Een gigantische verzameling Franse koningen 

In de Oude Kerk van Delft liggen veel familieleden van prinses Beatrix en koning Willem-Alexander bij elkaar in de crypte. Helaas is dit voor het Nederlandse volk niet openbaar toegankelijk. Geen idee waarom niet. De koninklijke familie is er immers ook om het volk te dienen. Ze kan zelfs een middel van verbinding zijn. Met die adellijke familie, maar ook met het Nederlanderschap. Reden genoeg om de onderdanen, de Nederlandse burgers de oude praalgraven van de Oranje-Nassaus te laten bezichtigen. 


Hoe anders is dat in Parijs! Je kan het Panthéon bezoeken waar meer dan 100 mensen liggen die een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd aan de buitengewone geschiedenis van Frankrijk. En even ten noorden van de stad ligt een basiliek die werkelijk de vergelijking met de Oude Kerk in Delft doorstaat: Saint-Denis. Een zogenaamde Nécropole des rois de France


In andere woorden, bijna alle Franse vorsten vanaf Clovis tot aan de laatste Lodewijk – nummer 18 – liggen hier in graven. Dat is een periode die ruim 1300 jaar overspant! De Romeinen waren net opgeruimd toen de eerste Franse koningen aan de horizon verschenen. En zelfs na de Franse Revolutie van 1789 zijn er nog enkele monarchen aan de verzameling toegevoegd. 


Als je alles op een rijtje wil hebben spreken we over de vorsten van de dynastieën Merovingen, Karolingen, Capetingen, Valois en Bourbon, het laatste Franse koningshuis. De bekendste namen zijn Clovis I, Dagobert, Karel Martel, Filips II August, de heilige Lodewijk IX, Karel V, Frans I (de Renaissancevorst), Hendrik IV (samen met Maria de Medici), Lodewijk XIII, XIV, XV en XVI (samen met Marie-Antoinette). De Bourbons hebben zelfs een eigen crypte gekregen waarin je ook de bewaarde koningsharten vindt op sterk water. Overigens de beroemdste afwezige is Karel de Grote. Hij ligt begrijpelijkerwijs begraven in Aken, de thuisbasis van zijn machtig grote rijk dat hij over zijn 3 zonen verdeelde en waaruit het huidige Duitsland en Frankrijk voortkwamen. 


Tijdens de Franse Revoluties zijn al die graven van de oude soevereinen vernield en in een grote put gegooid. Daar zijn ze na 1815, tijdens de restauratie, weer uitgevist en in ere hersteld. Sindsdien zijn dus die tientallen koningen te vinden in de basiliek van Saint-Denis. Die kerk is een verhaal op zich. Eén van de heiligste plekken van Frankrijk, zeker in de vroege Middeleeuwen. 


Dit is het verhaal over Dionysius, bisschop van Parijs, toen dat beroep nog niet legaal was. Hij werd door de Romeinen ter dood veroordeeld. Rond 250 na Christus. Onderweg naar zijn executie werd hij onthoofd ten hoogte van het huidige Montmartre. Maar hij wilde daar niet begraven worden. Dus in plaats van ter plekke neer te vallen pakte hij zijn hoofd van de grond, ging naar het dichtstbijzijnde fonteintje, maakte zijn gezicht schoon van het bloed, liep met zijn hoofd in zijn handen verder door, over de berg van Montmartre in de richting van het noorden. Op de plek waar hij begraven wilde worden zeeg hij uiteindelijk neer. Twee eeuwen later, in 480, begonnen aanhangers van Dionysius eerst een kapelletje te bouwen. Dat werd al snel een bedevaartsoord. Inwoners van de stad Saint-Denis noemen zichzelf nog altijd Dionysien(ne). 


Koning Dagobert (603-639) stichtte rond die kleine basiliek een abdij, die zich vooral in de 12de eeuw onderscheidde. Toen leefde in de abdij een ambitieuze abt, Suger, die anders wilde bouwen dan voordien. Uit zijn visionaire architectuur ontstond een bouwstijl die de Franse stijl werd genoemd: grote glas-in-lood ramen, dunne muren die met steunberen in evenwicht bleven, en kruisribgewelven. Deze stijl zou de hele wereld overgaan, maar vooral in Frankrijk, België, Nederland en Duitsland vele beroemde kerken opleveren. Deze kerk van Saint-Denis was de eerste ter wereld in deze stijl die later werd verfijnd in de Notre Dame van Parijs en het magnifieke Saint Chapelle. Toch staan de glas-in-lood ruiten van Saint-Denis nauwelijks in de schaduw van die andere twee gebouwen. Zou ook vreemd zijn: als glas-in-lood raam moet je het nu eenmaal hebben van de zon. 😉 


Later noemden de Renaissancemensen deze stijl gotisch, wat ‘barbaars’ betekent. Zij vonden die stijl van die onnozele Middeleeuwers maar niets. Maar toch had één van de voornaamste Franse koningen uit de Middeleeuwen, de heilige Lodewijk, zijn onuitwisbare stempel gezet door de basiliek van Saint-Denis officieel te kiezen als de kerk waar de Franse vorsten voortaan werden bijgezet. En zo geschiedde. 


De kerk van Saint-Denis is vandaag de dag nog altijd de moeite van het bezoeken waard. Een beetje voorkennis van het Franse koningshuis kan helpen, anders duizelt je hoofd al snel van de namen en jaartallen. Maar de prachtige praalgraven maken veel goed. Evenals de authentieke crypte en de archeologen die nog altijd meer en meer geschiedenis boven de grond halen. Een aanrader! 

Waarom hebben we vakantie ?

Daarnet zag ik nog een diagram op youtube met de meest bezochte landen ter wereld. Welk land stond nummer één? Inderdaad, Frankrijk. Het zuiden is populair, Normandië, Bourgogne… maar Parijs spant de kroon. In een Olympisch seizoen, maar ook voor volgend jaar 2025 verwachten we weer veel gasten.

Tegenwoordig lijkt het vanzelfsprekend: vakantie en ‘op vakantie gaan’. Maar dat is het zeker niet. Ik weet dat mijn oma in haar jeugd – jaren 1930, 1940 – nog nooit van ‘op vakantie gaan’ had gehoord. In haar leven kwam ‘op vakantie gaan’ pas op met haar eigen kinderen in de jaren 1950 en 1960. Eerst naar de plaatselijke plas, daarna naar de kust. Vervolgens naar andere Europese landen. Ieder jaar steeds verder. Luxemburg, Oostenrijk, Italië… Met de vouwwagen. Hele avonturen.

Toch bestaat vakantie al langer dan we zouden denken.

Zoals de jeugd van mijn oma, 90 jaar geleden, al bewees: gedurende het grootste deel van onze geschiedenis werkten we het hele jaar door. En nog altijd in grote delen van de wereld kennen ze het fenomeen vakantie niet. Om op vakantie te kunnen, heb je vier dingen nodig: welvaart, vrede, infrastructuur en tijd. Laat dat bij ons, op dit continent, al 60 jaar voor het oprapen liggen. Gelukzakken dat we zijn!

