enkele duiven krijgen de schrik van hun leven. Het nachtleven hier is inmiddels gaan slapen terwijl het daglicht de nacht wegdrukt. Ik ben bijna bij mijn eindbestemming. Zal ik het halen? Ik cross verder op de boulevard. Net voor de Moulin Rouge rijd ik bijna abusievelijk de straat rechts in, maar ik weet me op tijd te corrigeren. Ik draai na het beroemde theater met de rode wieken naar rechts, over het kerkhof van Montmartre en nader de heuvel van achteren via Rue Caulaincourt. Ik voel me een (boven)menselijke gps. Ik maak een scherpe bocht naar rechts, rij over de elegante, lommerrijke Avenue Junot. De buurt zal nu wel wakker zijn dankzij mijn geraas. Ik haast me langs het huisje waar Picasso ooit woonde, het café waar je Jacques Brel kon vinden voor een afzakkertje, dwars door het nu uitgestorven Place du Tertre. Ik ben bijna op het hoogste punt van de stad. Ik ga voor het prachtige uitzicht - maar niet op Parijs. Nog een dubbele bocht en ik sta voor de hagelwitte, zelf reinigende Heilige Hart-kerk op de heuvel. Ik parkeer mijn voertuig. In minder dan 8 minuten van a naar b(eter), want ze komt in wit gestreept en met stralende glimlach de trappen opgelopen. Een rendez-vous met haar. 

 

Jarenlang heb ik gedacht dat deze omschrijving een scène was uit de film Un Homme Et Une Femme (een film van dezelfde regisseur). Maar ik maak het allemaal té romantisch. Nee, het is een film op zichzelf. Zoals Frederico Fellini ooit in de film Roma Vespa’s liet stuitteren over de Romeinse kasseien als een ode aan de antieke stad zo deed Claude Lelouch dat voor Parijs.


Eigenlijk hoef ik helemaal niet te weten hoe die film tot stand is gekomen – ook al bestaat er een Making Of (Rendez Vous - Making off - YouTube). C’était un Rendez-vous is een tijdloos portret van Parijs omdat de film is opgenomen op een tijdstip waarop de stad nog niet is ontwaakt. Zoals een droom zich altijd in het heden afspeelt. 

De Rolling Stones in Parijs 

Deze blog beginnen we niet in Parijs, maar in Groningen. Daar loopt tot eind januari de tentoonstelling Unzipped, een uitgebreide trip door het rock ‘n’ roll universum van de Rolling Stones. Naast de muziek staan ook kostuums en de gigantische podia centraal. Maar in de eerste plaats zijn de Stones muziek, muziek en nog eens muziek. Muziek die ook is opgenomen in Parijs. Om precies te zijn in de voorstad Boulogne-Billancourt, ten zuiden van Bois de Boulogne. Parc des Princes, het voetbalstadion van Paris Saint Germain, en het tenniscomplex van Roland Garros grenzen aan de gemeente die ooit lang geleden gedomineerd werd door de autofabrieken van Renault.


Ook ligt in deze gemeente de Pathé-Marconi-studio, die al sinds de jaren ‘60 in gebruik is. Vooral de Rolling Stones kennen een roemruchtige geschiedenis in deze platenstudio inclusief afgrijselijke uren en legendarische muziek. Ik licht er 2 perioden uit. 


De eerste keer dat de Stones deze studio bezochten was in het najaar van 1977. Disco domineerde de hitlijsten en punk zette zich faliekant af tegen de Stones. Grote spanningen beheersten de band. Gitarist Keith Richards zat nog zwaar onder de drugs en hij begon te beseffen dat het roer radicaal om moest wilde hij ooit 40 jaar worden. (Laat staan 80 jaar!) Keith stapte in een Parijse taxi en was het adres vergeten van zijn vaste flat hier. Zanger Mick Jagger behandelde Keith uit de hoogte en zei tegen sessiemuzikanten dat ze nooit meer op tournee zouden gaan ‘met een ouwe lul met een heroïneveroordeling’. Bijna niemand praatte met bassist Bill Wyman. Jagger, die in de jaren ‘70 tot de 10 beroemdste mensen ter wereld behoorde, zat intussen op een andere planeet. Hij logeerde in L’Hôtel, de prachtige, discrete accommodatie waar Oscar Wilde ooit was gestorven en waar Mick met zijn nieuwe vriendin, het blonde topmodel Jerry Hall, verbleef. In de hotelbar vind je nog altijd een foto van de zanger. 


