Vrouwen van Parijs: Gabrielle “Coco” Chanel
Een van de allerberoemdste Parisiennes van de 20ste eeuw werd geboren in het kleine provinciestadje Saumur, in de Loirevallei, niet ver van de Atlantische kust. Zoals 80% van de Parijzenaars is ze niet geboren in de hoofdstad zelf.
In de fantastische jaren ’20, toen er volop gefeest werd in de straten van Montparnasse, zat Coco, née Gabrielle, aan de andere kant van de Seine. Rue Cambon, op rive droite naast Jardin des Tuileries, werd haar eerste uitvalsbasis. Op nummer 31 werden de kledingstukken ontworpen en tijdens modeshows aan het publiek voorgesteld. Ze woonde zelf in haar appartementje op de eerste verdieping. 15 jaar later waren vijf gebouwen in rue Cambon (nr. 23-31) haar eigendom. Voor devote fans is deze straat het heilige der heilige. Een altaar van de vrouwenemancipatie. Haar appartement is geen museum, zoals bij Yves Saint-Laurent, maar vanuit de boetiek krijg je wel een zweem van de Chanel-magie.
De magie begon in de periode tussen de twee wereldoorlogen en maakte van Coco Chanel een van de meest invloedrijke mensen uit de 20ste eeuw. Haar buitengewone talent en ondernemingsdrang zorgden ervoor dat een nieuwe generatie vrouwen verlost werden van het korset. Dames mochten zich meer casual gaan kleden. Een ware revolutie! Zij ontwierp ook het elegante, iconische zwarte avondjurkje en natuurlijk de deux-pièce. Dan weet je precies waar Alfred Hitchcock zijn fetish voor koele blondines in mantelpakjes vandaan heeft.
Ook bracht de couturier parfum uit. Wat Kind Of Blue van Miles Davis is voor de jazzmuziek en Mohammed Ali voor de bokssport, is No. 5 van Chanel voor de parfum: ver verheven boven het eigen genre of discipline en eerder een cultuurfenomeen op zichzelf. Iedereen heeft er wel eens van gehoord of herkent het. In 1921 kwam de parfum voor het eerst op de markt. Zoals Coco zelf zei: ‘Een vrouw moet ruiken als een vrouw en niet als een roos.’ Een doorslaand succes was het understatement van de eeuw.
Haar imperium zorgde ervoor dat het geld bleef binnenstromen. Uiteindelijk ging ze een straatje verderop wonen: in het Ritz Hotel. Een van de duurste hotels van de stad, gelegen op het statige Place Vendôme. Coco woonde daar 35 jaar. Een half mensenleven. Op de tweede verdieping had ze een room with the view. Hoe weet ik dat? Simpel. De dop van het flesje Chanel no. 5 is niet rond en is niet vierkant. De dop is achthoekig. En wat is ook achthoekig? Inderdaad, Place Vendôme. Haar suite is nog altijd gedecoreerd zoals zij het ooit graag had: gelakte muren, vergulde leeuwen, veel spiegels en veel zwartwit. Als je de kamer tijdens de fashion week wilt boeken, kost je dat een slordige 28.000 eurootjes. Per nacht, welteverstaan!
De huidige creative director Virginie Viard stelt de artistieke toekomst van het Chanel-concern veilig. En met een omzet van bijna 10 miljard dollar per jaar wordt het imperium verder uitgebouwd en leeft de legende voort. In 2021 was het 100 jaar geleden dat de couturier haar eerste grote successen boekte. Parijs put nog altijd uit de bron die Coco Chanel heet, een ware ambassadrice van elegantie.
De vrouwen van Parijs: Miss Lisa (1479 - 1542)
Voor de schrijver Harry Mulisch moest het eerst nog maar eens bewezen worden dat hij niet onsterfelijk was. Maar ook hij haalde bakzeil. En hij had beter moeten weten. Want er zijn weinig uitzonderingen - zoals ik.
Laat ik me eerst even aan u voorstellen. Ik ben miss Lisa. Lisa del Giocondo - Gherardini is mijn meisjesnaam. Ik weet niet welk verhaal u mij te vertellen heeft, maar laat ik beginnen met het mijne. Ik woon al heel lang in Parijs, hoewel ik me niet echt geïntegreerd voel met de rest van de stad. Komt dat door mijn oorsprong of omdat ik de deur vrijwel nooit uitkom?
Ik kom oorspronkelijk uit Florence, Italië. In 1495 trouwde ik met Francesco del Giocondo. Ik was 15, hij 2 keer zo oud. Mijn man was een zijdehandelaar. De Italiaanse stadstaten stonden toen, net als de Vlaamse steden, bekend om hun textielhandel. Mijn eigen familie was niet bemiddeld. Francesco en ik kregen 5 kinderen en verwierven een zekere welstand. Maar royals zijn we nooit geweest.
Het was dan ook uitzonderlijk dat een gearriveerde kunstenaar als Leonardo uitgerekend mij wilde schilderen. Dat kwam zo : zijn vader Ser Pierro da Vinci was de advocaat van mijn man. Doordat ik van relatief simpele afkomst was kon hij alle technische kennis en vernieuwingen die er in zijn hoofd spookten op mij uitproberen. Geen autoriteit zou zich ermee bemoeien. En ik? Och, ik liet hem maar betijen.
Toen ik dreigde te sterven heeft de verbeelding het van mijn leven overgenomen. Als ik werkelijk zo sterfelijk zou zijn zoals de meeste aardbewoners zijn zou u mij in plaats van in het Louvre eerder op Père Lachaise komen bezoeken. Dat laatste zou overigens wèl gratis zijn – maar dat even terzijde.
Wat valt er verder over mij te vertellen? Iedereen begint altijd over mijn afmetingen. Oké, 77 bij 53 centimeter is inderdaad niet volumineus. En wat dan nog, iedereen wil met me op de foto. De hele dag door. Selfies noemen ze dat tegenwoordig. Ongevraagd sta ik dan op de foto met iemand uit India of Texas of Purmerend. Merkwaardig eigenlijk. Maar ik blijf altijd geduldig poseren. Dat ben ik immers gewend.
Ik vraag me af of ze me überhaupt wel bekijken. Want dat kan interessant zijn. Dat zeg ik meer ter glorie van mijn meester. Het is namelijk wel zo interessant om te kijken naar wat u niet ziet, om te zien wat ik niet draag. Ik ben van dat slag dat gelooft dat minder meer is. Tegenwoordig, in een tijd van overvloed is dat moeilijk voor te stellen. Op mijn beroemdste portret ben ik niet in mijn beste kleren gekleed, draag ik geen enkel juweel zoals vorstinnen doen. Niets van dat alles! Dat is misschien ook wel de universele kracht van mijn portret. De schilder wilde u niet afleiden van mijn gezicht.
Over mijn gezicht gesproken: al die tijd is niets veranderd door plastische chirurgie of botox. U ziet de gespletenheid getekend in mijn voorhoofd. Trouwens, ik ben het levende bewijs dat iets te hard schoonmaken schadelijk is voor je gezicht; vroeger had ik namelijk wenkbrauwen.
En dan nog iets over mijn blik; daar ontkom ik nu eenmaal niet aan. Iedereen heeft het er altijd over: ik heb de neiging u direct aan te kijken. Dat was totally not done in mijn tijd, en toch deed ik het. Wat bezielde mij eigenlijk? Hoe dan ook, waar u ook voor me staat, links, rechts, of recht voor me, ik kijk u altijd aan. Altijd een directe connectie tussen u en mij.
Alsof dat nog niet uitdagend genoeg is, vertoon ik ook nog een glimlach! De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik niet de enige was in die tijd. Het kwam vaker voor. Er wordt veel onderzoek naar mij gedaan. Zo’n 20 jaar geleden had een neurowetenschapper bedacht dat die glimlach niet eens lag aan technische foefjes van mijn schilder maar dat het meer aan u ligt. Want eigenlijk glimlach ik helemaal niet zo nadrukkelijk. Als je naar mensen kijkt dan kijk je vooral naar de ogen. En dat doet u ook als u voor mij staat. Je ziet dus ergens aan de rand schaduwen bij mijn jukbeenderen en lippen die een glimlach suggereren. Het gaat er met andere woorden niet om wat je denkt wat je ziet, maar om wat je werkelijk ziet. Het klinkt bijna mindf*cking, zoals ik dat tegenwoordig in de wandelgangen van mijn huis mensen hoor zeggen. Ja, die Leonardo was geen koekenbakker.
Ik ben nog een tijdje prominent in de slaapkamer van Napoleon geweest. En in 1911 ben ik opnieuw meegenomen door een man. Ontvoerd uit het Louvre door ene Vincenzo Perugia. Aanvankelijk had niemand iets door. Twee jaar zijn we samen geweest. Waar we allemaal geweest zijn, dat wisten wij alleen. Maar ja, hij was net zo sterfelijk als Harry Mulisch... dus nu ben ik de enige die het weet. Aanvankelijk werd die arme Picasso uit Montmartre nog verdacht mij gestolen te hebben. Ocharme! Waarom wilde Perugia mij zo nodig ? Omdat ik die begeerde vrouw was geworden? Ach, vertel mij wat over mannen…
Na die diefstal werd het nooit meer hetzelfde. Ik had nooit kunnen bedenken dat ik ooit zo grenzeloos beroemd zou worden. Ik met mijn bescheiden afkomst! Typisch de 20ste eeuw – met hun massamedia. In 1963 ben ik zelfs op tournee geweest - naar de Verenigde Staten. Alsof ik een popster was! En dan zijn er nog altijd mensen die eraan twijfelen of ik echt ben en geen kopie. Mijn antwoord is dan eensluidend en eenvoudig: Ik ben wie ik ben.