Eeuwenlang was ‘vakantie’ een voorrecht van de rijksten in de samenleving. Het woord vakantie kent zijn wortels in het Latijnse vacare. Dat betekent zoiets als ‘vrij zijn’. De romeinen waren de eersten die voor hun plezier reisden, omdat ze konden beantwoorden aan de 4 eerder genoemden voorwaarden. Maar dit was vooral weggelegd voor politici, militairen, kunstenaars. Ze gingen bijvoorbeeld naar de Griekse eilanden. Dat lag in hun eigen rijk, wel zo makkelijk. Of naar hun villa’s op het platteland. Zo ook politicus en advocaat Gaius Plinius Caecilius Secundus. Hij leefde in de eerste eeuw na Christus. Hij schreef over zijn buitenverblijf: ‘Niets dringt er door. Geen stemmen van slaafjes, geen gedruis van de zee, geen geloei van stormen (…). Als ik me terugtrek in dit paviljoen voel ik me zelfs ver van mijn buitenhuis! Ik heb er enorm veel plezier van.’ Zo heel veel is er dus niet veranderd in 2000 jaar.

Uit latere periode, vanaf de Moderne Tijd, is het fenomeen van de Italianische Reise bekend geworden. Iedere zichzelf respecterende kunstenaar, schrijver of ander ontwikkeld mens moest en zou eens in zijn leven naar de Italiaanse steden gaan vol (veelal Renaissancistische) pracht. Maar ook hier konden alleen de bevoorrechten van genieten. Financieel ondersteund door mecenassen, koningen en rijke familieleden. Zo schreef dichter en essayist Samuel Johnson (1709-’84), die zelf niet bijzonder rijk was: ‘Een man die niet in Italië is geweest, voelt zich altijd minderwaardig, omdat hij niet heeft gezien wat van een man verwacht wordt dat hij ziet.’

Ook Parijs was een geliefde bestemming voor zulke cultuurzoekers. Leonardo da Vinci zelf kwam op zijn oude dag op uitnodiging van de Franse koning François I naar Parijs. Hij zou Italië niet meer terugzien.

Pas in 20ste eeuw burgerde vakantie meer in, ook in de arbeidersklasse. Lang is gedacht dat de zomervakantie werd ingevoerd om kinderen hun ouders te laten helpen op het land. Deze mythe is inmiddels naar het land der fabels verwezen. De (zomer)vakantie werd in het leven geroepen omdat schoolkinderen beter zouden leren na een periode van rust. Na een periode van afleiding werd er weer fris begonnen aan het nieuwe schooljaar. Zo eind augustus, begin september. Maar ook zou het in de zomer te warm zijn in de klaslokalen.

Daar komt nog de invoering van de 8-urige werkdag bovenop. Een verworvenheid van de socialisten en vakbonden uit 1919. Zij wilden een verdeling van ‘acht uur werken, acht uur slapen, acht uur vrij.’ Na de Tweede Wereldoorlog volgden de vrije zaterdag, het verlof en het vakantiegeld. Die combinatie zorgden voor de gewenste voorwaarden: er was geen oorlog meer, we kregen meer vrije tijd èn meer geld (zelfs om op vakantie te gaan!). Ook de infrastructuur werd steeds beter, zoals de komst van auto en snelwegen, en nog later betaalbare vliegreizen.

Uiteraard mogen we de Thalys/Eurostar niet vergeten, die je ook deze herfstvakantie comfortabel naar Parijs brengt. Tot binnenkort!

Informatie grotendeels ontleend aan: Hoe is de vakantie ontstaan? (nationalgeographic.nl)

Marie Antoinette in Versailles

In een knusse bui kan ik het me ook wel heel goed voorstellen. Maria-Antoinette huwde Lodewijk XVI en kreeg het Château de Versailles er cadeau bij. Dat lijkt fantastisch, maar het landgoed en het paleis zelf zijn van buitenmenselijke proporties en kampen met een nijpend gebrek aan privacy. Toen ik in Manhattan was realiseerde ik me dat hoe groot en buitensporig een stedelijk gebied ook mag zijn, de mens altijd op zoek is naar de menselijke maat. En de menselijke maat is vaak niet meer dan een wijk of een gemeenschap. Met de gebruikelijke faciliteiten: een kerk, een café en een winkelcentrum. Als we dat principe vertalen naar Versailles bleken het enorme paleis en de gigantische tuin vervreemdend te werken. Eerder een etalage voor koninklijke ambitie dan een echt woonoord.


Daarop trok Marie-Antoinette haar conclusies en zich terug. In de geborgenheid van haar eigen gecreëerde wereld. In haar eigen kring van assistenten, bedienden en de weinigen die ze vertrouwde. 


Marie-Antoinette was – als het even kon - te vinden in Petit Trianon. In de goed verborgen tuin achter het buitenverblijf loop je langs de vijver en een tempeltje met daaronder Cupido. Loop je nog enkele minuten verder, dan kom je terecht in de gelukkigste momenten van de Franse koningin: een boerengehuchtje van enkele fantasierijke huisjes die allemaal hun eigen functie hebben: een molen, een uitkijktoren, de bakker… Het doet mij nog het meest denken aan het Volk van Laaf in de Efteling. (Maar dan zonder de fantastische figuren en de langzame monorail op enkele meters hoogte.) Dit deel van het landgoed van Versailles heet ook wel “Hameau de la Reine”. 


Maria-Antoinette kreeg Petit Trainon van haar man, Lodewijk XVI, die zich hiermee nog dieper in de schulden stak. Het faillissement van de staat Frankrijk was al een rode draad in zijn koningschap. Dat werd er niet beter op met de budgetten die zijn echtgenote er doorheen joeg. Marie-Antoinette keek niet op een frank meer of minder. Zo’n speeldorpje hadden meer familieleden op hun eigen landgoederen. Het was mode aan het einde van de 18de eeuw. In het nagemaakte boerengehucht kon Marie naar hartenlust wegdromen in het idyllische leven. Ver weg van het protocol speelde ze boerin. Volgens de legenden heeft de koningin ook koeien gemolken – maar dat is later ontkend.


Zo bestaan er wel meer verhalen over de koningin, die niet ouder werd dan 37 jaar. Ze zou meer geïnteresseerd zijn geweest in pleziertjes dan in serieuze staatszaken. Door haar lichtzinnige gedrag was ze onderwerp van roddel aan het hof. Weliswaar opgeklopt zat er weldegelijk een kern van waarheid in de verhalen. Ze leidde het bandeloze, decadente leven dat velen onder ons alleen beleven in hun dromen. Pas toen ze 2 kinderen verloor, beiden aan tuberculose, kwam ze tot inkeer. Het leven spaart niemand – ook de koningin van Frankrijk niet. 