De Stones waren volop bezig aan het album Some Girls met daarop de klassieker Miss You. Die single zou de volgende zomer vrijwel overal ter wereld uit de speakers knallen. 


Tegen die tijd hadden de Stones meer dan 40 nieuwe nummers op band staan, genoeg voor hun volgende drie elpees. Het lied Start Me Up kwam bijna als een reggaenummer op Some Girls terecht, maar het werd weggelaten. Keith was benauwd dat hij de belangrijkste melodielijn onbewust had overgenomen van een nummer dat hij op de radio had gehoord. 2 jaar later kwamen de Stones weer terug in de Pathé-Marconi-studio. In plaats van een reggaenummer werd Start Me Up pure rock met een van de beroemdste riffs van de jaren ‘80. De uiteindelijke single werd de laatste echte classic van de Stones.


De Pathé-Marconi-studio bleef de favoriete opnameruimte van de band, ondanks de eeuwige spanningen onder de bandleden. De laatste periode waarin ze neerstreken in Boulogne-Billancourt was in 1985. Hoewel de lente aanbrak was de sfeer tot ver onder het nulpunt gedaald. Mick voegde zich bij de band zonder materiaal voor de opnamesessies van het album Dirty Work. Hij had al zijn kruit verschoten aan zijn soloalbum. Keith: “In 1985 kregen we opeens al dat solo gedoe. Ik heb hem toen nog zó gezegd dat ik na al die jaren niet in zo’n situatie gedwongen wilde worden, want ik wist gewoon dat je daarmee op een belangenconflict aanstuurt. Ik heb er alles aan gedaan hem tegen te houden – ‘doe dat nou niet!’” Na een paar weken verliet Mick de opnamesessies omdat hij de promotie van zijn soloalbum belangrijker vond. 


Als hij er wel was ergerde Mick zich in het feit dat Keith nu aan de touwtjes trok en hij verschanste zich in een aparte opnameruimte in hetzelfde gebouw. Meestal arriveerde hij pas rond middernacht vanuit de flat die hij samen met Jerry Hall in Neuilly huurde, de chique buitenwijk ten westen van Parijs. Zodra hij klaar was, verdween hij vaak zonder de anderen ook maar te zien of te spreken. De sfeer was pet. Drummer Charlie Watts had problemen met zijn puberdochter en probeerde zich met drank op de been te houden. Bassist Bill Wyman was chagrijnig en verveeld, pianist Ian Stewart was van mening dat het afgelopen was met de Stones en weigerde op de tracks mee te spelen. “We hingen elkaar gewoon de keel uit,” zei Mick. “De band die je met muzikanten hebt, hangt af van wat je samen presteert. Zodra dat laatste uitblijft, krijg je negatieve reacties. En dan vallen bands uit elkaar.” Charlie: “In mijn 25 jaar bij de Stones heb ik 5 jaar gewerkt en 20 jaar rondgehangen. Als ik dat eerder had beseft was ik nu allang dood geweest.”


De elpee Dirty Work werd geen succes, sterker nog: het album wordt algemeen beschouwd als één van de dieptepunten in de gigantische Stones-catalogus. Een tournee was helemaal uit den boze. Jagger zei later: “Een tournee om Dirty Work te promoten zou een nachtmerrie zijn geworden. Het album was niet geweldig, de fysieke conditie abominabel. Ik was niet lekker in vorm en de rest van de band was zelfs niet in staat de Champs-Élysées af te lopen, laat staan een tournee te volbrengen.”


Het zou de laatste keer zijn dat de band zou opnemen in Parijs. Ze wisten uiteindelijk de strijdbijl te begraven, de scherven bij elkaar te rapen, die te lijmen en door te gaan. Eeuwig door te gaan. Nu zijn de oude goden (en opa’s) af en toe nog op het podium te bezichtigen. Zelfs als alle bandleden het tijdelijke voor het eeuwige hebben gewisseld zullen de Stones voor altijd blijven doorleven als een stelletje opwindende vrijbuiters die (cultuur)geschiedenis schreven in de 20ste eeuw. Ook in Parijs.