Suzanne Valadon, de minnares van Montmartre (1865-1938)
De componist Eric Satie had weinig affaires in zijn leven. Maar in 1893, 27 jaar oud, was het raak. Hij ontmoette schilderes Suzanne Valadon. Na de eerste nacht samen vroeg hij haar ten huwelijk. Ze gaf niet toe, maar ging wel naast hem wonen. Satie was volledig betoverd door haar. Hij noemde haar Biqui en prees “haar lieflijke ogen, elegante handen, kleine voeten… alles wat ze in zich heeft.” Hij componeerde voor haar Danses gothiques, zij schilderde hem. Die weelde duurde 5 maanden. Toen was ze plots verdwenen. Al wat overbleef was “niets anders dan ijskoude eenzaamheid dat het hoofd opvult met leegte en het hart met smart”. Hij zou er nooit meer overheen komen.
Satie was niet de enige. De lijst met geliefden is lang, zo lang als de opeenvolgende treden omhoog naar de Sacre Coeur. Renoir, Toulouse Lautrec, Degas, Puvis de Chavannes… Wat was er toch zo onweerstaanbaar aan deze Suzanne Valadon?
Ze werd geboren op 23 september 1865 in Bessines. Op haar 5de nam haar moeder haar mee naar Montmartre. Zij ontvluchtte de provincie, omdat ze daar als alleenstaande moeder gestigmatiseerd werd. Suzannes vader was onbekend. Het rustige, lieflijke, idyllische dorp op de heuvel vol windmolens deed haar denken aan waar ze vandaan kwam. De jonge Suzanne voelde zich als een vis in het water in de straten van Montmartre, vol met prostituées en pooiers, kunstenaars en bohémiens. Opwinding lag op iedere kassei te glanzen.
Al als jong meisje droeg Suzanne de karaktereigenschappen in zich die zich later zouden uitvergroten. Toen ze zelf schilder was geworden en ze exposeerde in de Paris Salon stelde een meer academische collega met een gelijkende naam voor om elkaars schilderijen te signeren. Om wat opschudding te veroorzaken. Als antwoord kreeg hij van haar: ‘Dan kan jij ondertekenen met “merde” (rotzooi, troep).’ Suzanne was niet op haar mondje gevallen.
Ze was marginaal en rebels. Ze noemde zichzelf een duivel en gedroeg zich als een jongen met de charmes van een meisje. Suzanne was koppig, onafhankelijk en heetbloedig. Gevoelig, charmant en vol energie… Een fatale combinatie voor iedere man die op zoek is naar avontuur in zijn leven. Een ideaal medicijn om het bloed weer te laten stromen door de aderen die al bijna waren dicht geslipt. Suzanne was als champagne. Ze had grote blauwe ogen waarin je kon verdrinken en goudbruine krullen als de zon.
Op haar 11de begon ze met werken om haar moeder financieel bij te staan. Op haar 15de werd ze acrobaat in het populaire Molière circus. Maar een pijnlijke val uit de trapeze maakte snel een einde aan deze droom. Daarop ambieerde ze een carrière als kunstenares. En de snelst mogelijke manier om dat te worden was door te poseren. En zo stond ze vanaf haar 15de model voor schilderijen die nu in musea over de hele wereld hangen. Door dat modellenwerk wist ze zich binnen te murwen in kunstenaarssociëteiten waar ze anders geweigerd zou zijn. Onder andere Puvis de Chavannes, Pierre-Auguste Renoir en Henri Toulouse-Lautrec maakten van haar diensten gebruik.
Er was één die het serieus bedoelde: de Spaanse schilder Miguel Utrillo. Ze ontmoetten elkaar in Le Chat Noir. Zij was 15, hij 3 jaar ouder en hij viel onmiddellijk voor haar. Suzanne zei later over hem: ‘Hij stimuleerde mij, hij gaf me aandacht en moedigde me aan. De beste jaren van mijn jonge leven heb ik met hem beleefd: een klassiek artistiek en bohémien leven.’
Maar zoals het altijd in haar leven zou blijven gaan, was Utrillo niet de enige. Dat bleek wel toen hij Parijs verliet. Suzanne was zwanger. Alleen wist ze niet van wie. Ze vroeg aan Degas of hij de vader zou kunnen zijn. Zijn antwoord was kort maar vastberaden toen hij een blik wierp op het kind: ‘Die contouren? Die kan nooit van mij zijn!’ Vervolgens ging zij verhaal halen bij Renoir. De impressionist zei resoluut: ‘Die kleur? Nee, dat is zeker niet mijn kind!’ Toen kwam ze bij Utrillo uit. Hij wist het zeker: ‘Het kind is niet van mij, maar ik heb er niets op tegen om mijn naam te zetten onder een werk van Degas of Renoir.’ En zo kreeg het kind, Maurice, de naam van Utrillo mee.
Samen met een andere partner van haar, André Utter, haar zoon Maurice en haar honden en katten en een geit woonde ze in een groot huis dat nu dienst doet als het voor iedereen toegankelijke Musée de Montmartre – met een prachtige tuin naast de enige overgebleven wijngaard.
Maar ook deze relatie hield geen stand. De laatste jaren van haar leven voelde ze zich wat verloren zonder mannen om zich heen. Maar ze bleef doorschilderen. Haar werk wordt geprezen als openhartige studies van familierelaties, seksualiteit en ouder worden. Geheel in overeenstemming met haar levensloop. Een kunstcriticus schreef ooit: "Deze buitengewone vrouw ademt leven in alles wat ze schildert; ze is de vleesgeworden passie.”
Emily in Paris
Dé tophit van dit toeristenseizoen is Emily In Paris. Hoe vaak ik er naar gevraagd ben sinds het vroege voorjaar is amper te tellen. Sterker nog, ik ben het gaan omkeren: “Zijn er in deze groep fans van Emily In Paris?” Die zijn er altijd. Soms uitgesproken, soms wat voorzichtig en zich verontschuldigend.
Tientallen miljoenen mensen over de hele wereld hebben via Netflix kennis gemaakt met Emily die door haar werkgever naar Parijs is gestuurd. Emily - gespeeld door Lily Collins, de dochter van poplegende Phil Collins – spreekt amper frans en spartelt in de Parijse jungle. Maar niet té meedogenloos, want - uiteraard – vindt ze ook de liefde. Die woont een etage onder haar, maar zoals dat betaamd in een serie duurt het even voordat de daad bij het woord wordt gevoegd. Genoeg onderhuidse spanning dus – zowel op het beeldscherm als bij de kijker thuis.
Tijdens al die avonturen passeren de vooroordelen en de clichés over beide bevolkingsgroepen – Fransen en Amerikanen – de revue. Vooral de Franse critici konden er niet mee lachen dat de Parijzenaars zo op de korrel worden genomen. De meningen over de kwaliteit van de serie variëren sowieso. Niettemin is de reeks gigantisch populair.
Dat bleek wel toen ik in de zomer met gasten door Montmartre liep. We naderden het steile stukje richting Place Emile Goudeau. Even na 1900 werkte Picasso hier in zijn atelier Le Bateau Lavoir aan zijn kubistische meesterwerken. Enkele meters daarvoor is er een populair terrasje van de brasserie Le Relais de la Butte met een schitterend uitzicht op Hotel des Invalides (waar de restanten van Napoleon in een tombe liggen). Altijd een hoogtepunt in onze Montmartre tour. Maar deze ochtend konden we er naar fluiten om ook maar in de buurt te komen van dit plein. Het hele plein van Picasso was met lint afgesloten. Er waren opnames bezig. Inderdaad van de 3de serie van Emily In Paris. Pas in dit najaar op je Netflix.
Dat is nu een extra verhaal in onze Montmartre tour, maar een eigen Emily In Paris-tour organiseren is een ander verhaal. De plek waar ik meestal de bovenstaande vraag stel aan de Emily-fans is voor het Panthéon in Quartier Latin. Want op het pleintje ernaast, het charmante Place de l’Estrapade, vinden we 2 waardevolle plekken uit de serie: de bakkerij waar Emily haar brood koopt èn het restaurant waar haar onderbuurman werkt op wie ze een oogje heeft. Overigens serveert dat restaurant in het echte leven geen Franse maar voornamelijk Italiaanse gerechten. Maar het echte Sancta Sanctorum, het heilige der heilige, is aan de overkant op nummer 1: het appartementsgebouw waar Emily woont. Vrijwel altijd als ik daar passeer, staan er meisjes van rond de 20 leeftijdsgenootjes in pose op de foto te zetten.
Om haar conditie op peil te houden loopt Emily haar rondjes in Jardin du Luxembourg, op loopafstand van haar huis.