En ze betaalde nog een prijs. Want ze was niet alleen koningin van Frankrijk, ze was ook koningin van Frankrijk op het verkeerde moment. Toen de grote veenbrand uitbrak die we allemaal kennen als Franse Revolutie. En we weten ook allemaal hoe dat is afgelopen. Marie-Antoinette eindigde in 1793 onder de guillotine in een stad die ze amper kende.


In 2006 maakte Sofia Coppola haar eigen postmoderne interpretatie van het leven van Marie-Antoinette. Voor deze film, met Kirsten Dunst in de hoofdrol, kreeg de crew permissie om te filmen op het landgoed van Versailles. 

 

Wil je graag zelf een kijkje nemen waar Marie-Antoinette haar meest dierbare tijd doorbracht, boek dan onze Versailles-tour – inclusief Petit Trianon en Hameau de la Reine. 

Parijs, stad van wachtrijen

In plaats van de stad van de liefde heb ik dit seizoen de neiging om Parijs ook wel de stad van de wachtrijen te noemen. Op Avenue de l’Opéra, de lange, boomloze laan tussen het Louvre en Opera Garnier, is een patisserie gevestigd. Hier sta je makkelijk een uur in de rij voor… een croissant! Aangewakkerd door Tiktok en Instagram. Cédric Grolet heet de winkel. Zijn dit de lekkerste croissants in hun soort? Welnee. Op het gevaar af van lokaal chauvinisme beticht te worden, vind ik de lekkerste croissants bij mij om de hoek. Maar die kent niemand – nochtans is het daar elke dag heel druk met buurtbewoners. 


De wachtrij voor Cédric Grolet is een Parijs’ voorbeeld van een westers fenomeen. Een buitengewoon interessant verschijnsel. Waarom sta je voor je plezier een uur in een file? Uit mijn jeugd herinner ik me beelden van oudere vrouwen uit de Sovjetunie met boodschappentasjes in de hand die aansloten voor een lege winkel. Dat was de associatie met rijen: schaarste. Geduldig en toch wanhopig wachtend totdat je eindelijk aan de beurt was. 


Maar uiteraard stonden wij toen in het rijke westen ook al in de rij: op het postkantoor, bij de apotheker, op de snelweg. Statistieken beweren dat mensen met een rijbewijs gemiddeld 150 uur van hun leven voor een rood licht wachten. Maar ook als je een hulpdienst belt, hoor je doorgaans: “er zijn nog zoveel wachtenden voor u.” – terwijl je ongeduldig luistert naar het repetitieve, vervormde melodietje tussen de omroepstem. Ondanks de frustratie en het ongemak dat je geduld op de proef wordt gesteld, wacht je net zo lang totdat het jouw beurt is om de gekoesterde beloning op te halen. Vaak is dat wachten een vorm van dwang. Wie staat er nu voor zijn plezier in de rij?


Het wordt pas echt frustrerend als er baas boven baas is. Popsterren bijvoorbeeld die hun fans urenlang laten wachten voordat ze eindelijk het podium betreden om hun kunstje te doen. Wie geld en macht heeft kan sowieso mensen laten wachten. Denk bijvoorbeeld aan CEO’s met hun voorrechten en contacten die ‘gewone’ mensen niet hebben. Volgens statistieken staan mensen met een lager inkomen dan ook vaker in de rij dan rijken. 


Een mooi voorbeeld daarvan vinden we op de Champs Élysées. Voor de Louis Vuitton staat vrijwel elke dag een (lange) rij. Onder impuls van Tiktok en Instagram? Misschien. Of omdat dit de goedkoopste Louis Vuitton is? (In Dubai of New York zijn de kleren en tasjes door import veel duurder.) Hoe dan ook, mensen sluiten aan. Maar – en nu komt het - als je je werkelijk wilt onderscheiden dan huur je iemand anders in om voor jou in de rij te gaan staan, totdat het jouw beurt is om naar binnen te gaan. Klassenonderscheid. En dat verdient heel goed, kennelijk. Er is een man in Italië die zich laat inhuren voor 10 euro per uur. Buurtbewoners kunnen hem inhuren voor het gemeentehuis of postkantoor. Hij is er van overtuigd dat hij nooit meer werkloos zal zijn. Bureaucratie is een enorm probleem in Italië. 


Tegenwoordig wordt wachten ook anders gevoed. Het is niet alleen maar kommer en kwel, iets wat je tegen heug en meug moet doen. Velen staan ‘vrijwillig’ in de rij. Wachtend op een beloning waar ze verlekkerd naar uitkijken en dus niet omdat het nu eenmaal bij het leven hoort. Het wordt een pleziertje. 


Een andere verstrooiing die er tegenwoordig mee gepaard gaat noemen we selfies. Je Parijs-belevenis is niet compleet zonder die ene croissant te gaan halen op Avenue de l’Opéra. Hoe ga je het je vrienden uitleggen als je er niet bent geweest!?! Het moet worden vastgelegd. Het wachten op zich wordt dan een Instagram-moment. En wat denk je van de voorbijgangers die langslopen en zich afvragen: Hier moet wel iets héél bijzonders aan de hand zijn. Als je in de rij staat ben je dus niet zielig, nee integendeel, je staat in die felbegeerde rij. Je bent haast een uitverkorene! Je haalt alles uit je leven - iets wat héél belangrijk is tegenwoordig. Hoe langer je hebt moeten wachten voor een begerenswaardig product hoe beter het is. Als je korter hebt gewacht, dan kan dat product nooit zo goed zijn. 


Dat brengt ons bij het punt hoe lang je in de rij staat. Een kwartier tot 20 minuten zorgt ervoor dat je het gevoel hebt dat het product nog meer de moeite waard is. Na een half uur begint die sensatie al wat af te zwakken en krijgt het euforische gevoel al een dauw. De rij wordt dus een doel op zich, haast een statussymbool. Je mist wat als je niet in die rij staat. Terwijl de paradox (en dus ook de ironie) is dat je tijd verliest voor andere dingen die ook de moeite waard zijn op het moment dat je in die rij staat. Maar uiteraard koestert iedereen andere prioriteiten. Door dat pushen op sociale media worden de rijen langer en dus ook de wachttijden. Het is een sneeuwbaleffect. 


Met andere woorden: je gaat er helemaal voor. En jij niet alleen. Nee, je doet het samen met al die andere volgers op Tiktok en IG. In groten getale gaan we naar dezelfde plek. Het lijkt op een pelgrimage. Niet om een heilige te aanbidden, maar voor een iPhone of een ritje in een rollercoaster. Of een croissant op Avenue de l’Opéra. De Messias die ons er naartoe stuurt heet Tiktok. Die Messias zijn dus de Chinezen. Alhoewel, zijn wij het eigenlijk niet zelf?

 

Deels ontleend aan: De Rij Dat Zijn Wij van Koen Haegens in: De Groene Amsterdammer.

