Samuel Paty
De blog van deze week gaat over een lastig onderwerp. Als we met een groep(je) door Place Paul Painlevé lopen, dit charmante stukje Quartier Latin tussen Cluny en de Sorbonne, let ik altijd even op of de stemming het toelaat om hierover te vertellen. Soms voel je gewoon dat mensen er geen boodschap aan hebben, maar het is wel een stukje hedendaags Parijs. Als je voelt dat gasten werkelijk geïnteresseerd zijn in het echte Parijs, dan leg ik het graag uit. Hoewel het delicaat blijft.
Ik heb het namelijk over Samuel Paty. Wie was Samuel Paty ook al weer?
In 2020 midden in de covid-periode gaf hij les over vrijheid van meningsuiting. Om dat thema te illustreren liet de leraar geschiedenis een cartoon van de profeet Mohammed zien uit het satirische weekblad Charlie Hebdo. Bij verschillende leerlingen viel dit in het verkeerde keelgat, zij beschouwden deze illustraties als godslastering. Enkele dagen later werd Paty vermoord door een geradicaliseerde man uit Tsjetsjenië. Na de aanslag werd de dader gedood door de politie.
Een week na de aanslag werd Paty herdacht op het middenplein van het hoofdgebouw van de Sorbonne universiteit. Dit werd rechtstreeks uitgezonden op de Franse televisie. Niet veel later is het parkje op Place Paul Painlevé, tegenover de Sorbonne, herdoopt in Square Samuel Paty. Op het naambordje staat de reden uitgelegd waarom dit parkje nu zijn naam draagt.
Deze week, ruim 4 jaar later, is het proces begonnen tegen 8 mensen die verdacht worden van betrokkenheid bij de moord op Samuel Paty. Hier zitten ook leerlingen van de school tussen. Intussen blijkt dat deze aanslag uitzonderlijk is geweest in Frankrijk – hoewel het voorval niet op zichzelf staat. Op Franse scholen zijn dreigementen aan docenten dagelijkse kost. Leraren voelen zich onder druk staan en ondervinden agressie. Die komt van ouders, leerlingen, en gaan over zeer uiteenlopende kwesties. Bijvoorbeeld over islamitische kleding op school, zoals een hoofddoek. Dat is verboden op Franse openbare scholen, omdat de overheid bij wet (sinds 1905) laïque is – met andere woorden volstrekt neutraal. Scholen dus ook.
Als gevolg van die bedreigingen doen meer en meer docenten aan zelfcensuur, zeggen politici en lerarenvakbonden. “Meer dan de helft van de leraren durft in de klas niet meer over sommige zaken te praten, in de hoop om zo ruzies over religie te voorkomen.” In één jaar tijd hadden in het basis- en voortgezet onderwijs meer dan 95.000 leraren te maken met allerhande bedreigingen. Zo'n 900 leraren werden met een wapen bedreigd. Dat betekent 4 per dag.
Docenten krijgen steeds meer ondersteuning, zoals les en bijscholing over de scheiding van kerk en staat, en over waarom religieuze symbolen zijn verboden op scholen. Leraren wordt daarbij geleerd hoe ze die informatie moeten overdragen aan schoolkinderen. Dat zou conflicten over religie in de klas moeten voorkomen.
Of dit echt helpt is de vraag. Veel docenten voelen zich niet gehoord en te weinig gesteund door de onderwijsinspectie of de overheid, zegt de vakbond SNALC. Zo had de regering beloofd om leraren beter te beveiligen. Op slechts 400 van de 60.000 scholen is er nu beveiliging, aldus de vereniging. “Er zijn volop scholen waar niemand bij de ingang staat: iedereen kan daar gewoon in en uit lopen. Dat voelt niet veilig natuurlijk.”
Genoeg werk aan de winkel terwijl deze weken recht wordt gesproken over de aanslag op Samuel Paty. Hoewel zijn heengaan onomkeerbaar is, blijft zijn overlijden de discussie aanwakkeren.
Op het verkeerde moment in de Bataclan
Vandaag is het alweer vijf jaar geleden. Tijd raast voorbij vanaf een zekere leeftijd.
Vijf jaar geleden was er een vrijdagavond. Ik lag op bed. Te luisteren naar mijn favoriete diskjockey. Buiten op straat werden op verschillende plekken mensen doodgeschoten. Op tien minuten van waar ik woonde.
Nu is mijn stad door de eeuwen heen wel vaker het toneel geweest van geweld. Heel vaak wilden mensen deze stad veroveren. Of ze gebruikten Parijs om meer vrijheid te krijgen. Of om macht uit te oefenen. Zo ook op deze avond: 13 november 2015.