Van deze 3, 4 plekken valt nog wel een Emily-tour te fabriceren. Maar andere herkenbare locaties zijn vaak op totaal andere plekken in Parijs te vinden, zoals de bloggers van Wegwijs Naar Parijs schrijven. Zij halen bijvoorbeeld de tuin van Palais Royale aan waar Emily luncht met een collega, en op Pont Alexandre III is ze getuige van de opnames van een commercial. Met een taxi of de metro zijn al die verschillende plekken van Emily wel haalbaar. Kilometers lopend afleggen door de stad, wat op zich geen straf is, is echter vooral gegeven aan de echte die-hard fan.
De vrouwen van Parijs: Josephine Baker (1906 - 1975)
U kunt in haar zwemmen. Aan de oostkant van Parijs, in de Seine. Daar ligt een zwembad - vernoemd naar haar. Het is een klein badje waar het al heel snel té druk is. Althans, toen ik ooit in haar zwom.
Misschien is het dan ook beter om deze blog te beginnen met: dit is een verhaal van een bevrijding en hoe ruimhartig Parijs kan zijn wanneer het nodig is. Een stad waarin iedereen van waar ook zijn plaats kan vinden. Zelfs als je heel anders bent. Want dat was Josephine Baker. In verschillende betekenissen. ‘Op een dag,’ zei Josephine, ‘besefte ik dat ik in een land leefde waar ik bang was om zwart te zijn. Het was een land gereserveerd voor blanken. Er was geen plaats voor zwarten. Ik stikte in de Verenigde Staten. Velen van ons zijn weggegaan, niet omdat we wilden, maar omdat we het niet konden uitstaan... In Parijs voelde ik me bevrijd.’
Parijzenaars zijn zo Frans als alle andere Fransen, maar toch houden ze net zo veel van alles wat exotisch is. Dat was Josephine Baker absoluut: niet van hier.
Amper 20 jaar oud debuteerde ze in het fameuze Les Folies Bergère. Daar begon ze haar act die haar net zo iconisch zou maken als Charles Chaplin en Rudolphe Valentino. Monokini en in een ultrakort bananenrokje zwierde ze met haar heupen. Danse Sauvage. De erotische act leverde haar staande ovaties op. De Fransen herkenden de Afrikaanse cultuur: ze was primitief en gesofisticeerd tegelijkertijd. Ze was sprankelend en anders dan al het andere dat die oeverloze stad te bieden had. Dan moet je van goeden huize komen.
Josephine kwam uit de lucht vallen en bleef hangen. Haar verschijning ging als een lopend vuurtje door de stad. Ze werd omarmd door de intellectuele elite. Schrijver Ernest Hemingway noemde haar ‘de meest sensationele vrouw die iemand ooit heeft gezien’. Picasso begon haar spontaan te tekenen. Ze werd de Zwarte Parel, de Zwarte Venus en de Creoolse Godin genoemd. Dat zijn loftuitingen die je tegenwoordig op bedreigingen en wekenlange verontwaardigde discussies op sociale media komen te staan. Destijds nam Josephine deze woorden met eerbied en trots in ontvangst.
Maar die status alleen was haar niet genoeg. Ze wilde er ook iets mee doen. Bij voorkeur iets nuttigs. Haar tweede echtgenoot, William Baker, gaf haar de achternaam waarmee ze beroemd zou worden; haar derde echtgenoot, Jean Lion, gaf haar de Franse nationaliteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze actief in het Franse verzet. Ze had ook de keuze om veilig terug naar de Verenigde Staten te gaan. Daarentegen bracht ze geheime boodschappen naar Noord-Afrika en Spanje. Met gevaar voor eigen leven. Na de bevrijding regende het Franse onderscheidingen.
Sommige mensen denken bij Josephine Baker ook aan kinderen. Héél veel kinderen. En dat terwijl na een miskraam haar baarmoeder werd verwijderd. Ze adopteerde een dozijn kinderen uit alle windstreken en culturen. De zogenaamde la tribu arc-en-ciel (de regenboogkinderen) was een universeel ideaal van haar.
Jopsehine stierf aan een hersenbloeding in de stad die haar roem had gebracht. In het Pitié-Salpêtrière, het ziekenhuis waar ook Lady Diana later zou overlijden. Tot aan haar plotselinge dood in 1975 bleef ze optreden. Niet meer in haar bananenrokje, maar getooid met een prachtige tulband en enorme pluimen op haar hoofd. Ze was een sierlijke echo van een uitstervend genre: het oude vaudevilletheater. Tot het einde zong ze haar beroemdste lied, over de twee werelden die ondanks alles diep in haar waren gezonken: het oude vaderland en haar nieuwe thuis. “J'ai deux amours, mon pays et Paris."
Josephine Baker zoals ze beroemd werd: https://www.youtube.com/watch?v=wmw5eGh888Y
Over Simone de Beauvoir (1908-1986)
Net als haar partner voor het leven, Jean-Paul Sartre, zwoer de schrijfster Simone de Beauvoir bij de geloofsprincipes van het existentialisme: de mens is verantwoordelijk voor zijn eigen leven. Je kunt niets afschuiven op anderen, religie, sociale conventies of ‘omdat het nu eenmaal zo is…’ We worden gedwongen om na te denken over onze beslissingen en ons leven zelf in te richten. Het resultaat was dat hele massa’s zich ontdeden van het katholieke juk en heel veel vrouwen zich bevrijdden uit het traditionele rollenpatroon van hun huwelijksleven. Met andere woorden: ze durfden eindelijk te scheiden van hun echtgenoot. Wat een bevrijding (voor de meesten)!
Simones beroemdste werk verscheen in 1949: De Tweede Sekse (Le Deuxième Sexe). Hierin maakte zij een controversieel statement. Volgens haar was de vrouw totaal ondergeschikt aan de man - in eerste instantie doordat de man de kostwinnaar was. Dat maakte de vrouw afhankelijk. “Je bent niet als vrouw geboren, maar je wordt tot vrouw gemaakt.” Zij sprak hier over de maatschappelijke rol van de vrouw. Populair gezegd: het enige recht van de vrouw is het aanrecht. U kunt op uw vingers natellen hoeveel invloed dit boek heeft gehad. Het duurde misschien nog wel enkele generaties, maar we kunnen nu moeilijk ontkennen dat in het algemeen de verhoudingen danig zijn veranderd. Uiteraard heeft de komst van de pil in de jaren ‘60 deze beweging vleugels gegeven. En dit was nog voordat rolmodellen zoals Marilyn Monroe en Madonna ten tonele verschenen. De enige vrouwen die ik kan bedenken die de vrouwenemancipatie (letterlijk) zichtbaar maakten in de tijd van Beauvoir waren beroemdheden als Marlene Dietrich en Coco Chanel.
Wat zij schreef klinkt allemaal mooi op papier, maar hoe waren de verhoudingen in haar eigen leven? Filosoof Jean-Paul Sartre is natuurlijk haar beroemdste partner. Ze ontmoetten elkaar toen zij nog studente was. Sartre was geïntrigeerd door haar standvastigheid en hij probeerde haar te versieren. Maar 20 jaar voordat De Tweede Sekse het levenslicht zag was al duidelijk hoe zij erover dacht. Op een bankje voor het Louvre probeerde Sartre nog: “Laten we een contract tekenen voor 2 jaar.” Maar Beauvoir schreef later: “Het huwelijk was onmogelijk voor mij.” Doordat er toch een enorme zielsverwantschap was besloten ze tot een zogenaamde existentiële relatie: ver verwijderd van het (in hun ogen) burgerlijke moraal van het eenzijdige huwelijk.
Hoe zag hun relatie er dan uit? Ze waren er over eens dat ieder mens zelfbeschikkingsrecht had. Geen god, geen ander mens kon over jou heersen of voor jou beslissen. En dus ook je partner niet. Beauvoir en Sartre behielden allebei hun zelfstandigheid. Ze woonden niet samen, gingen wel met elkaar naar bed. Maar daarnaast hadden ze ook andere geliefden. Van Sartre is bekend dat hij naast Simone een vaste maîtresse had met wie hij op zijn oude dag, in de jaren 70, is gaan samenwonen. Daarnaast passeerde bijna per etmaal een andere studente zijn bed. Hoewel hij niet in god geloofde, was hij voor vele intellectuelen zelf een soort god geworden.
Het stel was inmiddels cultfiguren geworden. Eerst op en rond de Sorbonne Universiteit in Quartier Latin; in de jaren ‘50 en ‘60 werden ze bekende gezichten in intellectuele kringen in Montparnasse en Saint-Germain-des-Prés. Daar zaten ze in etablissementen zoals Rotonde, Closerie de la Lilas, en natuurlijk in Les Deux Magots en Café des Flores… te schrijven, te discussiëren, te drinken, filosofisch te flirten… Hun boeken en hun faam gingen intussen de wereld over.
Toen Sartre in 1980 overleed stonden er 40.000 mensen langs de kant om hem te eren. De obers liepen hun bars uit voor een laatste saluut. Simone miste hem enorm. Ook haar eigen intense leven putte haar meer en meer uit. 6 jaar later stierf zij. Ze liggen samen in een tombe op Cémitière Montparnasse.