Restaurants in de bloemen 

Vorige zomer doken ze ineens op: meer en meer restaurants in Parijs zijn rijkelijk versierd met prachtige bloemen. Het is moeilijk eraan te ontkomen.


Waar komen ze vandaan? De covid-periode heeft veel schade toegebracht. Vele restaurants zijn op de fles gegaan. Wat ervoor teruggekomen is zijn opvallend veel Italiaanse restaurants. Relatief goedkoop en volledig aangepast aan de jonge generaties die met pizza’s zijn opgegroeid.


Om klanten binnen te halen, trekken restauranteigenaars alle registers open. Ook een kleurrijke gevel doet een duit in het zakje. Zeker klanten die actief zijn op Instagram en Tiktok zijn er gevoelig voor. Tijdens wandel tours hoef ik er niet eens de aandacht op te vestigen. Spontaan worden de mobiels uit de kontzak gehaald om de gevels te fotograferen. 


Volgens de zaakvoerder van La Commanderie uit Avenue de la Motte-Picquet gaan mensen niet meer naar restaurants om te eten, maar om het etablissement te laten zien op Insta. ‘Mode is door de generaties heen veranderd. Vroeger trokken we klanten met geruite tafelkleden op de tafels, een sfeer à la bonne franquette : gewoon simpel, zonder al te veel franje, maar vaak wel herkenbaar. Tegenwoordig is decoratie belangrijker dan de kwaliteit van het product op het bord. Mensen zijn bereid meer te betalen voor deze dienst.’ De aanschaf van de bloemen kost misschien al snel 5.000 tot 7.000 euro. Plus jaarlijkse onderhoudskosten. Daar staat tegenover dat sommige uitbaters hun totale omzet hebben zien stijgen met 50 procent! Met dank aan alle bloemen aan de gevels en de exposure op sociale media. 


Sommigen boffen helemaal, die staan ook toevallig op de juiste locatie, zoals het restaurant Papilla in Rue Soufflot, de straat die uitkomt op het Panthéon. Helemaal getooid in Japanse plastic bloemetjes gemaakt in China. De eigenaar zegt: ‘Voor ons heeft het alles veranderd. Bij de eerste zonnestraal gingen de mensen op de terrassen aan de overkant zitten, maar zodra we de bloemen hadden opgehangen zagen we iedereen de straat oversteken om bij ons te komen zitten!’ Maar dat is nog niet alles voor onze vriend, want zijn achterbuurvrouw is Emily Cooper, beter bekend als Emily In Paris. De toerist is op vakantie in het land van Emily in Paris, die ‘woont’ vlak om de hoek en dan maak je ook nog even een prachtige selfie onder een prieel met nepdruiven of een rij imitatiemagnolia's. Wil je meetellen op de platforms, moet je hier geweest zijn! 


Een ding moet je wel in de gaten houden: Parijs is en blijft natuurlijk de stad van de schoonheid en de goede smaak. De Chinese, plastic 'kitsch' is sommige Parijzenaars een doorn in het oog. Daarom garandeert een speciale instantie, die zich bezighoudt met het respect voor de architectuur van de Parijse gebouwen, minimaal 300 meter afstand van zo’n bloemenmuur tot een historisch pand. Fakebloemen op een historische gevel of monument is (uiteraard) helemaal taboe!


Hoe dan ook: met deze Japanse kersenbloemen aan de wand van de restaurants is het dus voortaan het hele jaar door Temps des Cerise. Of iets wat daar op lijkt. 😉 

 

Ps: Enkele andere voorbeelden van versierde restaurants: Le Vrai Paris in Rue Abbessess (Montmartre), Maison Sauvage in Rue de Buci (Saint-Germain-des-Prés), Florida op de hoek van Rue Montorgeuil, naast de Sint Eustache kerk.

Musée du chocolat

Ik ben geen veelvraat op het gebied van zoetigheid, maar voor chocolade maak ik graag een uitzondering. Bij voorkeur pure chocolade. Gelukkig voor mij en alle andere chocoliefhebbers beschikt Parijs over een eigen Musée du Chocolat.


3 verdiepingen vol met chocolade. Willie Wonka zou er jaloers van worden. Een tricolore universum niet van rood, wit en blauw, maar van lichtbruin, wit en donkerbruin. In het museum leren we hoelang chocolade al bestaat. Al 2000 jaar voor Christus werd in Latijns-Amerika de cacaoboon bewerkt. Pas veel later kwam cacao onze kant op. Chocolade was hier ooit net zo wereldvreemd en exotisch als koffie. Daar kwam verandering in in de loop van de 17de eeuw. De zonnekoning was een fervent liefhebber. Van de drank welteverstaan, warme choco. Naast koffie en thee werd chocolademelk het vaste ritueel aan het hof. De filosofen Diderot en d’Alembert voegden in hun beroemde Encyclopédie zelfs een extra lemma toe voor chocolade. 


Tot in de 19de eeuw werd chocolade vrijwel uitsluitend gedronken. Pas toen begon men ook chocoladerepen te produceren. De productie en handel in de zoete lekkernij begon gigantische vormen aan te nemen. Napoleon III, het neefje van de beroemde Bonaparte, onthief de belasting zodat chocolade niet alleen toegankelijk was voor de elite maar voortaan voor de hele bevolking.


Zo lezen we een anekdote over een vrouw in New Mexico die zo verslaafd was dat ze zelfs gedurende de mis chocolade dronk. De priester was hier fel op tegen en verbood het. Die actie moest hij met de dood bekopen; hij werd vergiftigd. Maar we worden ook gerustgesteld: chocolade is namelijk héél gezond. Het bevat net als wijn flavanoïden: natuurlijke plantenbestanddelen die ook veel in groenten en fruit zitten. Choco is goed voor de bloedcirculatie, voor het hart, voor de hersenen en zelfs voor de tanden. Wie had dat ooit kunnen denken?!


Dooreten dus! En dat kan in het museum à volonté. Want op iedere etage staan op verschillende plekken chocolademolens waar je zoveel chocolademuntjes uit kan halen als je op kan. Maar het houdt niet op bij proeven. Het is een museum voor alle zintuigen. Je kan verschillende kruiden en geuren ruiken: peper, vanille, anijs, hazelnoot, kaneel... Prikkelend!


Het laatste deel van de tour is misschien nog wel het spectaculairst: een gigantische Eiffeltoren en de Arc de Triomphe van chocolade. Ook zijn we getuige van een ware choco-battle tussen 3 meester-chocolatiers. Maar je kan net zo goed zelf aan de slag - in een echt atelier. Vanaf je 6de kan je lekker kliederen met chocolade. Even lekker met de handjes bezig zijn. De workshop is in het Engels, maar dat hoeft geen belemmering te zijn. Het is immers handenwerk. En je kijkt gewoon een beetje af bij je buren. 😉 Reserveren voor de workshop doe je hier: The experience - Choco-Story PARIS (museeduchocolat.fr)


Mocht je in Parijs zijn en je hebt de domme pech dat het regent, laat je verleiden door het Musée du Chocolat. De plek brengt een glimlach en chocolade op je lippen. En als souvenir krijg je ook nog een gevuld chocolaatje mee naar huis. One for the road.