 

Grotendeels ontleend aan: Stephen Davis, Rolling Stones. Veertig jaar seks, drugs en rock-n-roll.

Ronnie en Charlie over deze periode: Ron Wood & Charlie Watts (The Rolling Stones) - Miss You | Het verhaal achter het nummer - YouTube

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

 Emily in Paris 

Dé tophit van dit toeristenseizoen is Emily In Paris. Hoe vaak ik er naar gevraagd ben sinds het vroege voorjaar is amper te tellen. Sterker nog, ik ben het gaan omkeren: “Zijn er in deze groep fans van Emily In Paris?” Die zijn er altijd. Soms uitgesproken, soms wat voorzichtig en zich verontschuldigend. 


Tientallen miljoenen mensen over de hele wereld hebben via Netflix kennis gemaakt met Emily die door haar werkgever naar Parijs is gestuurd. Emily - gespeeld door Lily Collins, de dochter van poplegende Phil Collins – spreekt amper frans en spartelt in de Parijse jungle. Maar niet té meedogenloos, want - uiteraard – vindt ze ook de liefde. Die woont een etage onder haar, maar zoals dat betaamd in een serie duurt het even voordat de daad bij het woord wordt gevoegd. Genoeg onderhuidse spanning dus – zowel op het beeldscherm als bij de kijker thuis. 


Tijdens al die avonturen passeren de vooroordelen en de clichés over beide bevolkingsgroepen – Fransen en Amerikanen – de revue. Vooral de Franse critici konden er niet mee lachen dat de Parijzenaars zo op de korrel worden genomen. De meningen over de kwaliteit van de serie variëren sowieso. Niettemin is de reeks gigantisch populair. 


Dat bleek wel toen ik in de zomer met gasten door Montmartre liep. We naderden het steile stukje richting Place Emile Goudeau. Even na 1900 werkte Picasso hier in zijn atelier Le Bateau Lavoir aan zijn kubistische meesterwerken. Enkele meters daarvoor is er een populair terrasje van de brasserie Le Relais de la Butte met een schitterend uitzicht op Hotel des Invalides (waar de restanten van Napoleon in een tombe liggen). Altijd een hoogtepunt in onze Montmartre tour. Maar deze ochtend konden we er naar fluiten om ook maar in de buurt te komen van dit plein. Het hele plein van Picasso was met lint afgesloten. Er waren opnames bezig. Inderdaad van de 3de serie van Emily In Paris. Pas in dit najaar op je Netflix. 


Dat is nu een extra verhaal in onze Montmartre tour, maar een eigen Emily In Paris-tour organiseren is een ander verhaal. De plek waar ik meestal de bovenstaande vraag stel aan de Emily-fans is voor het Panthéon in Quartier Latin. Want op het pleintje ernaast, het charmante Place de l’Estrapade, vinden we 2 waardevolle plekken uit de serie: de bakkerij waar Emily haar brood koopt èn het restaurant waar haar onderbuurman werkt op wie ze een oogje heeft. Overigens serveert dat restaurant in het echte leven geen Franse maar voornamelijk Italiaanse gerechten. Maar het echte Sancta Sanctorum, het heilige der heilige, is aan de overkant op nummer 1: het appartementsgebouw waar Emily woont. Vrijwel altijd als ik daar passeer, staan er meisjes van rond de 20 leeftijdsgenootjes in pose op de foto te zetten. 


Om haar conditie op peil te houden loopt Emily haar rondjes in Jardin du Luxembourg, op loopafstand van haar huis. 


Van deze 3, 4 plekken valt nog wel een Emily-tour te fabriceren. Maar andere herkenbare locaties zijn vaak op totaal andere plekken in Parijs te vinden, zoals de bloggers van Wegwijs Naar Parijs schrijven. Zij halen bijvoorbeeld de tuin van Palais Royale aan waar Emily luncht met een collega, en op Pont Alexandre III is ze getuige van de opnames van een commercial. Met een taxi of de metro zijn al die verschillende plekken van Emily wel haalbaar. Kilometers lopend afleggen door de stad, wat op zich geen straf is, is echter vooral gegeven aan de echte die-hard fan. 

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

Het leukste gay dorp van Europa


Wat Castro is voor San Francisco is Le Marais voor Parijs: dé gaywijk bij uitstek. 