Vrouwen van Parijs: Maria de Medici (1575 – 1642)
Een mengeling van The Crown, de Corleones en de Adams Family. En dat in een historisch decor. Daar moet ik altijd aan denken als de naam van de Italiaanse familie Medici in mijn leven passeert. Dat komt vooral door een beroemde anekdote waarin de familie hun vijanden voor een diner uitnodigden en bleek dat de dis van hun gasten vergiftigd was. Zo’n scène past naadloos in The Godfather.
De Toscaanse bankiersfamilie Medici bracht het zover dat zelfs 2 vrouwelijke nazaten koningin van Frankrijk werden. Catharina en Maria. Die laatste was dat in een van de meest voorspoedige perioden uit de Franse geschiedenis. Ze was de rijke gemalin van koning Hendrik IV en ze bracht geld mee om het koningshuis wat op te vijzelen. Hendriks regering bracht economische voorspoed en godsdienstvrijheid, wat hem uiteindelijk fataal werd. Hij was ook verantwoordelijk voor Pont Neuf, de eerste stenen brug van Parijs. Daar zit hij nog altijd fier op zijn paard. Overigens beweren boze tongen dat ruiterstandbeelden vaak een vorst of een militair verpersoonlijken die meestal niet deugt. Maar misschien is Hendrik IV wel een spreekwoordelijke uitzondering.
Alhoewel. Ook Hendrik had een duister kantje: hij was nogal een rokkenjager. Het puntvormige uiteinde van Île de la Cité, het groene miniparkje dat je kunt bereiken achter het ruiterstandbeeld van Hendrik, heet Vert Galant. Vert galant betekent zoiets als 'rokkenjager' en verwijst naar de casanova in Hendrik IV, die kennelijk voor méér vrijheden dan alleen godsdienstvrijheid was.
Terug naar zijn vrouw. Maria wilde na de dood van Hendrik in 1610 niet meer in het Louvre blijven wonen. Daarom liet ze een paleisje bouwen. Dat werd mede gefinancierd door de hertog van Luxemburg. Het stulpje kreeg dan ook de naam Palais du Luxembourg mee. In het huidige Jardin du Luxembourg. (De senaat zit daar tegenwoordig.)
Haar zoon, de dauphin (kroonprins) zoals hij nog altijd bekendstaat - denkt u hierbij aan Place Dauphine, het lieflijke pleintje tegenover het standbeeld van Hendrik… Maria’s zoon dus was nog te jong om op de troon te zitten. En dus werd Maria regentes. Moeder had een nogal dominante persoonlijkheid en dat wreekte zich. Toen de zoon, inmiddels Lodewijk XIII, meerderjarig was geworden - hij was pas 14! - werd hij koning van Frankrijk. Al snel zei hij tegen zijn moeder: Mind your own business!! Maar dan in het Frans. Tussen moeder en zoon werd het vette ambras (zoals ze dat in Vlaanderen zouden zeggen) en ze vochten verschillende moeder-zoon-oorlogen uit.
De situatie werd er niet eenvoudiger op toen het een driehoeksverhouding (een ménage à trois) werd met de zeer invloedrijke kardinaal Richelieu – ook bekend als een personage in De Drie Musketiers - die de staatszaken behartigde. Maria de Medici zou een complot tegen Richelieu hebben gesteund. Moeder dreef haar zoon in een hoek en legde hem een dilemma voor: óf Richelieu eruit óf zij eruit. En wat deed Lodewijk? Hij koos voor Richelieu! En dus werd Maria’s positie onhoudbaar.
Ik kan me nog herinneren dat ik dit allemaal oplepelde tijdens een tour op Moederdag, maar op die dag viel dit verhaal niet helemaal lekker. Ik heb er maar een moraal aan vast geplakt: trap nooit je moeder uit de familie! 😉
Het relaas is nog niet helemaal klaar. Want Maria zou Parijs niet meer terugzien. Het grote, mondaine Parijs waar ook zij haar sporen had nagelaten. Zo had ze de Antwerpse kunstschilder Pieter-Paul Rubens de opdracht gegeven om portretten van haar te laten maken, die u nog altijd kunt bezichtigen in het Louvre.
Vanuit Parijs zocht ze het noordelijker op op zoek naar steun. Via Brussel, dat toen in de handen van de Spanjaarden was, kwam Maria aan in ’s-Hertogenbosch. De jonge Republiek, waar later Nederland uit voort zou komen, zat midden in de 80-jarige oorlog tegen diezelfde Spanjaarden. De toenmalige stadhouder Frederik Hendrik beschouwde het bezoek van zo’n hooggeëerde gast als Maria, immers de oud-koningin van Frankrijk, als een enorme eer. Ze werd ontvangen met een grote vuurwerkshow op de Amstel.
Haar laatste hoofdstuk schreef Maria in Keulen. Dankzij de bevriende schilder Rubens die daar nog ergens een stulpje had liggen, stierf zij in Duitsland in 1643. Aan lager wal geraakt.
25 jaar geleden: prinses Diana (1961 – 1997)
Oorspronkelijk is het niet de vlam van Lady Di maar van een andere dame: Lady Liberty. Meneer Eiffel liet niet alleen zijn beroemde toren achter aan de mensheid, hij was ook nauw betrokken bij de vervaardiging van het vrijheidsbeeld in New York. Dat gebeurde in 1885, toen de Eiffeltoren nog amper in de steigers stond. De ontwerper was Frédéric Bartholdi, zijn eigen moeder stond model. Het vrijheidsbeeld was een geschenk van de Fransen ter ere van het 100-jarig bestaan van de democratie aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Er staan – voor zover ik weet - minstens vier replica’s van het beeld in Parijs: op een eiland in de Seine, in Jardin du Luxembourg, voor het museum Arts et Metiers en binnenin de hal van Musée d’Orsay. 100 jaar later kregen wij een kopie van de vlam van de Amerikanen cadeau, op ware grootte. Een Flamme de la Liberté. En die werd dus geplaatst aan Place d’Alma, pal naast de Seine, schuin tegenover de Eiffeltoren.
Wat heeft dit nu te maken met Lady Diana? Ik zal het je vertellen.
Op de voorlaatste avond van augustus dineerden Diana en haar toenmalige vriend in het Ritz hotel. Het Ritz was en is nog altijd eigendom van de familie Al-Fayed. De zoon des huizes, Dodi, knoopte in de zomer van 1997 een relatie aan met de charmante ex van prins Charles van Groot-Brittannië. Voor Dodi en Diana Spencer, ongeveer de meest gefotografeerde vrouw van de jaren ’80 en ‘90, was het hun laatste avondmaal.
Dodi en Diana waren op vakantie. De dag was begonnen in Sardinië, het Italiaanse eiland. Met het privévliegtuig van papa was het stel naar Parijs gevlogen. De hele vakantie vormden de paparazzifotografen een onuitgenodigd gezelschap. ’s Middags arriveerden ze in Roissy – zoals de Parijzenaren de luchthaven Charles de Gaulle in de volksmond noemen. Om half vier tikte de vliegmachine de landingsbaan aan, een uur later was het stel in het Ritz hotel. Ze namen hun intrek in een suite met uitzicht op het magnifieke Place de Vendôme. Bodemprijs van een gemiddelde kamer met uitzicht is nu 5000 euro. Maar die bestond toen nog niet, de euro. De prijs van de suite was 14.000 dollar per nacht. Ze zullen niets betaald hoeven te hebben aan papa.
Even na middernacht verliet het koppel het hotel, ze reden rechtsaf Rue de Rivoli op, schoten Place de la Concorde over in de richting van de Seine om in hoge snelheid tunnel d’Alma in te duiken. De auto zou niet meer op zijn wielen de tunnel uit komen. Schuin tegenover, aan de andere kant van het water, was de Eiffeltoren een stille getuige van het ongeluk. Diana leefde nog toen de hulptroepen arriveerden. “Oh, my god” stamelde ze nog. De paparazzi’s bleven ongestoord foto’s maken terwijl de hulpverleners kwamen aangesneld.
Diana werd levend uit het autowrak gehaald en tegen twee uur naar het Saint Louis de la Salpêtrière ziekenhuis vervoerd aan de andere kant van de stad. Daar werd ze geopereerd. Tevergeefs. Door de klap was haar hart naar de andere kant in haar borst verschoven, waardoor een longader was gescheurd. Om vier uur konden de artsen niet anders dan haar dood verklaren. (Van de vier inzittenden overleefde enkel de bodyguard het ongeluk.)
Tijdens onze tours heb ik nooit de neiging gehad om de rol van de paparazzi te benadrukken. De chauffeur was dronken. Dat was een feit. De chauffeur reed veel te snel. Dat was een feit. Geen van de vier passagiers droeg een veiligheidsgordel. Dat was ook een feit. Vooral de broer van de overleden prinses zocht, verteerd door zijn verdriet, een zondebok. Zelfs op de uitvaart, nadat Elton John zijn Candle In The Wind had gezongen, kon hij zijn woede amper onderdrukken en wees naar de paparazzi. Ik ben geen expert in deze materie; ik brand mijn vingers er liever niet aan. De meeste bezoekers die zijn geboren in de vorige eeuw zijn, dankzij hun eigen herinneringen aan die 31ste augustus 1997 en de emotionele dagen daarna, onder de indruk van de plek. Hier is het dus gebeurd! In de tunnel onder die Flamme de la Liberté. De jonge mensen die in deze eeuw zijn geboren hebben doorgaans geen idee wie Diana Spencer was.
