Zwervers zwerven niet (in Parijs)

Zwervers zwerven niet. Dat is mij opgevallen na jaren in Parijs te wonen. Zwervers zijn net zo honkvast als u en ik: hoe klein en eenvoudig ook, ze hebben allemaal hun eigen huishouden. En ze zijn altijd op dezelfde plaats te vinden. Als je, zoals ik, je bijna dagelijks beweegt in Parijs kom je altijd dezelfde clochards tegen op dezelfde plek. Dat kan geen toeval zijn. Hun actieradius is vaak niet groter dan honderd vierkante meter. Vaak zitten ze letterlijk op dezelfde plek, tegen dezelfde muur aangeleund. Na verloop van tijd herken je de gezichten en hun standplaats. En soms… herkennen ze mij ook. 

In de stad Parijs vinden we meer dan 3600 SDF’s. (Inclusief de banlieue, de voorsteden, zijn het meer dan 20.000). SDF betekent sans domicile fixe (zonder vaste verblijfplaats) ofwel sans-abri (zonder schuilplaats/onderdak). De SDF’s zijn er in allerlei soorten en gedaanten. Blank, gekleurd, migranten, in Parijs geboren Parijzenaren, provincialen, zigeuners, mannen, vrouwen… Kennelijk discrimineert dakloosheid niet op huidskleur en achtergrond. Iedereen kan het risico lopen. 

Sommige SDF’s hebben een heel huishouden opgebouwd: een matras of twee op elkaar gestapeld, een fauteuil, een dressoirkastje, de hond erbij met drinkbak, een opvouwtent… Een klein huishoudentje vaak in de metrocorridors of onder een brug. Vrijwel nooit ontbreekt het McDonaldsbekertje om enkele grijpstuivers bij elkaar te verzamelen. Een trucje is om dat bekertje net iets te ver naar voren op het trottoir te plaatsen. Toeristen die vol verwondering om zich heen kijken, lopen er nietsvermoedend tegenaan. Munten rollen meters ver. Natuurlijk zijn die toeristen vol schaamte dat ze dit op hun geweten hebben. Het minste wat ze kunnen doen is een euro extra in het bekertje doen om de schaamte ongedaan te maken. 

Er zijn timide, vriendelijk sociale zwervers, zoals de grote vriendelijke reus bij René Viviani, een klein parkje in Quartier Latin. Die reus groet mij altijd. Anderen zijn totaal van de wereld, lopen verdwaasd rond, de kleren letterlijk aan flarden gescheurd. Er zijn er die recht in je ogen kijken, net iets te lang en indringend. Je hebt geen idee of ze jou zien, én wat ze dan precies zien. Sommigen zijn agressief en dreigend, lopen in zichzelf schreeuwend over straat. Soms probeert iemand bij gebrek aan een ceintuur zijn bengelende broek met zijn handen op te houden. Soms ligt een dakloze verdoofd door de alcohol in een hoekje te liggen, met een plasje die als een meanderend beekje van de bron in zijn broek naar de goot leidt. Voorbij iedere vorm van menswaardigheid. 

Wordt er dan helemaal niets gedaan om hun lot draaglijker te maken? Jawel, er is opvang. Secours Populair is een liefdadigheidsinstelling - een soort (niet-religieuze) leger des heils - die daklozen opvangt. Er bestaat in het 13de arrondissement zoiets als het Palais du Peuple, (vrij vertaald: het paleis van de gewone mensen) waar daklozen welkom zijn. Ook kent ieder Parijs arrondissement een badhuis speciaal voor daklozen om zich te verfrissen. Hoeveel hier gebruik van wordt gemaakt, is koffiedik kijken. Vooral in de zomer, op hele warme dagen, ruik je van op een afstand dat iemand al een tijdje geen douche van dichtbij heeft gezien. Opgedroogd zweet is een van de hardnekkigste geuren die ik ken.

Het is een lastig verhaal. Welke bijdrage lever ik persoonlijk aan de bestrijding van dit probleem? Ik zeg al: het is een lastig verhaal. Als ik een wandeling maak van waar ik woon tot aan het centrum, enkele kilometerslang, dan ben ik gemakkelijk 25 euro kwijt als ik iedere dakloze die ik passeer een euro zou geven. Dat kan ik niet elke dag doen. Rond Kerstmis had ik een flinke fooi ontvangen. Toen heeft de grote vriendelijke reus bij René Viviani een beetje meegeprofiteerd. Laten we het de kerstgedachte noemen.