Als je door Le Marais loopt kan je er niet omheen: de wijk is een uiterst creatieve omgeving. De gaywijk vind je in de kleine straatjes tussen het joodse kwartier en Centre Pompidou, alsof ze zich genesteld heeft tegen dit kleurrijke mastodont. In de jaren ’80, na de komst van dit modernekunstmuseum, begon de gaywijk enorm te floreren. Etalages vol extravaganza met kleding die de Toppers niet zou misstaan. Tattooshops en barbieren die gespecialiseerd zijn in modieuze baarden. Hypermoderne en groteske (toegepaste) kunst in populaire galeries. En op vrijwel iedere hoek kroegen en leuke terrasjes. Dan heb ik het over met name de omgeving rond Rue des Archives en Rue Saint-Merri. De locatie is onmiskenbaar: straatnaamborden en zebrapaden in regenboogkleuren. We noemen ze ook wel gaybrapaden. De Parijse gayscene behoort tot de opwindendste van de wereld, samen met die van New York, Londen, Sydney en Berlijn. Niet minder dan 140 bars om er te vinden waar je naar op zoek bent, zoals in Freedj, L’Open Café, Le Cox of La Mine.  

 

Ik begon de blog met: “Wat Castro is voor San Francisco is Le Marais voor Parijs: de gaywijk bij uitstek”. Zo’n geconcentreerde wijk nodigt uit voor hevige discussie of dit nu wèl of juist niet de integratie van LGBT’s en dus hun emancipatie in de samenleving bevordert. Juist omdat er een aparte, afgescheiden wijk speciaal is ingericht. Dan blijf je je toch onderscheiden of zelfs deels isoleren? Aan de andere kant is het ook heel menselijk: mensen die iets overeenkomstig hebben zoeken elkaar op, of dat nu een seksuele voorkeur is, een religie, een dance festival of juist metal, of je nu graag bridge speelt of toch liever bingo… Gelijkgezinden zoeken elkaar altijd op. Logisch. 

Maar er is een achterliggende gedachte voor een gaywijk. In de jaren ’60, toen Parijs prat ging op zijn open seksuele cultuur en houding, waren er genoeg mensen die schande spraken van de gay-scene. Het zou de internationale reputatie van de stad alleen maar ondermijnen. Zelfs uit de politiek waren geluiden te horen dat de politie de homo’s maar stevig onder controle moest houden. Allicht dat deze tegenstand zijn uitwerking niet gemist heeft en de gays zich vanaf de jaren ’80 vooral ontmoetten in Le Marais. 

Dat de volledige emancipatie en acceptatie nog niet was volbracht, bleek ook na de eeuwwisseling. In 2001 kreeg Parijs met de socialist Bertrand Delanoë zijn eerste burgervader die openlijk uitkwam voor zijn homoseksualiteit. Ook dat riep bij sommigen weerstand op. Een jaar later, tijdens Nuit Blanche, een nacht vol festiviteiten in de stad, werd Delanoë neergestoken. Als motief zei de dader dat hij niets moest hebben van politici en al helemaal niets van gays. Gelukkig voor Delanoë kwam hij er met lichte verwondingen vanaf. Hij zou tot 2014 burgermeester blijven totdat Anne Hildago hem opvolgde.  

 

Juni is traditiegetrouw het jaarlijkse hoogtepunt voor de LGBT-gemeenschap tijdens de Gay Pride, in het Frans prachtig verwoord met Marche des Fiertés. Letterlijk vertaald: “De mars van trotse(n) (mensen).” Op notoire gayknooppunten, zoals bars, musea, pleintjes, galeries… kan je deelnemen aan activiteiten. Een centrale plek is pal naast de gaywijk: het plein vóór l’Hôtel de Ville, daar waar de burgemeester woont. 

De LGBT-gemeenschap viert zijn bestaan, diversiteit en gelijke rechten voor iedereen, en deelt dit ook graag met de rest van de stad als onderdeel van de Parijse cultuur. Marche des Fiertés begint doorgaans bij Jardin du Luxembourg en eindigt aan de andere kant van de stad op Place de la République. 700.000 mensen lopen mee of staan langs de kant. Doe je ook mee dit jaar? De gay pride is op zaterdag 25 juni. 