Begin 2019 kreeg het kleine pleintje voor de Flamme de la Liberté een officiële naam: Place Diana. Voor de deadline van 2024 (Olympische Spelen) zou een parkje worden aangelegd: een van de honderden plannen voor het prachtige groene Parijs van de toekomst.
Vrouwen van Parijs: Dalida (1933 - 1987)
Dalida. Ze lijkt vergeten door jongere generaties. Ooit was ze een discoprinses. De vrouwelijke tegenhanger van de al even legendarische Claude “Cloclo” François. Beiden zijn op een morbide manier aan hun einde gekomen.
Cloclo draaide een lampje vast terwijl hij in een volle badkuip stond. Dat was niet zijn beste idee, wel zijn laatste.
In de jaren '70 maakte Dalida ook naam in Nederland en België. En wat was ze mooi als je archiefbeelden van haar ziet. En wulps als ze begon te dansen. Bij Toppop nota bene! Want daar is ze ook te gast geweest. Paroles… Paroles… met acteur Alain Delon was een hit. Gigi L’amoroso Gigi l’amour was op een haar na nummer één. En Mart Smeets sloot zijn programma De Avondetappe altijd af met de stem van Dalida: “Buenas noches mi amor”.
Haar schoonheid had Egyptische roots. Er liep ook Italiaans en Frans bloed door haar aderen. Soms valt over schoonheid niet te twisten. Hoewel de cynicus zal opmerken: ze was wel héél blond. Dalida werd Miss Egypte 1954. Daarop ging ze haar geluk beproeven in Parijs. Ze droomde van een carrière als actrice. Dat lukte. Maar ze ging pas echt als een komeet als zangeres. Ze was het product van het eerste echte marketingproces in het Franse chanson. Haar doorbraakhit Bambino werd flink gehypt op de radiozender Europe 1. Een nieuwe diva was gelanceerd. Dalida bleek een vaste waarde van internationale allure. Haar liedjes waren direct, volks en populair. Ze verkocht niet minder dan 170 miljoen platen!
Door haar succes, charme en hartelijkheid was ze een magneet voor mannen. Maar het waren niet altijd even gelukkige combinaties. Door een macaber lot pleegden drie van haar mannen zelfmoord. Teleurgesteld bleef ze kinderloos. En rond haar 50ste werd ze geopereerd aan een oogafwijking die weinig verbetering in haar zicht bracht. Dat was in de nadagen van de discohype, toen ze nog Last Christmas van Wham! coverde. In het Frans! In die periode trok ze zich het liefste terug in haar grote huis. Gelegen in een kleine, doodlopende straat van kasseien, hoog in Montmartre. De luiken gesloten.
Tijdens onze Montmartretour passeren we altijd het huis van Dalida. Tussen het atelier van Picasso en de laatst overgebleven molen van Montmartre, Moulin de la Galette. Ze woonde daar 25 jaar. Het was in dat huis dat ze in een voorjaarsnacht enkele pillen te veel innam. Weggeslikt met whiskey. 54 jaar na haar geboorte. Van kinds af aan was ze bang geweest voor het donker. Ze liet altijd een lichtje aan als ze ging slapen. Die avond ging het licht uit.
Je weet nooit wat zich achter de gevels van huizen heeft afgespeeld. Het begeleidende briefje bevatte weinig woorden: ‘La vie m’est insupportable. Pardonnez-moi.’ Het was haar allemaal te veel geworden.
Onder de publieke belangstelling van 40.000 mensen vond ze haar weg naar Cimetière Montmartre, om de hoek van waar ze woonde. Haar tombe is makkelijk te vinden. Geheel in stijl staat op de grafzerk een standbeeld van goud.
Ook de mensen die nog nooit van Dalida hebben gehoord beleven hun momentje tijdens de Montmartretour. Want even voorbij Moulin de la Galette vinden we de zangeres op straat terug in de vorm van een buste. Op een van de meest fotogenieke plekken van heel Parijs. Ze kijkt uit op het groene Montmartre, de roze gevel van la maison rose en een glimp van de basiliek Sacre Coeur. De beeldhouwer moet enorm geïnspireerd zijn geweest door haar vrouwelijkheid. Het is zelfs een grapje geworden. Als je een van haar borsten aanraakt dan ben je verzekerd van de volwassen versie van “7 jaar geluk”. Er zijn mensen, zeker mannen, die meteen naar haar borsten grijpen. Er zijn er ook die over bacteriën beginnen.
Vrouwen van Parijs: Marthe Richard (1889 - 1982)
Wat zou Parijs zijn zonder de pikante sector? Duizenden prostituées hebben in de loop der eeuwen kleur gegeven aan de stad van de zonden. En al die prostituées hebben hun sporen achtergelaten. Zo ook Marthe Richard. Ze werd geboren in 1889, het jaar waarin ook de Eiffeltoren en de Moulin Rouge het levenslicht zagen. Haar biografie is er één van lust en spanning, van verraad en rechtlijnigheid.
De 3de Republiek (vanaf 1870) was een tijd van extremen: terwijl de revolutionairen op de barricaden stonden gingen om de hoek chique heren met hoge hoed en hun maîtresse naar de Opéra. Parijs was de stad van plezier en uitspattingen. Ook in de seksuele dienstverlening. Op een miljoen inwoners waren er 200 bordelen. Die werden maisons de tolérance genoemd of ook wel maisons closes (letterlijk ‘gesloten huizen’ in de betekenis van ‘discreet’). En vergist u niet: daar werd net zo goed lekker gegeten en gezellig gesocialized als het intiemere werk.
Dat beleid zette zich voort begin 20ste eeuw toen ene Marthe Richard een van de honderden straatmadelieven in de stad was. Net als haar zus rolde ze op 14-jarige leeftijd in het vak. Zo ging dat in die tijd (en tegenwoordig net zo). Na enkele jaren tippelen verleende ze tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) haar diensten aan soldaten in een maison close. Maar daar werd ze uitgezet. Boze tongen beweerden dat ze moedwillig syfilis verspreidde onder de klanten. Intussen was ze in het bordeel een schatrijke man tegengekomen. Ze trouwde hem, maar hij stierf tijdens de Groote Oorlog. Zelf was ze vliegenier. Haar avonturen als oorlogsheldin zette ze later flink aan in haar biografie en dito film. Zo speelde ze in de Eerste Wereldoorlog ook nog een andere rol: die van spionne. Ze spande samen met de legendarische, Hollandse ‘erotische danseres’ Mata Hari. Mata Hari werd uiteindelijk gefusilleerd door het Franse leger - maar dat is weer een ander verhaal…
Marthe daarentegen doorstond de oorlog zonder kleerscheuren. In 1935 werd ze zelfs gedecoreerd door het prestigieuze Legioen van Eer, voor bewezen diensten aan de Franse Republiek. In de Tweede Wereldoorlog, toen Parijs tussen 1940 en 1944 zuchtte onder de Duitsers, sloot ze zich pas laat aan bij het verzet. De nazi’s zelf waren vaste gasten in de Parijse topbordelen, die gretig hun diensten verleenden. Zo gaan er geruchten dat Hitler - die als seksloos bekend stond - over de vloer kwam in Le Sphinx. Zou dat puur voor de gezelligheid geweest zijn?
Enfin, Marthes heroïsche daden in deze spannende jaren waren moeilijk te controleren. Toch vinden we haar een jaar na de Parijse bevrijding, in 1945, terug in de lokale gemeenteraad. Het kan verkeren in het leven. Maar deze nieuw verworven politieke macht zou enorme gevolgen hebben voor de sector waaruit ze was voortgekomen. Tot die tijd waren de maisons closes perfect gereguleerd. Bekwame artsen onderzochten de meisjes regelmatig op geslachtsziekten. Maar in 1946 sloeg ineens het noodlot toe. Alle bordelen werden zonder pardon illegaal verklaard. Het lukte Marthe Richard om in haar district alle maisons closes te sluiten. Ze werd daarbij geholpen door de vermeende reputatie van de collaborerende bordelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hoe het ook zij, dit was het begin van het einde. In no time volgde een algemene sluiting in heel Frankrijk, bekend geworden onder een aangenomen wet in het parlement die haar naam droeg: la loi Marthe Richard.
Felle weerstand van bordeelhouders had geen enkel effect. Monumentale maisons sloten van de ene op de andere dag hun deuren, zoals de legendarische La Fleur Blanche (enkele straten van het Palais Royal, bekend door de schilderijen van Toulouse-Lautrec), Le Chabanais (achter het Palais Royal), One-Two-Two (achter Galeries Lafayette) en het architectonisch hoogstandje Le Sphinx (in Montparnasse). Er is niets meer van ze overgebleven. ‘De vernietiging van het fundament van een duizendjarige beschaving,’ schreef de schrijver Pierre Mac Orlan met een gevoel voor dramatiek.
