Voor de laatste keer… Notre Dame


Maandag 15 april 2019 was geen gewone dag. Het was de dag dat het toeristenseizoen weer echt op gang kwam. Onderweg viel het me niet eens op. Maar daar kwam verandering in toen we aankwamen op Île-de-la-Cité. Meer bepaald op het parvis, het plein voor de Notre Dame. Ik denk dat ik daar langskwam rond het middaguur met een groep. Ik zag wat ik al maanden niet meer had gezien: een rij voor de ingang van de kathedraal. De bekendste kerk in zijn soort: gotische stijl. Toevallig bedacht door abt Suger, enkele kilometers ten noorden van de stad halverwege de twaalfde eeuw. Vanaf het moment dat hij in het ambt trad begon hij aan uitvoerige verbouwingen aan de abdij van Saint-Denis. Dat wil niet zeggen dat hij op een dag dacht: laat ik vandaag de gotiek eens uitvinden. Het liep gewoon zo. De verbouwing wekte heel veel bewondering. Daarom werd midden in de stad, op het eiland, een soortgelijk gebouw uit de grond gestampt. In 1163. 

Nu op deze maandagochtend in de 21ste eeuw stonden wij op het plein voor de kathedraal. En wij niet alleen. Er stond ook een lange rij naast het robuuste standbeeld van Karel de Grote. Maar die lengte geeft ook een vertekend beeld. Omdat de toegang tot de Notre Dame gratis is – het is en blijft het huis van God – stroomt die rij vrij soepel de kerk in. Langer dan een kwartier sta je vrijwel nooit te wachten. Een vergelijkbare rij voor het Louvre of de Eiffeltoren betekent al snel een uur wachttijd. Wat me altijd frappeert is dat die rij zichzelf vormt – alsof het een levend organisme is. Iedere dag heeft die rij een andere vorm. Soms als een slang kronkelt ie zich in allerlei bochten, soms maken de wachtenden een vierkant langs de uithoeken van het parvis. Wie bepaalt dat? Of gaat dat volstrekt onbewust en zonder dat men er (figuurlijk) bij stilstaat? Toen mijn gasten foto’s aan het maken waren en ik even enkele seconden had om het overzicht te bekijken dacht ik met recht: hè, hè, het seizoen is begonnen. Ook voor de Notre Dame.

Later die middag stond ik er weer. Zelfde plaats, maar met een andere groep mensen. Opnieuw was het net zo druk als een paar uur daarvoor. Honderden mensen sloten aan om de kerk binnen te gaan. Alleen… de rij was nu totaal anders gevormd. Ik kon me voorstellen dat in al die uren die rij niet was opgelost, maar gewoon was blijven voortbestaan maar dan met andere mensen. Omgekeerd dan een anagram: met dezelfde letters vorm je een ander woord. Zoals 'leger' en 'regel'. Hier is het andersom: dezelfde rij, maar gevormd door andere mensen. Heel wonderlijk!

Mijn gasten waren geïnteresseerd in hele andere dingen. Zoals het absolute nulpunt van Parijs. Als je op de kaart van Parijs twee lijnen trekt: een van noord naar zuid, andere van oost naar west, dan ontmoeten die twee lijnen elkaar uitgerekend voor de indrukwekkende gevel van de Notre Dame. Daar is een rondje gemarkeerd waar je als persoon net inpast. Dat is point zéro. Natuurlijk is dit een foto waard. Deze attractie vormt een wachtrij op zichzelf. Van daaruit meet je hoeveel kilometer het is van Parijs naar Brussel, Bangkok, Boston of Buenos Aires.

Ik nam die middag eigenlijk amper afscheid van de Notre Dame. Morgen zou ik hier weer passeren en dan zou ik de kerk opnieuw zien. Die avond na mijn werk, had ik nog een afspraak. Ik volgde een taalcursus. Ik moest er om zeven uur zijn. De locatie was in het 19de arrondissement, even voorbij Bassin de la Villette. Na een welkompraatje, keken we heel schools oefeningen na en was er een rondje discussie met je buurman. Smartphones worden gebruikt voor meer dan alleen het vertalen van onbekende woorden. Mijn buurman keek even op zijn toestel en riep ineens uit: ‘De Notre Dame staat in brand!’ Ik wilde het eerst niet geloven. Maar hij liet mij de eerste foto’s zien. Toen zag ik het zelf ook: de oude kerk stond in lichterlaaie. 

Het is moeilijk bescheiden te blijven wanneer je mij bent.


Enkele dagen geleden stond mijn achterste in brand. 400 brandweermannen en -vrouwen uit Parijs en omgeving hebben er alles aan gedaan om te redden wat er te redden viel. Dat is gelukkig vrij goed gelukt. Maar doordat ik zoveel hout herberg is er toch nog veel verloren gegaan. Dat doet pijn.