Dé Slotjesbrug


Ik ontkom er niet aan. Tijdens de klassieke tour langs de Seine passeren we ook Pont des Arts - tussen het Institut de France en het Louvre (vroeger het Palais des Arts genoemd). Tegen die tijd heb ik doorgaans al de vraag ontvangen: “Wáár is dé slotjesbrug?” Die mag je niet onderschatten als tourgids! 

Het verhaal is simpel. Het zal rond 2008 zijn geweest… Als je heel verliefd was en je kwam in Parijs dan kocht je een slotje met een sleuteltje. Dat slotje hing je aan de reling van Pont des Arts, het sleuteltje gooide je in de Seine. Dan bleef je altijd bij elkaar. Heel veel verliefde koppeltjes deden dit. Dus al vrij snel hing die brug vol met slotjes. Pont des Arts is een gietijzeren brug en al die slotjes samen wogen enorm zwaar. De brug dreigde onder zijn eigen gewicht te bezwijken. 

De brug uit 1802 was al eens ingestort - in 1979 na aan aanvaring. Het duurde tot 1984 voordat toenmalig burgemeester Jacques Chirac de brug weer kon heropenen. Dat wilde het stadsbestuur nu zien te voorkomen. Wat heeft de gemeente Parijs gedaan? Een grote tang gepakt en alle slotjes doorgeknipt. Ik hoop dus niet dat alle koppels hierdoor uit elkaar zijn gegaan. Daarna hebben ze twee glazen wanden opgehangen tegen de reling. De boodschap was duidelijk: hier geen slotjes meer! 

De grootste hype is sindsdien wel voorbij, hoewel hier en daar nog op sommige plekken een indrukwekkende collectie slotjes hangt. Bijvoorbeeld op de voetgangersbrug Passerelle de Solférino tussen Musée d’Orsay en Jardin des Tuileries. En wat te denken van de barrières voor de Sacre Coeur. Als de zon schijnt dan blinkt het daar goud van de slotjes. 

Dat brengt me bij de vraag: wie hangt er nu zulke slotjes op?  

Dat weet ik intussen ook. Toen covid nog niet onder ons was, liepen twee Volendamse families op een ochtend de klassiek Seine-tour met me mee. Zij vonden dat zo geslaagd dat ze vroegen of ik hen ook een ander stukje Parijs zou kunnen laten zien. Dus ik nam ze mee naar Montmartre en uiteindelijk op die wandelroute kwamen we aan bij de Sacre Coeur. De jongste zoon van 6 wilde per sé een slotje ophangen. Hij had een vriendinnetje thuis in Volendam. Hij schreef de initialen van hem en zijn liefje op en hing een slotje aan de reling. En maakte vervolgens een selfie.

Zijn ouders hadden voor drie slotjes 20 euro betaald! Enkele maanden later, Kerstmis 2019, was er een tienermeisje die 15 euro betaalde voor één slotje! The things we do for love…

 

PS: Voor de jeugdige ondernemers onder jullie: verzin een romantische legende en begin je eigen slotjesbrug in je eigen gemeente. Het kan je veel geld opleveren. Succes!  😉 

Einde van een tijdperk voor de metro

Het Parijse metrostelsel is één van de oudste ter wereld. De treintjes begonnen te rijden in 1900. Toen nog alleen op lijn 1, 2 en 6: een cirkel met een lijn erdoorheen. Deze overzichtelijke routes zijn intussen uitgebreid tot een netwerk van ongeveer 15 lijnen die nog altijd verder verlengen en vertakken over groot Parijs. Al dan niet aansluitend op de vele RER-lijnen, de interregionale treinen die vaak naar groene delen in Île de France leiden.

Gedurende al die decennia van uitbreiding en vertakking, sinds 1900, was er één ultieme zekerheid voor de Parijse reiziger: het kartonnen kaartje. Dit ticket is een icoon van de Parijse cultuur. Net zo Parijs als de Eiffeltoren en de Moulin Rouge. Je voelt je dan echt onderdeel van de metro en dus van Parijs. Want dat is het gevoel dat de metro geeft: ik hoor erbij. Waarbij? Een groep individuen op hun eigen eilandje zwijgend naast elkaar, asociaal in hun eigen wereldje in de grootstad. En toch hebben al die mensen, verdiept in hun boek of hun iPhone met hun headphone op vol met muziek, datzelfde gevoel: ik hoor bij de miljoenenstad Parijs. De metro verbindt de slaapplaats van al die individualistische individuen met hun werkplaats èn met elkaar. En altijd was dat kartonnen kaartje de sleutel om mee te mogen met de metro. Natuurlijk hebben de meeste Parijzenaren een Navigo Pass, een soort pas die je wekelijks of maandelijks oplaadt. Maar de dagjesmensen en de toeristen voorzien zichzelf van een individueel ticket voor één ritje. 

Dat iconische ticketje gaat verdwijnen. 

Niet meteen, maar wel binnenkort. In 2025. Een jaar na de Olympische Spelen. Maar al in 2023 zou de omloop van het kartonnen kaartje flink afgenomen moeten zijn. Het ticketje heeft dan 125 jaar trouwe dienst geleverd. Op 19 juli 1900 om één uur werd het eerste kaartje gebruikt. De metro was een onderdeel van de Wereldtentoonstelling, die dat jaar in de lichtstad werd gehouden. Dat was de Wereldtentoonstelling van Grand Palais en la gare d’Orléans, het oorspronkelijk treinstation dat tegenwoordig beter bekend staat als Musée d’Orsay.

Hoezeer het ticketje verweven was met de Parijse cultuur blijkt wel uit de vele liedjes en films waarin het voorkomt. Voorbeeld is het liedje Le Poinçonneur des Lilas van Gainsbourg waarin de kaartjesknipper zijn werk zo uitzichtloos vindt dat hij uiteindelijk een gaatje in zijn eigen hoofd schiet. Zijn graf ligt meestal bezaaid met metroticketjes. Dat van Gainsbourg welteverstaan, op cimetière Montparnasse.

 

Nu dat iconische kaartje verdwijnt, hoe reis je nu nog legaal met de metro? 

Dé ontdekking van 2022 voor mij is toch “Bonjour RATP”. Deze geniale app voor het openbaar vervoer in Parijs en ver daarbuiten is de beste manier om te achterhalen hoe je het snelst en efficiëntst van a naar b gaat met de Parijse metro of bus. Maar het is ook de deur naar een nieuw gebruik van het vervoersbewijs. Ook toeristen kunnen dan voortaan weer een ‘kaartje’ kopen via deze app op je mobiel. Daarvoor heb je wel een zogenaamde Navigo Easy Passe nodig. Die kan je voor 2 euro kopen aan het loket van vrijwel iedere metrohalte. Eenmaal die Navigo Easy pas in handen kan je die pas opladen via de app Bonjour RATP, dus overal waar je bent op eender welk moment, of gewoon aan de automaten in iedere metrohalte.