Voor Marthe was haar wet een eerste stap naar een totale uitroeiing van de seksindustrie. Dat gebeurde echter niet; maar het werd wel nog véél erger. Want de huidige wetgeving is nog altijd gebaseerd op die wet uit 1946. In de praktijk betekent dat armzalige hoertjes, veelal uit Oost-Europa en Afrika, tippelen langs de winderige, afgelegen straten aan de buitenkant van de Péripherique. Dat is veelal het onveilige deel van de stad waar je ’s avonds beter niet rondloopt. Misschien was er toch niet zo heel veel mis met die knusse, relatief veilige bordeels en chique maison closes…
Marthe zelf leefde tot 1982, ze was inmiddels over de 90! En als journalisten ernaar vroegen… de ene keer betreurde ze de desastreuze gevolgen van haar beleid, de andere keer haalde ze haar schouders op. Zeker is dat door haar een kleurrijke Parijse traditie voorgoed verloren is gegaan.
Informatie deels ontleend aan: Luc Santé, Het Andere Parijs.
Vrouwen van Parijs: Louise Michel (1830 - 1905)
Ze was de Rode Maagd. Je zou voor minder in de ban raken van een vrouw. Maar ze is ook in al z'n eenvoud een mooie vrouw. Louise Michel. Heldin, voor zover die bestaan in het echte leven.
Ze staat bekend als een heldhaftige vrouw uit de revolutie van 1871. Voor mij de meest fascinerende revolutie van alle. Mislukt. Diep en bloedig de kop ingedrukt. Het was een laboratorium van nieuwe ideeën: algemeen kiesrecht (óók voor vrouwen), burgerrechten voor buitenlanders, kortere werkdag (maximaal 10 uur), scheiding van kerk en staat… Uiteindelijk… in de loop van de jaren zijn meer en meer van deze wensen en eisen ingewilligd. Wij vinden die verworvenheden nu héél normaal.
‘In zeker zin is er nooit een einde gekomen aan de revolutie die in 1789 in Parijs begon.’ Luc Santé begint het hoofdstuk over revoluties en opstanden met deze prachtige zin. En het klopt: met tussenpozen van 40, 50 jaar is er altijd wel weer nieuwe periode van geweld in de straten van Parijs voor een beter bestaan. De voorlaatste revolte was in mei 1968, die van de studenten en de arbeiders. En nu zitten we volop in een nieuwe golf. Het lijkt of iedereen de afgelopen jaren en colere was: de gele hesjes, de (nog net niet) gepensioneerden, de boeren, de vrouwen, verpleegsters, de jongeren omdat ze niet mogen feesten…
Van al die omwentelingen frappeert de Commune mij nog altijd het meest. Waarom? Omdat ze het meest tot de verbeelding spreekt? Zij heeft zó kort geduurd dat het voor altijd een grote belofte zou blijven. Of omdat het prachtige liedje Les Temps des Cerises ermee vervlochten is? Omdat de opstand een orgastische explosie had: hevig maar kort? Omdat het drama zo compleet en allesomvattend was (in één week tijd niet minder dan 20.000 doden)? Of omdat de revolutie eigenlijk al een beetje in onze eigen tijd gebeurde, in 1871? Deze maand 'slechts' 150 jaar geleden. Misschien dat uw eigen (over)grootouders toen al leefde.
Hoe dan ook, in deze opstand eisten vrouwen meer dan ooit tevoren een belangrijke rol op. En dat tegen de heersende normen in. Louise Michel was de buitenechtelijke dochter van een kasteelheer en zijn dienster. Zij werd opgevoed door zijn familie en kreeg een degelijke opleiding en werd onderwijzeres. Ze schreef poëzie en rond 1870 sloot ze zich aan bij anarchistische groepen. Ze woonde de begrafenis van Victor Noir bij, een geëngageerde journalist. Ze was daarbij verkleed als man en droeg een mes verborgen in haar kleren. Je wist maar nooit. Zo’n vrouw was Louise Michel.
Tijdens de Commune was ze overal te vinden. Ze vocht mee op de barricaden even buiten Montmartre, ze werkte als verpleegster, ze hielp mee aan onderwijshervormingen die de Communards na afloop wilden doorvoeren en ze leidde debatavonden. Tijdens la semaine sanglante (de “bloedige week”) in mei 1871 was ze de stad ontvlucht. Toen ze hoorde dat haar moeder was opgepakt, gaf ze zichzelf aan. Ze werd gedeporteerd naar het strafeiland Nieuw-Caledonië. Pas later kwam de rehabilitatie; Louise kreeg gratie in 1880. Eenmaal terug in Parijs ging zij vlijtig door met het verkondigen van revolutionaire ideeën. Het waren de hoogtijdagen van het anarchisme en het opkomende communisme.
Louise is nooit getrouwd geweest. Eigenlijk was ze getrouwd met de revolutie. Vandaar haar bijnaam van de Rode Maagd van Montmartre. Zo’n vrouw was Louise Michel.
Gelukkig is ze niet vergeten. In Frankrijk wordt ze gezien als een voorvechtster van vrouwenrechten en gelijkheid. Prostitutie, vond ze, was een baan zoals vele andere. Ze kreeg haar eigen parkje: Square Louise Michel. Er zijn minder prominente plekken in de stad. Miljoenen en miljoenen toeristen lopen hier de eindeloze trappen omhoog die leiden naar de Sacre Coeur. Dit is het terrein van verliefde koppeltjes die niet van elkaar kunnen blijven. Het is die ansichtkaart die ook in de film over Amelie Poulain voorkomt. Kleine kinderen maken hier een ritje op de paarden van het antieke carrousel (manège in het Frans).
Als u hier de volgende keer weer langs loopt, met hoog voor u de Sacre Coeur, staat u dan even stil bij wat voor een vrouw Louise Michel is geweest. Ze was er één uit duizenden!
Informatie deels ontleend aan: Luc Santé, Het Andere Parijs.
Vrouwen van Parijs: Edith Piaf (1915 – 1963)
Hoewel ze de eerste was die een wereldwijde ster werd, kwam ze niet uit de lucht vallen. Ze stond in een lange traditie van zangeressen die haar waren voorafgegaan. Die reeks begon aan het einde van de 19de eeuw, de tijd van het variété, van de Moulin Rouge, van Le Chat Noir waar de stem van charmezanger Aristide Bruant de mensen in vervoering bracht. Die eerste periode tussen 1900 en 1930 bracht zangeressen voort als Fréhel, Mistinguett, Florelle en Damia. Ze hadden (bijna) allemaal overeenkomstig dat ze uit (groot) Parijs kwamen, veelal uit de onderklasse. Hun levens waren bloemlezingen vol met drank en drugs en ontelbare romances.
Edith Gassion was geen uitzondering in deze opsomming. En toch werd ze dat uiteindelijk wel.
Edith werd geboren tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Tenon ziekenhuis in het 20ste arrondissement. En niet, zoals de legende het voorschrijft op straat, bij mij om de hoek in Rue de Belleville. Haar moeder was kroegzangeres en acrobate en ontfermde zich weinig over de kleine Edith. Op haar vader stonden de loopgraven te wachten en dus bracht hij zijn dochter onder bij zijn moeder, die een bordeel uitbaatte. Eigenlijk werd Edith opgevoed door prostituées. Haar zwakheid, zoals ze het later zelf pleegde te zeggen, voor mannen kwam hieruit voort: ‘Ik dacht dat wanneer een jongen een meisje bij hem riep dat het meisje hem nooit weigerde.’ Inmiddels zong kleine Edith als een nachtegaal. Ze debuteerde voor publiek tijdens acrobatische vertoningen op straat. Ze was 9 jaar.
Op 17-jarige leeftijd bracht ze een dochter ter wereld, Marcelle. De geschiedenis herhaalde zich. Marcelle kwam in hetzelfde ziekenhuis ter wereld als haar moeder. En net als haar moeder wist Edith geen raad met het kind. Ze ging liever de straat op om te zingen. Het kwam voor dat de baby voor uren alleen gelaten werd, omdat Edith elders was. Samen met Simone Berteaut, met wie ze tot aan haar dood onafscheidelijk zou blijven (en die haar biografe werd). Daarop nam de vader Marcelle onder zijn hoede. Als Edith haar dochter terug wilden hebben, moest ze haar maar komen halen. Maar Edith kwam niet. Hoewel ze haar dochter wel financieel verzorgde. Op 2-jarige leeftijd stierf Marcelle aan hersenvliesontsteking. Volgens geruchten zou Edith het geld voor de begrafenis bij elkaar hebben gescharreld door het bed te delen met een passerende man.
De biografie van Edith Gassion vóór haar doorbraak was een doorsnee verhaal van het leven in de onderste sociale klassen van de Parijse jungle. Het was een leven vol ontberingen dat zich op straat afspeelde en waar het legale en het wetteloze onnavolgbaar met elkaar verstrengeld waren. Zoals Edith Gassion waren er honderden, zo niet duizenden aan de oostkant van de stad. Ediths leven is alleen uitvergroot zodat wij ons kunnen laven aan haar drama waaruit die hartverscheurende liedjes zijn ontstaan waaraan wij weer onze eigen pijn en verdriet kunnen spiegelen.