Nu enkele dagen later, staan er nog altijd aan beide oevers en achter mij op het eiland van de buren, Île Saint-Louis, hele menigten mensen te bidden, te huilen, te zingen en foto’s te maken. Allemaal om mij. Zoveel mensen weet ik te beroeren: gelovigen, nostalgische zielen, architectonische fetisjisten, toeristen… De hele wereld is in de ban van mij. Doordat de hulpverleners nog voor dagen aan nazorg doen, is heel ons eiland, Île de la Cité, afgesloten. Voor weken nog, heb ik gehoord. Verkeer wordt omgeleid. Ik zag een tourgids op zijn fietsje aangereden zoals vrijwel iedere dag. Maar in plaats van over de kleine brug te gaan en achter mij langs te rijden naar Quartier Latin, wees de politie hem via een omweg langs Pont de la Tournelle. Daar staat het journalistengilde verslag te doen van mijn bedrijfsongevalletje. Ik ga al dagen de hele wereld over. En ook de kerstvieringen kan ik de komende jaren op mijn buik of - in mijn geval – op mijn schip schrijven.


Het is moeilijk bescheiden te blijven met zoveel aandacht. Daar heb ik in de loop van de eeuwen sowieso niet over te klagen gehad. Napoleon liet zichzelf in mij kronen. Dat klinkt onsmakelijker dan het is. Charles de Gaulle kwam onmiddellijk naar mij toe nadat Parijs in augustus 1944 weer vrij was na 4 jaar meedogenloze onderdrukking. Ik heb toen een katholiek feestje gegeven om de bevrijding te vieren. Intussen had ik een vaste bewoner gekregen. Hij is weliswaar niet moeders mooiste en laat zich (daarom?) amper zien. Maar hij is wel betrouwbaar: hij luidt mijn klokken op tijd. Waar vind je zulk punctueel personeel nog tegenwoordig?

Maar het is inderdaad moeilijk bescheiden te blijven. Niet alleen de aandacht kan naar je hoofd stijgen, maar ook de hoeveelheid geld dat er nu al is opgehaald. Dat loopt richting een miljard euro! Je zou voor minder gaan blozen. De baas van een afgebrande collega van mij in het zuiden van Frankrijk was kwaad. Hij zei dat als hij maar één procent had gekregen van het geld dat ik heb opgehaald hij al blij zou zijn. Maar niemand maalt om zijn kerkje. Tja, wat kan ik daarop zeggen? Ik ben wèl een pionier. Nadat even ten noorden van Parijs, in Saint-Denis, mijn soort door de plaatselijke abt per ongeluk werd uitgevonden, was ik de eerste waarop ze uitgebreid hebben kunnen oefenen. Ik lag toen nog op de tekentafel. Voordat ze uit het oorspronkelijk model mij eindelijk hadden opgebouwd en uitgehouwen, heb ik niet minder dan 200 jaar geduld moeten hebben. Doe dat maar eens na! Al die achterneefjes en -nichtjes in het Noorden van Frankrijk, België, Zuid-Nederland, Duitsland moesten toen allemaal nog verwekt worden. En dan heb ik niet eens over al die neogotische varianten over de hele wereld!

Aan de andere kant is al die aandacht niet slecht, het is tegenwoordig niet gemakkelijk om mijn soort te zijn. De officiële betekenis, huis van God, gaat aan veel mensen voorbij. God is dood, hebben ze massaal besloten. Alles draait nu om de mens. Daar kun je over denken wat je wilt. Daarom is het ook moeilijk uit te leggen waarom er toch nog bijna een miljard voor mijn herstel is opgehaald. Veel mensen waren er kwaad om. Er lopen hier al een tijdje boze mensen rond in gele hesjes. Zij vonden het oneerlijk. Maar moet ik mij verontschuldigen? Het is tegenwoordig zo moeilijk uit te leggen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen een gebouw en een mensenleven. Ik bedoel over 500 jaar zijn de kleinkinderen van uw kleinkinderen voorgoed vergeten. Zelfs hun graf zal dan geruimd zijn. Misschien dat je na lang zoeken hun naam nog terugvindt in een stoffig archief. Digitaal misschien, maar - figuurlijk - niet minder stoffig. Maar ik, bewonderd door vele mensen, ik sta dan nog altijd fier overeind. Met hier en daar een litteken. Een gebouw kun je restaureren, een mensenlichaam niet, dat is gewoon op na 70, 80 jaar leven. Dat is toch het voordeel dat ik heb. 

U begrijpt nu nog beter: Het is moeilijk bescheiden te blijven wanneer je mij bent. 😉