Een vaste lezer van de blog vult aan: "Via de app bonjour RATP ga je naar tickets (rechtsonder) en dan kies je bovenin "on my phone". Dan kan je tickets kopen, en met je telefoon gewoon inchecken bij de metro. Op deze manier heb je geen navigopas nodig. Je moet nog wel "tickets sans contacts" downloaden. Et voilà! Werkte perfect."

Nog gemakkelijker dan het al was. Alleen dat kartonnen kaartje in je hand... het zal nooit meer hetzelfde zijn.

Alles kitz in de Ritz?


Place Vendôme is een opvallende locatie. Het plein staat voor commercie van de bovenste plank. Bling bling, glamour and glitter. Veel toeters en bellen die niet voor iedereen binnen handbereik zijn. De kerstversiering is oogverblindend en wordt bekostigd door de handelaren op het plein.

Centraal op Place Vendôme ligt misschien wel het grootste symbool van deze consumptie pracht en praal: het Ritz Hotel, een prestigevertrekje voor celebrities. Van Charlie Chaplin, Marcel Proust, de Engelse koning Edward VII, Al Pacino tot Elton John: allen sliepen hier. Het hotel werd geopend in 1898 en was het eerste Palais Hotel van Parijs. Er zijn hotels met drie, vier, vijf sterren… en dan heb je nog zes hotels in Parijs die een eigen categorie vormen: het Palais Hotel. Andere voorbeelden in Parijs zijn: Meurice, Hôtel de Crillon, George V, Plaza Athénée en Bristol. Iedere suite is als een paleisje op zich, met eigen sanitair. Dat was wát honderd jaar geleden! Eigen sanitair was ongekende luxe. De duurste suite in het Ritz loopt tegenwoordig op naar 27 duizend euro per nacht. Bodemprijs is duizend euro, voor een ‘room with a view’ betaalt u al snel vijf keer zoveel.

In zo’n kamer met uitzicht woonde couturière Coco Chanel bijna 35 jaar lang. Vanaf 1937 tot aan haar dood in 1971. Die rekening mag u zelf opmaken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou ze gecollaboreerd hebben met de nazi’s, maar bewijzen werden nooit geleverd. Al in de jaren twintig moet zij het uitzicht op Place Vendôme hebben gekend. Daar is namelijk wèl bewijs voor. Dat bewijs wordt geleverd door het parfumflesje No. 5, een doorslaand succes sinds de lancering in 1921. Onmiddellijk marktleider voor damesparfum. Het meest opmerkelijke aan de dop van het flesje is dat het rond noch vierkant is, maar een octagon. Inspiratie voor haar was Place Vendôme dat ook acht hoeken telt. Geen toeval dus.



Ook schrijver Ernest Hemingway verbleef in het Ritz. Volgens hemzelf heeft hij met een stelletje verzetshelden het hotel en de bar eigenhandig bevrijd van de nazi’s. Hij was in ieder geval vaste klant in de bar. Zijn laatste vrouw Mary klaagde altijd over de enorme alcoholwalm die rond Ernest hing. Daarom vroeg hij aan de barman van het Ritz om een cocktail te maken wat de alcoholgeur zou neutraliseren. De man mengde tomatensap met wodka en dat hielp enorm. Het geklaag was voorbij en de Bloody Mary cocktail was geboren. Genoemd naar zijn vrouw. Als we Hemingway mochten geloven tenminste. Want eigenlijk was de cocktail al twintig jaar ouder. Maar ik zeg altijd maar zo: Parijs wordt nog mooier met een snufje verbeeldingskracht.

De meesten onder u weten wel dat het Ritz nog altijd eigendom is van de familie Al-Fayed. Het was de zoon des huizes, Dodi, die in de zomer van 1997 een relatie aanknoopte met de ex van prins Charles van Groot-Brittannië. Diana Spencer, ongeveer de meest gefotografeerde vrouw van de jaren tachtig en negentig, was door Dodi uitgenodigd om een hapje te eten in het hotel van zijn vader aan Place Vendôme. Het bleek hun laatste avondmaal. Diep in de nacht besloot het koppel en de chauffeur een stukje te gaan rijden. De rit ging in westelijke richting, voorbij Place de la Concorde, langs de Seine de tunnel in aan Place d’Alma. De auto zou niet meer op zijn wielen de tunnel uitkomen. Schuin tegenover aan de andere kant van het water was de Eiffeltoren een stille getuige. Diana leefde nog toen de hulptroepen arriveerden. Ze hebben haar naar het St. Louis de la Salpêtrière ziekenhuis gebracht aan de andere kant van de stad. Daar is zij later die nacht overleden.

Het Ritz is een hotel met een rijke geschiedenis vol bonte cliënten. Of u en ik in die categorie horen, zal de toekomst uitwijzen. Als u toch een kijkje wil nemen, kunt u altijd even proberen om het toilet te bezoeken. Uit ervaring met mijn gasten weet ik dat dat met wisselend succes lukt. Wat me altijd opvalt: vrouwen hebben meer kans.

Voor hippe vogels

Zomaar twee populaire adresjes in Parijs

Het is typisch zo’n plek waar je passeert en je wilt terugkeren, maar het lukt niet om het opnieuw te vinden. En dat terwijl het restaurant zeker niet gelegen is in een klein verborgen steegje zoals er honderden zijn in Parijs. Nee, het restaurant ligt aan een belangrijke doorgaande weg. Maar ook daar zijn er tientallen van die op elkaar lijken.

De plek waar ik het over heb heet pizzeria Popolare. Of liever gezegd: pizzarestaurant!

Popolare valt op door twee dingen. Ten eerste de oogverblindende etalage. Die is volledig opgebouwd uit kleurrijke flessen, die prachtig verlicht zijn. Over een breedte van tientallen meters geeft dat vanaf de straatkant een feeëriek gezicht.

Het tweede waar Popolare om bekend staat is de enorme rij mensen die buiten langs die etalage staan te wachten. Niet zozeer om die etalage te bezichtigen, maar vooral om het restaurant binnen te komen. Zó populair is Popolare. Parijzenaren houden ervan om in de rij te staan. Of liever gezegd: ze vinden het niet erg om in de rij staan voor iets waar ze graag deel van uit willen maken. Als het de moeite waard is. En dat is Popolare zeker: een gewilde tent voor vlotte mensen. Dus als u iets wilt doen in Parijs om hippe vrienden of collega’s te imponeren dan is Popolare het adres.