Omdat we ervaren en betrouwbaar zijn en ons 100% focus op het beste resultaat hebben we al met vele fantastische klanten mogen werken.

In het volle licht van Vincent Van Gogh


Op mijn laatste verjaardag viel ik pardoes terug in mijn jeugd. Dat gebeurde in Ateliers des Lumières. Er was een tentoonstelling van Vincent van Gogh. Een projectie van bewegende beelden overal om me heen, onder mijn voeten, hoog boven mijn hoofd. Overal was Vincent van Gogh. Waar ik keek en overal waar ik niet kon kijken. Maar het was niet Vincent die mij terugbracht naar mijn jeugd. Net als bij de Petit Madeleine van Proust zorgde het onverwachte voor die sensatie. Van de projecties wist ik immers dat die zouden komen. Ik had een jaar eerder Gustav Klimt gezien op dezelfde locatie. 

De schilderijen schoven over de muren. Vaak gegroepeerd per kleur. Het blauw van La Nuit étoilée (Starry Night). Het gouden geel van het korenveld. Het oranje geel van de zonnebloemen. Zoals bij Mozart melodie zich in je hart boort, zo geeft Van Gogh kleur aan je leven. Een appel waaraan je moet toegeven. Anders blijft spijt de rest van je leven zich aan je opdringen. Nina Simone zong in de zaal Don’t Let Me Be Misunderstood. Dit lijflied werd Vincents ondergang, lang voordat het nummer was gecomponeerd. Het onbegrip en het gebrek aan erkenning doopten hem in de absint, sneden hem zijn oor af, schoten hem in de borst.

Het schuiven ging maar door, een galerie van portretten: dokter Gachet die hem tevergeefs van zijn zenuwziekte wilde genezen, de bardame Agostina Segatori, de familie die aardappels at. En ook de kerk van Auvers-sur-Oise: vervormd, blauw en dansend. Hoezeer ik ook mijn best doe, de mooiste woorden die ik kan bedenken doen geen recht aan alle kleuren die ik toen zag. Je verwacht er zoveel van, je kijkt er al maanden naar uit, dan kan het alleen maar tegenvallen. En dat gebeurt dan niet. Het is minstens even mooi als dat je stiekem hebt gehoopt. Leven zonder verwachtingen is in werkelijkheid zoveel moeilijker dan het lijkt in woorden. 

Het gebeurde eigenlijk al vroeg in de show, dat ik opeens een melodie hoorde die mij al volkomen in haar bedwang had toen ik vijftien jaar was. In die hete zomer in de jaren negentig, toen ik op mijn slaapkamer de wereld aan het ontdekken was. De klanken die zo goed bij Vincent pasten waren van Janis Joplin. Haar allermooiste: Kozmic Blues. Zoveel verdriet dat je de hele kosmos zou kunnen opvullen met je tranen. Dat zou een (tijdelijke) liefdesexplosie hebben opgeleverd: Janis Joplin en Vincent van Gogh! Alhoewel: waar hij heel serieus en fijngevoelig op de dingen inging, zou zij het allemaal weer schaterend hebben weggelachen. Misschien niet zo’n goede combinatie bij nader inzien.

Bij de intro schoot ik vol. Vier minuten lang heb ik als een kind staan huilen om de kleurenpracht in mijn ogen en oren. Wat een alchemie, wat een moment, wat een herkenning. Janis, Vincent en ik. Ik toen ik vijftien was, ik die nog amper mijn reis was begonnen. Op zoek naar mezelf, op zoek naar iets. De grote afstand tussen toen en ik nu, gestrand in Parijs. Ik begreep Vincent niet ineens beter, evenmin Janis of mijzelf. Het overkwam me gewoon. Ik voelde wat intenser deze dag.

Enkele weken later zat ik in de RER, de interregionale trein die Parijs verbindt met Île de France. Ik was op weg naar Auvers-sur-Oise. Ik zag de oorspronkelijke kerk: veel rechter, niet blauw en ook niet dansend. Naast het kerkje waar een uitvaart bezig was, lagen, omringd door een lage muur, de dorpsgenoten die alleen nog in de harten van nabestaanden voortleven. Of zelfs dat niet meer, omdat ze er al te lang liggen. Afgelegen tussen de onwetende akkers van Noord-Frankrijk, daar naast elkaar, liggen de twee broers, Vincent en Theo. Uit Zundert, Brabant, tien kilometer van waar ik ooit ben geboren. Toen het allemaal nog moest gebeuren. Ze liggen in graven van een eenvoud die genoeg is. Omgeven door een rust die Vincent in zijn leven nooit heeft kunnen vinden.