Tijdens een rockconcert in de Bataclan, vlakbij Place de la République, werden 89 mensen gedood. Het was een vergeldingsactie omdat François Hollande, onze president, het bevel had gegeven tot bombardementen op IS-stellingen in Syrië en Irak. Die moesten worden gewroken door middel van een machtsvertoon.
De volgende dag werd de weerslag van deze aanslag hevig gevoeld. Veel mensen waren bang, hielden hun kinderen en zichzelf binnen. Ik ging fietsen. Misschien was het een reactie van weerstand, om me het vrije leven niet te laten ontnemen. Uiteraard wist ik dat Parijs op die zaterdag de best beveiligde stad ter wereld was. Ik had geen doel op mijn fiets. Uiteindelijk kwam ik uit bij Jardin du Luxembourg. Maar zoals altijd in noodsituaties waren de parken gesloten. Dus ik heb een tijdje op een bankje gezeten in de open tuin ernaast, Jardin des Grand Explorateurs.
De sfeer was zoals ik het zelden heb meegemaakt in mijn leven. Ik gebruik hier altijd het woord ‘sereen’. Het was rustig, er ging iets vredigs uit van de stad. Een soort saamhorigheid, terwijl het heel stil was op straat. Anders dan tijdens de confinement, onze lockdown. Toen was het gewoonweg doodstil, met de nadruk op dood. Op die 14de november 2015 was het niet doodstil, integendeel: het was vredig rustig. Alsof de mensen die het hadden overleefd blij en dankbaar waren dat ze het hadden overleefd. Misschien bedreigd in hun vrijheid. Maar net zo goed strijdvaardig om zich niet te laten intimideren en beperken in hun vrijheid.
Vanaf die dag liepen er overal militairen op straat om onze veiligheid te waarborgen. Altijd in groepjes van vier. In de eerste weken, maanden in vrijwel alle doorgaande straten. In de periode daarna vooral op die plekken in de stad waar veel mensen samenkomen. De toeristische attracties bijvoorbeeld, of drukke pleinen. Dat doen ze tot op de dag van vandaag.
Enkele weken na de aanslagen, het zal december 2015 geweest zijn, wandelde ik op Père Lachaise, het grootste kerkhof van Parijs. Mijn oog viel op een graf zonder steen. Enkel een hoop bloemen, foto’s van een meisje dat was overleden op 13 november. Het kon niet anders zijn dan… Intussen heeft ze een grafzerk gekregen. Ze ligt dichtbij Jim Morrison, de dichter en zanger van de Amerikaanse rockband The Doors. Op haar steen staat dat het meisje, Suzon Garrigues, 21 jaar is geworden. Tijdens onze Père Lachaise-wandeling met Paris Promenade passeren we ook dit graf. Want ook dit is een Parijs-verhaal - tegen wil en dank. Suzon was één van die mensen die op het verkeerde moment op de verkeerde plek was. Toen ze eerder die avond, op vrijdag de 13de, de concertzaal binnen ging, kon ze niet vermoeden dat ze voor altijd 21 zou blijven.
De pianoman
Twee maanden geleden zou John Lennon 80 jaar zijn geworden. Hij is nu ongeveer even lang dood als dat hij geleefd heeft. Totaal onverwacht gebeurde namelijk het volgende in zijn leven.
Op maandagavond 8 december 1980 kwam John Lennon terug uit de opnamestudio. Toen hij uit de limousine stapte stond de man met wie hij voor altijd verbonden zou blijven al klaar. Mark Chapman was een fan met stemmen in zijn hoofd. Op dit moment, laat in de avond, zei een stem: ‘Doe het nu!’ Chapman schoot vijf kogels af op Lennon. Twee troffen zijn rug, twee andere zijn schouder. De vijfde kogel raakte het glas van de omheining van het Dakota gebouw aan Central Park. John strompelde nog het Dakota binnen en viel toen plat voorover. Hij had een afschuwelijk verwarde uitdrukking op zijn gezicht, volgens een bewaker die hem binnen aantrof. Yoko Ono, zijn vrouw, die alles zag gebeuren, schreeuwde radeloos: ‘John is neergeschoten!’ De bewaker deed zijn jas uit om Johns wonden te stelpen. Er kwam bloed uit zijn borst en mond. Zijn ogen waren open, maar zijn blik was niet gericht. Hij rochelde bloed en stukjes weefsel op. De bewaker zei: ‘Rustig maar, John, het komt wel goed.’
De portier buiten zag het allemaal voor zich gebeuren. De tranen bengelde over zijn wangen. Hij schreeuwde tegen Chapman: ‘Weet je wel wat je gedaan hebt?! Moet je zo’n man overhoop schieten?!’