Nóg een uitstekende reden om hier een pizza te gaan eten: de kwaliteit is goed en de prijzen zijn nog beter. Zeker voor Parijse begrippen vallen de prijzen enorm mee. En ook, ik geef het graag toe, de tiramisu is verrukkelijk. Overal waar ik kom, en het staat op het menu, probeer ik de tiramisu uit. En in Popolare is die om je vingers bij af te likken. Bedenk wel dat de muziek wat hard staat. Niet op standje burenruzie, maar toch… Het is typisch van deze tijd dat de zogenaamde achtergrondmuziek zich meer en meer op de voorgrond dringt. Maar als u dat helemaal geen probleem vindt, dan is Popolare dé plek voor u!

En nu ik toch bezig ben: als u dan eenmaal in Parijs bent en u zoekt nog een cool hotel dan stuur ik u graag naar Mama Shelter. Vlakbij Père Lachaise. Strak gedesignde kamers in één van de modieuze hotels van de stad. Geloof het of niet, maar bij Mama Shelter slaap je in één kamer met Batman en Robin, of met Star Wars-figuren.

Op de begane grond is ook een restaurant gevestigd waar regelmatig live-artiesten de sfeer komen verhogen. De ambiance is er zelfs zo behaaglijk dat veel mensen uit de buurt hier graag komen eten. En mama is overal aanwezig. Dat wordt u wel duidelijk aan de hand van alle spreuken die op de muren te lezen zijn. Ze heeft zelfs haar eigen merchandiselijn.
Mama zorgt goed voor u!

Mama Shelter is strategisch handig gelegen, in 109, Rue de Bagnolet. Slechts paar honderd meter van de Péripherique. Dus als u met de auto komt hoeft u niet zo diep Parijs in te rijden. Wel zo makkelijk!

Oh ja, en nog het adres van Popolare: 111, rue Réaumur, midden in het centrum van Parijs. Metrohalte Bourse (lijn 3). U hoeft nu nog maar 100 meter te lopen om in de rij aan te sluiten.
😉 

Kerstmis in Parijs

Een hoogtepunt tijdens de Kerst in Parijs is de feeërieke etalage van Galeries Lafayette. Deze traditie bestaat al sinds 1976 – bijna een halve eeuw intussen. Het warenhuis zelf bestaat bijna 130 jaar. Je vindt er van alles: een paar sokken, kostuums, parfums, kookspullen, spannende lingerie, hoogstaande originele toeristenprullaria, een selfie op het panoramische dakterras… Galeries Lafayette houd je altijd langer binnen dan je plant.

Al vanaf 1912 tooit Galeries Lafayette zich met kerstlichtjes. De sfeer in de etalages werden daarop aangepast. Niet veel later deed de centrale kerstboom zijn intrede. Al in de jaren 1920 werden medewerkers van het warenhuis met hun families uitgenodigd om kerst te komen vieren rond de indrukwekkende kerstboom onder de prachtige dôme. Symbolischer kan bijna niet.


Honderd jaar later worden alle bezoekers erbij betrokken. In 2022 is het centrale thema: Planète Sapin (Planeet Kerstboom). Schrijfster Claire Castillon is gevraagd om samen met illustrator Florent Chavouet het verhaal te vertellen over Nordman die van Elato – de planeet van de wilde bomen – naar de aarde komt om Annie’s Kerstmis te redden. Het verhaal van deze onverwachte en vertederende ontmoeting is te volgen in de maar liefst 11 etalages van Galeries Lafayette. Degenen onder jullie die die etalages kennen weten hoe betoverend dat eruit ziet.


Uiteraard onder de prachtige kleurrijke koepel bevindt zich de gigantische kerstboom. Al sinds jaar en dag kan je daar een eigen selfie maken die je als kerst-gif naar al je vrienden kan sturen. Maar dit jaar komt daar een extra component bij. Want om het thema van Planète Sapin te vieren komt de kerstboom ieder half uur tot leven door een spectaculaire licht- en geluidshow. 


Om de kerstsfeer in de stad elders te ondergaan hoef je enkel over de Champs-Élysées te lopen. Volledig verlicht is de avenue in de avond op z’n mooist. Om nog meer in het kerstlicht te baden, zou ik de Champs-Élysées afslaan en Avenue Montaigne inlopen. Deze straat is de echte boutiquelaan voor de welgestelde Parisiennes. (Champs-Élysées is ze véél te toeristisch.) In Avenue Montaigne zijn alle grote modehuizen gevestigd. Vooral Experience Dior pakt groots uit. Niet te missen als je van mode en kerstsfeer houdt.


Op je kerstroute mag uiteraard ook Place Vendôme niet ontbreken. In 2014 nog voor 140 miljoen verbouwd is dit majestueuze plein elk jaar versierd met 4 gigantische kerstbomen die baden in een zee van licht. En om de ervaring compleet te maken ga je een heerlijke cocktail drinken in het luxueuze Ritz Hotel. Het is maar één keer per jaar Kerstmis.


Check sortiraparis.fr en je bent volledig op de hoogte over Parijs

Een dag om nooit te vergeten

Iedere avond wanneer het donker is in Parijs dan flikkeren de lichtjes van de Eiffeltoren. Ieder uur voor 5 minuten. Daarna moeten we weer 55 minuten wachten voordat ze wederom oplichten. Die 55 minuten wachten op de volgende 5 minuten van flikkerende lichtjes staan symbool voor de hunkering om de hele stad te beleven. Het liefst onmiddellijk en overal. Maar dat is onmogelijk. En juist dat zorgt ervoor dat uw verlangen naar Parijs nooit dooft. 

Wie droomt er niet van een volledig vervulde dag in Parijs? We beginnen in de ochtend rond een uur of elf, nadat we heerlijk uitgeslapen zijn, met de kleurenpracht in Ateliers des Lumières. Daar vloeien verschillende schilderijen van grootmeesters in elkaar over op de klanken van ontroerende muziek. Voor een heerlijke lunch duiken we een filmdecor in: Café des Deux Moulins, de brasserie van de Franse filmkraker Amélie Poulain. In Rue Lépic, hartje Montmartre. ‘s Middags lijkt me uitbuiken in het sensationele park Buttes-Chaumonts een geslaagd plan, met een tempel op een heuvel en een echte grot waar water invalt. Achteroverliggend op het gras ligt de Sacre Coeur vrijwel voor het grijpen. Na enkele uren ben ik wel klaar voor een tour de dégustation. Waar doe je dat beter dan in Rue Montorgeuil: de straat van de delicatessen, en de oudste patisserie van de stad: het schitterende Stohrer? En voor mij zo’n heerlijke éclair graag. Hierna wordt het tijd om andere zintuigen te verwennen: we gaan luisteren naar Vivaldi in Sainte-Chapelle op het intieme Île-de-la-Cité. De zon is intussen ondergegaan, maar het blauw van het glas-in-lood blijft feeëriek. Na afloop pakken we onderweg nog even de flikkerende lichtjes van de Eiffeltoren mee. Perfecte timing. Anders moeten we weer 55 minuten wachten. Daar hebben we geen tijd voor, want we worden verwacht voor de lateavondvoorstelling in de Moulin Rouge. Ook om elf uur gaat de zaal uit zijn dak voor de bevallige dames in monokini. Entertainment op het allerhoogste niveau. Zullen we nog een afzakkertje nemen op Place de la Contrescarpe? Naast Rue Mouffetard, waar de studenten van Quartier Latin nog volop sfeer maken.