Shakespeare in Parijs


Twee van de beroemdste titels van de 20ste eeuwse wereldliteratuur zijn onlosmakelijk verbonden met Parijs: A La Recherche De Temps Perdu van Marcel Proust, wat een universum op zich is. En die andere klassieker is Ulysses van de Ier James Joyce. Zonder Parijs zouden we dit laatste boek misschien wel nooit hebben kunnen lezen.

Een van de plekken in Parijs waar Ernest Hemingway het liefste kwam was de boekhandel Shakespeare and Company. Het ontstaan kende een lange geschiedenis. Na een treinongeval keerde de verzekering een mooi bedrag uit aan de heer Clovis Monnier. Met dit geld wist hij de droom van zijn 23-jarige dochter te verwezenlijken: een eigen boekenwinkel. In 1915 opende Adrienne Monnier "Maison des Amis des Livres" in Rue de l’Odeon, in Saint-Germain. Twee jaar later liep de Amerikaanse Sylvia Beach haar winkel binnen. Het was liefde op het eerste gezicht tussen de twee jonge vrouwen. Toch kwam Beach pas terug na de oorlog. Monnier stimuleerde haar om haar droom te vervullen door een eigen boekhandel te beginnen. Gespecialiseerd in Engelstalige boeken. Dat werd Shakespeare and Company, in dezelfde straat als het "huis van de boekenvrienden".

Schrijver Ernest Hemingway was diep onder de indruk van de eigenaresse: ‘Sylvia had a lively, very sharply cut face, brown eyes that were as alive as a small animal’s and as gay as a young girl’s, and wavy brown hair that was brushed back from her fine forehead and cut thick below her ears and at the line of the collar of the brown velvet jacket she wore. She had pretty legs and she was kind cheerful and interested, and loved to make jokes and gossip. No one that I ever knew was nicer to me.’

De sympathie was zeker wederzijds, maar Beach’ grootste bewondering ging uit naar James Joyce. In haar memoires tekende zij op: ‘Mijn liefdes waren Adrienne Monnier, James Joyce en Shakespeare and Company.’ Joyce woonde met zijn gezin rond 1920 in Zürich, maar dichter Ezra Pound overtuigde hem ervan dat hij meer kans zou maken op publicatie in Parijs. Dat viel nog maar te bezien. Een deel van de onvoltooide roman Ulysses was gepubliceerd in The Little Review. Het literaire tijdschrift kreeg onmiddellijk een proces aan de broek wegens obsceniteiten. Iedere geïnteresseerde uitgeverij trok zich onmiddellijk terug. Maar een persoon niet; Sylvia Beach stond erop het baanbrekende werk uit te geven. Als een liefdesverklaring. Voor Joyce was het eerder een geschenk uit de hemel. De publicatie werd een verjaardagscadeau. Het eerste gedrukte exemplaar gleed op zijn verjaardag, in februari 1922, van de pers. Hetzelfde jaar waarin Proust overleed en het vierde deel van zijn A La Recherche De Temps Perdu verscheen. Net als die Franse romancyclus zou Ulysses de geschiedenis ingaan als een van de grootste meesterwerken van de 20ste eeuw, hoe hermetisch soms ook.

Vanaf de jaren zestig is Shakespeare and Company gevestigd aan de linkeroever van de Seine. Met het zicht op de Notre Dame. Het gebouw uit de 16de eeuw is krap en voorzien van een laag plafond. Om de trap op te gaan moet je je adem inhouden. Op de eerste verdieping vindt u luie fauteuils, een piano en de kat die snoezig ligt te slapen. Als u haar ziet liggen stoort u haar dan niet. Ze moet nodig bijslapen, ze is namelijk de hele nacht bezig geweest met lezen.

Informatie deels ontleend aan: Ernest Hemingway, A Moveable Feast.