Enkele maanden na het overlijden van Marcelle werd Edith ontdekt. Nachtclubeigenaar Louis Leplée zag een toekomst in de zangeres. Ze kreeg een kans in zijn club bij de Champs-Élysées, waar chique en bohemiens door elkaar liepen. Hoewel ze amper 1 meter 47 was en vreselijk nerveus maakte ze indruk. Leplée schaafde aan haar performance en zorgde voor twee handelsmerken: de onafscheidelijke zwarte jurk en haar artiestennaam Piaf, dat een volkse uitdrukking was voor ‘kleine mus’. Ingegeven door haar postuur. Beide karakteristieken zou ze nooit meer opgeven.
Piaf ontgroeide al snel Belleville, overschreed de grenzen van Parijs, veroverde heel Frankrijk en trotseerde tot slot alle wereldzeeën. Ze werd de eerste vedette in Amerika die niet uit Hollywood kwam. Tien jaar vóór de Beatles.
Ik sluit graag af met de woorden van Luc Santé: ‘Haar talent lag vooral in het “grenzeloze”: er was geen grens tussen haarzelf en het lied, en evenmin tussen haar en de luisteraar. (…) Niet alleen was ze een weergaloze vocaliste en de belichaming en het hoogtepunt van een hele traditie, ze was de punt van een prisma.’
Informatie deels ontleend aan: Luc Santé, Het Andere Parijs.
De vrouwen van Parijs: Amélie Poulain
Herinnert u zich deze nog-nog-nog-nog…? Die ene stomende scène in de Franse feel good-film Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain? Er kwam zoveel opgeklopte ontlading vrij dat de aarde leek te schudden in Montmartre. Er kwam zoveel energie vrij dat in de bar de lepeltjes in de glazen dansten. Er was zoveel gêne in de lucht dat Amelie de mensen alleen kon afleiden met de krachtige climax van het cappuccinoapparaat. Die scène dus! Dat toilet is gewoon zichtbaar. Sterker nog, u kunt die gewoon bezoeken èn gebruiken!
Ik kwam daar enkele jaren geleden achter. Bij toeval.
In Rue Lepic, één van de gezellige straten van Montmartre, staat een café dat het voornaamste decor is geweest voor de meest succesvolle Franse film van de afgelopen twintig jaar. Amélie Poulain, gespeeld door Audrey Tautou, dat meisje met dat zwarte halflange haar en die grote sprekende ogen, werkt daar als bediende. Ze is stil en verlegen, een tikkeltje op zichzelf, heeft haar familie en de provincie achter zich gelaten, en ze wacht op de (ware) liefde. Intussen om haar heen zijn ook andere types die zo hun verlangens en behoeften hebben. Zo is er de dame die tabak verkoopt in een apart hoekje van het café. Overigens vindt u in Parijs honderden van die punten waar in een apart hokje van het café tabak, krasloten en kauwgum worden verkocht. In de film zit tegenover zo’n tabac de hele dag een door vrouwen gefrustreerde klant. Daarvan zullen er in Parijs ook vast een hoop in het café zitten. Maar dit even terzijde.
Nu was ik op mijn verjaardag in deze bar, Café des Deux Moulins. Een stijlvol ingericht café uit de jaren vijftig. De sfeer is heel informeel, relaxed. Iedereen is welkom en het eten is lekker. Met mijn gezelschap genoot ik van een heerlijke lunch. Na een uur daar gezeten te hebben gingen we iets anders doen. Als ik ergens vertrek ga ik meestal preventief naar het toilet. Niets is zo vervelend om ergens onderweg te moeten. Dus ik maak aanstalten, loop het kleine vertrek binnen en… ik besef ineens waar ik ben. Ik zag mezelf heel intens in een filmdecor staan. Dit was hèt toilet. Ineens schoot als een Proustiaanse ervaring die ene scène mij te binnen. Dus hier hebben die twee, de tabaksvrouw en het frustraat samen… oké, natuurlijk gespeeld door acteurs… maar toch, niet minder overtuigend… U zult begrijpen, ik had ineens een heel andere beleving op het toilet.
Mocht u nu ook zoiets willen meemaken? Of zelf gewoon een stukje Franse filmgeschiedenis willen beleven? Twijfel dan geen moment en ga naar Rue Lepic. U kunt het café niet missen, want een hele grote foto van dé Amélie Poulain zuigt u naar binnen. (Overigens is het tabaksgedeelte sinds 2002 afgebroken.)
Als u de film nog niet kent dan heeft u heel leuk huiswerk te doen voordat u naar Parijs komt. Amelie Poulain is zeker de moeite waard: het verhaal is onderhoudend, de diepere laag grijpt je naar de keel (hou de tissues in de buurt als u van verfijnde emotie houdt), de prent is prachtig gefilmd, vol met warme kleuren en een subliem shot bij Canal Saint-Martin. De muziek is even legendarisch en duizenden keren gekopieerd. En natuurlijk is er Amélie Poulain zelf. Ergens woonachtig in het doolhof dat Parijs heet. Deze rol schoot actrice Audrey Tautou naar het sterrendom, ze stond zelfs naast Tom Hanks in de Da Vinci Code. Ook die film speelt zich grotendeels af in Parijs.
De film Amélie Poulain gaf een nieuwe impuls aan de Franse filmindustrie èn aan de Parijse romantiek zoals wij die het liefste zien. Tegendraads en gecompliceerd. Helemaal van nu, maar toch met een vleugje melancholie.
De vrouwen van Parijs: Marianne (… - …)
De aller-, aller-, allerbekendste vrouw uit de Franse geschiedenis? Dat is en blijft waarschijnlijk Jeanne d’Arc. Maar er is geen enkele vrouw die zo vaak en op zoveel uiteenlopende plekken opduikt als Marianne. Marianne is overal in Frankrijk. Sterker nog: Marianne IS Frankrijk! En veel (beroemde) vrouwen zijn Marianne geweest.
Marianne is het vleesgeworden Liberté, Égalité en Fraternité (vrijheid, gelijkheid en… broederschap). Ooit… lang geleden was een lelie het symbool van het oude koninklijke Frankrijk. Met de revolutie van 1789 werd die vervangen door een soort vrijheidsgodin, een Triomf van de Republiek. Aanvankelijk was er een aarzeling. Wat de revolutionairen zagen was een deugdelijke vrouw. Een vrouw! Dat was ze te abstract en niet politiek genoeg. En dan had ze ook zo’n Phrygisch mutsje op. Bij de romeinen droegen bevrijde slaven zo’n mutsje. Hoe ziet zo’n Phrygisch hoofddeksel er precies uit? Het is zo’n muts die de smurfen ook dragen. Dan weet u precies wat ik bedoel.
Het keerpunt hebben we te danken aan het monumentale doek van de Romantische kunstschilder Delacroix: De Vrijheid leidt het Volk. Daarop ontbloot Marianne pontificaal haar boezem. Na jaren van vergetelheid was ze weer terug in de picture. Ze is nog altijd te bewonderen in het Louvre. Er daar bleef het niet bij. Ze werd het officiële gezicht van de Derde Republiek. Een nationaal embleem: eerst alleen nog in het Hôtel de Ville van Parijs, later een buste in vrijwel alle stadhuizen van het land. Ze werd het logo op het officiële papier en op het officiële wapen van het land, op Franse euromuntjes en postzegels, zelfs op alle wijnetiketten… Ze werd evengoed onlangs geprojecteerd tijdens de Marseillaise op de indrukwekkende “Hommage National à Samuel Paty”, voor de onthoofde leraar geschiedenis. Maar ze heeft ook haar eigen falafelrestaurant in de Marais: Chez Marianne. Inclusief een afbeelding van Manneken Pis. Hoe dat precies zit, daarop moet ik u het antwoord schuldig blijven. Als u het weet, mag u het zeker laten weten: [email protected] 😉
Ook kreeg de dame twee knotsen van standbeelden in Parijs. Op twee van de prominentste pleinen: Place de la Nation en het monument van de republiek op Place de la République. Dat zijn de pleinen waar naast het skaten en petanque ook doorgaans de betogingen doorgaan. Gedenktochten (zoals na de aanslag in de Bataclan) lopen meestal van de Place de la République richting Place de la Nation - of andersom.
Mocht u er nog aan twijfelen, Marianne is geen vrouw van vlees en bloed. Nooit geweest ook. Nu zeg ik wel: niet van vlees en bloed. Maar ook dat is niet helemaal waar. In de Vijfde Republiek, de huidige dus, veranderde dat namelijk. Toen onderging Marianne een verjongingskuur. Sindsdien stonden vele beroemde actrices model voor Marianne. Brigitte Bardot in 1970, Mireille Mathieu in 1978 en Catherine Deneuve in 1985. In 1999 kreeg het bloedmooie model Leatitia Casta de eer om Marianne de 21ste eeuw in te leiden. Franser dan Casta zie je vrouwen zelden. Zij ziet er net zo frans uit als… inderdaad Marianne zelf. En toch ging het niet geheel zonder slag of stoot. Volgens sommigen ging door al die celebrities het zuivere karakter van Marianne verloren. En dan te bedenken dat het Charles de Gaulle himself was, de meest Franse aller Fransmannen, die zijn oog destijds liet vallen op Brigitte Bardot. Als het vaderland in het geding is, dan worden de meest verleidelijk wapens in stelling gebracht. Alles om het Franse hart sneller te doen kloppen.