Daar op het terras krijg ik ineens met een glas gin-tonic in mijn hand een klopke, zoals de Vlamingen dat zo mooi zeggen. Opeens zie ik wat ik nog nooit eerder heb gezien. Een helder inzicht: Parijs is een stad die je nooit helemaal kunt bezitten. Al kom je op nog zoveel verschillende plekken op een dag. Voor iedere plaats die je hebt beleefd op zo’n dag, is er een andere plek die je ontglipt. Tenzij je de formule breekt om jezelf te klonen, kun je nooit overal tegelijk zijn. 

Wat zouden we op deze overvolle dag dan gemist hebben? Zoveel andere sferen: Saint-Germain-des-Prés; Parijs vanop het water: de romantische Seine; de serene rust van Père Lachaise: een kerkhof als een avonturenroman; Paris Plage: zwemmen in het water van het kanaal Villette; de ondergronds de riolering van de stad; shoppen in Le Marais; de overdonderende schoonheid van Musée d’Orsay… of… of… en… en… Er zijn zoveel verschillende Parijzen. 

Uiteindelijk is het verlangen dat ons drijft in het leven. Op zoek naar datgene wat we (nog) niet hebben. Parijs is dan een uitstekend vertrekpunt als leidraad voor je leven. Maar… verlies jezelf niet in haar verleidelijke mateloosheid.


Tourgidsen zijn soms net mensen


Vorig jaar, toen Amerikanen nog welkom waren in Europa, stond ik op een ochtend te wachten bij de Moulin Rouge. Ik zou Amerikaanse gasten het dorp Montmartre laten zien.

Ergens in de verte zag ik een familie uit een taxi stappen. Vader, moeder, een jongvolwassen zoon en dochter. Ze begonnen hevig gebarend rond te lopen. Ze maakten ook veel lawaai. Ik kon er geen voorstelling van maken dat zij mijn gasten zouden zijn. De afspraakplek was duidelijk voor de Moulin Rouge. Ze liepen intussen al enkele minuten rond, een tikkeltje gestresseerd. Ze wisten werkelijk niet waar ze moesten zijn. Dus deed ik toch maar mijn stoute schoenen aan. Ik liep naar ze toe en vroeg of ze op zoek waren naar een gids. En ja hoor. Alsof ze uit de woestijn kwamen gestrompeld en ik hun oase was, zo opgelucht waren ze. Een gids die hun het dorp Montmartre zou laten zien. Ze hadden de voucher, het bewijs van een tour met mij, in hun handen. Ik had geen idee wat ik kon verwachten. 

Het gezin kwam uit San Francisco. Californië, de Golden State. Ze deden enorm hun best om aardig tegen mij te zijn. Zoals altijd, gaf ik ze het voordeel van de twijfel. Ik was een jaar daarvoor in San Francisco geweest, dus ik kon met ze linken. Dat is altijd handig om het ijs te breken. 

Zij hadden een map met documenten en tickets bij zich, maar ze hadden geen tas. Ik bood ze aan om die map gedurende de tour in mijn rugzak te bewaren.

Wij liepen door Montmartre – in hun tempo. Ze waren een beetje formeel, maar heel aardig, en vol interesse in mijn leven in Parijs. Ze waren mijn enige gasten in deze tour. Een privétour dus met hun eigen privégids. Twee uur door de prachtige kunstenaarswijk gelopen; een wereld ging voor ze open. Mijn gasten waren het type Amerikanen waar Europeanen vaak smalend en cynisch over doen. Die zogenaamde oppervlakkige Amerikanen. Ikzelf heb vaak moeite met die Europese houding van het morele gelijk. Ik toon liever mijn favoriete stad aan enthousiaste mensen die nog oprecht verwonderd kunnen zijn. Dat geeft meer energie. Het valt me zelfs op dat de Amerikanen vaak meer kennis hebben over kunst en cultuur dan menig Europese gast. Ze stellen vaak gerichtere vragen over Toulouse-Lautrec, Renoir of Degas. 

We moesten voortmaken, want mijn gasten hadden een “tight shedule”. Ze hadden nog een lunchafspraak. Ze gingen eten in Tour d’Argent, een van de toprestaurants van Parijs. We vonden gelukkig snel een taxi voor hen, pal voor de Sacre Coeur. Een genereuze fooi was mijn deel. Ik moest zeker weer eens naar Californië komen. En als ze weer terug zouden zijn in Parijs, wilden ze absoluut opnieuw met mij een tour maken. Ik was hen bevallen.

Tot zover niets bijzonders. Ik liep naar mijn volgende afspraak, onderweg naar Saint-Germain aan andere kant van de stad, toen ik ontdekte dat ik in mijn rugzak nog altijd hun mapje met documenten had. Er zaten documenten in de map die het verschil zouden maken tussen een geslaagde of een diep teleurstellende dag. Die moesten ze terug hebben. Ik zou ze komen brengen. Dat is wel de minste service die hen kon geven. 

Tour d’Argent is schuin gelegen tegenover Notre Dame, aan de rand van Quartier Latin. Ik kwam binnen en werd met een typische argwaan ontvangen zoals wel vaker voorkomt in poep chique gelegenheden. De zaak was intussen voor lunchen gesloten en ik stond niet op de lijst. Wat kwam ik hier doen? Ik moest twee keer uitleggen dat ik een verloren map kwam terugbrengen voor hun gasten uit Amerika. Ja, ja… Nou, vooruit dan. Ik mocht meelopen naar een chique lobby en plaatsnemen in een prachtige stoel. Daarna werd de familie gewaarschuwd. Een minuut of vijf later kwam de zoon van de familie van boven aangelopen. Met een opgeluchte grijns op zijn gezicht en vol dankbaarheid. Meteen begon hij weer met eurobiljetten te zwaaien. Ik stamelde nog dat dat niet de bedoeling was van mijn initiatief. Tevergeefs. Het briefje zat al in mijn hand. Op zo’n moment is protest, zelfs uit beleefdheid, misschien niet de beste reactie. Dankbaarheid past beter. Ik kreeg opnieuw de belofte dat mijn naam verspreid zou worden in San Francisco. 

Plotseling begonnen de gezichten van de garçons ook wat op te klaren. Ik concludeerde dat er niets mis is met wat meer vertrouwen. Dat had ik enkele uren daarvoor ook beter gedaan toen ik deze ietwat aanwezige, maar zeer dankbare familie zag uitstappen bij de Moulin Rouge. Tourgidsen zijn soms net mensen. 😉