Hemingway in Parijs


Een van de sfeervolste pleintjes van Parijs is Place de la Contrescarpe, aan de rand van Quartier Latin. Zowel in de uitbundige zomerzon als onder een plafond van feeërieke lichtjes in de winter. Als ik daar ben, en dat overkomt me vrijwel wekelijks, kan ik de neiging om de bocht om te gaan naar rue Cardinal Lemoine niet onderdrukken. Dan stop ik altijd bij nummer 74 en kijk omhoog. Daar hangt een van de meest troostrijke plakkaten van een stad die behangen is met plakkaten over voormalige bewoners. Ik lees een citaat uit A Moveable Feast van Ernest Hemingway, de Amerikaanse schrijver die hier in 1921 en 1922 woonde met zijn eerste vrouw: ‘Tel était le Paris de notre jeunesse au temps où nous étions très pauvres et très heureux.’ Het ontroert me elke keer weer.

De Hemingways woonden in Parijs aan de goede kant van de Seine als je van cultuur en het goede leven hield; het leven zonder zorgen en een feest dat bijna tien jaar zou duren. Tot aan de verwoestende crisis van de jaren dertig. Op de straten van Montparnasse op de tonen van de jazzmuziek werd gedanst tot in het holst van de nacht. Les années folles. De bohemiens nestelden zich in de restaurants, zoals le Dôme en la Rotonde, zonder eruit gezet te worden. Ook al veroorzaakten ze regelmatig vechtpartijtjes. La Coupole en le Select noemden zichzelf “Bar Americain”. In drie jaar tijd rees het aantal expats van de andere kant van de oceaan van zes duizend in 1921 tot dertig duizend in 1924! Een ander etablissement, la Closerie des Lilas, was de vaste stek van Ernest om even bij te tanken. De praatgrage schrijver was al snel populair bij het personeel.


Een andere plek waar hij kind aan huis was, was in Saint-Germain, bij Sylvia Beach. Zij opende het boekenwinkeltje Shakespeare and Company dat toen nog in Odéon was gevestigd en niet, zoals nu, tegenover de Notre Dame. In die tijd, toen Hemingway nog zeer arm was kocht hij geen boeken bij Beach, hij ‘leende’ ze van haar. Die armoede was tien jaar later verdwenen als sneeuw voor de zon. Hemingways eigen pennenvruchten begonnen te verkopen, het geld begon binnen te stromen. De schrijver reisde de hele wereld over. Hij woonde aan het onderste puntje van Florida, Key West, en ook aan de overkant, op Cuba. Hij leefde zich uit bij diepzeevissen en op safari, en beleefde als journalist avonturen in de Spaanse burgeroorlog. Zolang het maar een adrenalinestoot gaf. Hij probeerde het leven aan te houden zoals hij die beleefd had tijdens de Eerste Wereldoorlog. Echt be-leefd; of liever: dóór-leefd. Het was alles of niets. En het werd héél veel voor hem: vele bestsellers, vele avonturen, veel geld, vier huwelijken, vele depressies en veel, heel veel alcohol. Zijn laatste vrouw Mary klaagde over zijn alcoholwalm. Daarom vroeg Ernest aan de barman van het Ritz Hotel om een cocktail te maken waardoor de alcoholgeur geneutraliseerd zou worden. De man mengde tomatensap met wodka en dat werkte als een tovermiddel. Het geklaag was voorbij en de Bloody Mary cocktail was geboren. Genoemd naar zijn vrouw. Volgens de legende althans.


Na de Tweede Wereldoorlog begonnen depressies steeds meer zijn dagen te verduisteren. Een van de laatste werken die Hemingway tussen de depressies in schreef was de kleine memoires A Moveable Feast (‘een verplaatsbaar feest’, vertaald als: Dag en nacht feest). Hij beschreef zijn leven in Parijs van zijn jonge jaren nu hij meer en meer in de schaduw leefde van zijn naderende dood. Op de ochtend van een julidag in 1961 koos hij niet voor zijn schrijfmachine, maar laadde hij zijn favoriete dubbelloops jachtgeweer met twee kogels. Hij liep naar boven in de hal van zijn kapitale villa, nam de loop in zijn mond en haalde de trekker over. Kort daarvoor, in A Moveable Feast, had hij nog geschreven: ‘Ik weet niet hoe het er nu is, maar dit was het Parijs van onze jeugd toen we heel arm en heel gelukkig waren.’ 


Informatie deels ontleend aan: Ernest Hemingway, A Moveable Feast.