Ook nu, in deze bizarre tijden van twijfel en onzekerheid, hangt Marianne uit in de straten van mijn quartier Belleville, van oudsher een revolutionair bolwerk. Ze is een symbool van verzet. De boodschap is duidelijk: er moet iets veranderen. Dat lijkt het volk te verdelen; niet iedereen is het daar mee eens. Maar toch, met de Franse slag, voelen (vrijwel) alle fransen zich verenigt rond deze elegante dame. Die vreemde paradox lijkt de ultieme kracht van Marianne. We zijn het met elkaar eens dat we het niet met elkaar eens hoeven te zijn. Of anders uitgedrukt: de kracht van een typische onnavolgbare vrouw.
De vrouwen van Parijs: Jeanne d’Arc (circa 1412 - 1431)
Eén van de markantste standbeelden die we hier in Parijs hebben is dat van Jeanne d’Arc. Het beeld pal naast het Louvre valt enorm op om twee redenen. Ten eerste is het helemaal van goud! En goud is al snel kitsch voor veel mensen. Ook is het merkwaardig, want Jeanne d’Arc is slechts heel even in Parijs geweest. En die ene keer dat ze er was, brak ze ook nog bijna haar been. Tijdens een belegering.
Maar Jeanne is groter dan Parijs alleen, zij is een vrouw van alle Fransen, omdat ze heldhaftig was op een beslissend moment in de Franse geschiedenis. Zonder haar had Frankrijk misschien niet meer bestaan. Velen van u vragen mij altijd om het echte Parijs of de echte Franse cultuur te leren kennen. Nou, dit verhaal is absoluut een stukje echte Franse cultuur!
Het was in één van de donkerste dagen van de Franse geschiedenis toen een groot deel van het land in handen was van de aartsvijand, Engeland. De toekomst was inktzwart. In deze dagen, in 1412, werd Jeanne geboren in het gehuchtje Domrémy in Lotharingen. Diep in de provincie, ver weg van Parijs.
In haar jeugd kreeg Jeanne visioenen. Stemmen in haar hoofd leidden haar naar de Franse koning. Ze wierp zich op als opperbevelhebber en leidde het Franse leger bij de herovering van Orléans op de Engelsen. In de lente van 1429. Het meisje zorgde voor een nieuwe esprit, een ware wederopstanding.
Haar overwinning werd tot stand gebracht door haar boerenverstand. Én, nog veel belangrijker, ze had god aan haar kant staan! Koning Karel VII wist Reims te bereiken om, zoals de traditie voorschreef, zich in de prachtige kathedraal te laten kronen. De Engelsen hadden het onmiddellijk door: zij wisten dat de ooit bespottelijke kroonprins (dauphin) nu een overwinnaar bleek te zijn. Met aan zijn zijde die maagd van Orléans. Zij met haar kortgeknipte haar, zodat ze er als soldaat mannelijker uit zou zien.
De Engelsen moesten daar een stokje voor steken en haar zien uit te schakelen. Maar hoe doe je dat? De Paus van Rome en de theologen van de Parijse Sorbonne universiteit wisten wel raad: Was Jeanne geen heks? Het had er alle schijn van. Jeanne hield zich verre van dit geroddel en gekonkelfoes. Zij was druk bezig met de herovering van Parijs. Op dat moment de grootste en belangrijkste stad in het westen. Maar Parijs was in 1429 nog een brug te ver. Jeanne raakte gewond in de nu chique winkelstraat rue Saint Honoré. Een plakkaat tegen de gevel herinnert ons er nog altijd aan.
Niet veel later werd ze gevangengenomen, door een list van de vijand. Een schijnproces werd haar deel; het doodsvonnis stond bij voorbaat al vast. Op 30 mei 1431 werd ze door de tartende vlammen gebeten. Wat moet ze hebben geleden. Niet in Parijs, maar op de brandstapel van Rouen, Normandië. En met Jeanne verbrandde ook even alle Franse hoop en weerstand.
Maar… vijf jaar na haar dood, begroeven de Fransen en de Bourgondiërs de strijdbijl. Er was weer vrede. In 1435 verlieten de Engelsen Parijs en zouden nooit meer terugkeren. De ooit zwakke koning Karel VII werd onthaald als een overwinnaar en zou zo de geschiedenis ingaan.
En Jeanne? Zij werd na haar dood in ere hersteld, in 1456 al. In 1921 werd zij heilig verklaard en verheven tot patroonheilige van het land, een nationaal symbool voor alle Fransen. Ze werd de beroemdste van allemaal. Niet minder dan zes standbeelden van haar staan in Parijs! En iedereen, van waar ook ter wereld, vraagt altijd naar haar: of ik nog een verhaal ken over de maagd van Orléans…
Geïnspireerd op de website van radiomaker Peter van Bruggen: http://petervanbruggen.eu/route-5-jeanne-darc/#sthash.1kpM2nb0.dpbs
De vrouwen van Parijs: Sainte-Geneviève (5de eeuw)
Als we Quartier Latin aandoen, zijn mijn tourgasten altijd verbaasd dat Parijs zo heuvelachtig is. Boven op die heuvel van Quartier Latin staat het enorme Panthéon. Het Panthéon was bedoeld als iets wat het nooit werd: een kerk. Het werd één jaar te laat opgeleverd: in 1790. Eén jaar na de Franse Revolutie, die zich vooral richtte tegen koning en kerk. Vele kerken kwamen als ruïnes uit die burgeroorlog, als ze al niet vernietigd waren.
Oorspronkelijk was het Panthéon gewijd aan de Heilige Geneviève. Haar geschiedenis is een van de alleroudste van de stad. Als je nog verder teruggaat in de tijd kom je bij de Romeinen uit. Die hielden zich trouwens ook op in deze hoek van Parijs. Het heeft enkele eeuwen geduurd voordat de Romeinen onder de voet werden gelopen - door de Hunnen. En laat nu juist de grote verdienste van Geneviève te maken hebben met diezelfde Hunnen.
Hoewel Parijs in die tijd niet zo groot was als Lyon of de miljoenenstad Rome, was de plek een belangrijke vesting langs de Seine. Dat wisten de Hunnen ook. Attila de Hun staat nog altijd spreekwoordelijk voor bloeddorstigheid. Welke stoere Rambo noemt zijn poedel niet Attila? Attila kwam met veel geweld en tamtam uit het oosten en veroverde grote delen van het gebied waar wij nu wonen. Het huidige Nederland, België en Frankrijk gingen als dominostenen omver. De Romeinen werden in de pan gehakt.
Dat ging zeer voorspoedig totdat Attila vreemd genoeg in de buurt van Parijs kwam. In het jaar 451 gebeurde zo waar een wonder. Geneviève stond op. Of ik moet eigenlijk zeggen: zij zeeg neer op haar knieën. Alhoewel, zij zat continu op haar knieën gehurkt. Geneviève bad de hele dag. En als ze dat niet deed, dan verdeelde ze voedsel aan de armen. Zo’n type dus. Toen de Hunnen aan de poorten van Parijs stonden, was ze van mening dat je niets had aan de mansoldaten. In haar eigen woorden: ‘Laat de mannen wegrennen als ze willen, als ze niet meer kunnen vechten. Wij vrouwen zullen net zo vaak tot God bidden totdat Hij onze smeekbeden zal horen.’
Devoot en toegewijd als ze was vouwde zij dagenlang haar handen. Een marathongebed. En het had effect! Attila zag af van inname van Parijs. Alsof een mirakel was geschied. Dat zou het mooiste verhaal zijn geweest. Maar… uit historisch onderzoek zou zijn gebleken dat Attila zich plots liever richtte op het zuiden van Frankrijk. In dezelfde periode kon hij ook de beroemde Slag op de Catalaunische Velden in de heuvelachtige Champagnestreek niet naar zijn hand zetten. Daarop zou hij afgebogen zijn naar Italië en hebben afgezien van een belegering van Parijs.
Hoe het ook zij, voor Parijs was Geneviève de gevierde vrouw. Ze werd de patroonheilige van de stad én van vrouwen in het algemeen. De heuvel waarop nu het Pantheon staat is naar haar vernoemd. Een van de mooiste kerken van Parijs, Saint-Étienne-du-Mont, staat ook op die heuvel. Die kerk komt voort uit de abdij van de heilige Geneviève; haar relieken werden hier bewaard. Tot 1793. Toen zijn ze in het riool gegooid. Inderdaad, wéér die vermaledijde Franse Revolutie…
Geneviève heeft één van de merkwaardigste standbeelden van Parijs gekregen. Daterend uit 1928. En dat zie je er heel erg aan: grijs beton, minimalistisch, kil, zoals toen in de mode was. De beeldhouwer is de Pools-Parijse Paul Landowski die ook het Christusbeeld in Rio de Janeiro heeft vervaardigd, in dezelfde periode. Maar als je beter kijkt zie je op de Pont de la Tournelle een vrouw een meisje beschermen zoals Geneviève de stad beschermde. Dan straalt er zeker emotie af van het hele hoge beeld. Geneviève kijkt met de Notre Dame in haar rug. Ze kijkt naar buiten de stad, alsof de gevreesde indringers van Attila nog altijd aan de poorten van Parijs staan te rammelen.