Bijna 35 jaar na deze grauwe winteravond in New York vond er aan de andere kant van de wereld een andere aanslag plaats. We kunnen ons er enkel een voorstelling van maken hoeveel paniek en wanhoop er moet zijn geweest in de zaal van de Bataclan. Nu ging het niet om één slachtoffer, het ging om tientallen, bijna honderd.
De volgende dag, op 14 november 2015, kwam er een man aangefietst met een piano. Het was de Duitser Davide Martello: ‘Ik was in Duitsland met een paar vrienden, we keken naar de voetbalwedstrijd tegen Frankrijk. Toen was er een eerste explosie, rond 21.20 uur, een paar minuten later nog een. Toen kwam de informatie van alle slachtoffers, al die doden in het Stade de France, in de cafés en vervolgens in de Bataclan. Toen besefte ik dat een concertzaal getroffen was, dat muziek en het publiek het doelwit waren. Er waren honderden mensen nog binnen toen we erover hoorden…
Ik dronk mijn bier op en zei tegen mijn vrienden: “Ik ga naar Parijs, wie gaat er met me mee?” Een vriend zei onmiddellijk: “Ik ga met je mee.” We namen de auto, de mobiele piano en mijn fiets, en gingen op pad. We reden meer dan zes uur, honderden kilometers. Ik was nog nooit in de Bataclan geweest. We vonden op google waar we moesten zijn. Er waren veel mensen, veel politie. Ik was bang om te spelen, ik was bang voor de politie, ik wist niet hoe ze op mijn gebaar zouden reageren. Toen ik de bloedsporen op de grond zag, zei ik tegen mezelf dat ik moest spelen. Ik moest troost brengen, een boodschap van liefde en vrede brengen voor al die mensen vol verdriet. Ik kwam zo dicht mogelijk bij de zaal en speelde toen de eerste noten van Imagine. Er was veel emotie. Toen het lied na drie minuten voorbij was, ging ik weg.
‘Imagine van John Lennon is voor mij het sterkste nummer van de eeuw. Iedereen kent het, iedereen begrijpt het. Het levert een sterke en universele boodschap. Ik moet toegeven dat ik het sinds de aanslagen in Parijs erg moeilijk vond om Imagine opnieuw te spelen. Dit nummer is nu voor mij voor altijd gekoppeld aan deze vreselijke aanslagen.’
Dat jaar, op oudejaarsavond, stond Imagine nummer één in de Nederlandse Top 2000. Niemand die daar ook maar enig bezwaar tegen wilde maken.
Een fragment van Davide Martello ziet u hier: https://www.youtube.com/watch?v=3wnHr_OJhGw
Zwervers zwerven niet (in Parijs)
Zwervers zwerven niet. Dat is mij opgevallen na jaren in Parijs te wonen. Zwervers zijn net zo honkvast als u en ik: hoe klein en eenvoudig ook, ze hebben allemaal hun eigen huishouden. En ze zijn altijd op dezelfde plaats te vinden. Als je, zoals ik, je bijna dagelijks beweegt in Parijs kom je altijd dezelfde clochards tegen op dezelfde plek. Dat kan geen toeval zijn. Hun actieradius is vaak niet groter dan honderd vierkante meter. Vaak zitten ze letterlijk op dezelfde plek, tegen dezelfde muur aangeleund. Na verloop van tijd herken je de gezichten en hun standplaats. En soms… herkennen ze mij ook.
In de stad Parijs vinden we meer dan 3600 SDF’s. (Inclusief de banlieue, de voorsteden, zijn het meer dan 20.000). SDF betekent sans domicile fixe (zonder vaste verblijfplaats) ofwel sans-abri (zonder schuilplaats/onderdak). De SDF’s zijn er in allerlei soorten en gedaanten. Blank, gekleurd, migranten, in Parijs geboren Parijzenaren, provincialen, zigeuners, mannen, vrouwen… Kennelijk discrimineert dakloosheid niet op huidskleur en achtergrond. Iedereen kan het risico lopen.
Sommige SDF’s hebben een heel huishouden opgebouwd: een matras of twee op elkaar gestapeld, een fauteuil, een dressoirkastje, de hond erbij met drinkbak, een opvouwtent… Een klein huishoudentje vaak in de metrocorridors of onder een brug. Vrijwel nooit ontbreekt het McDonaldsbekertje om enkele grijpstuivers bij elkaar te verzamelen. Een trucje is om dat bekertje net iets te ver naar voren op het trottoir te plaatsen. Toeristen die vol verwondering om zich heen kijken, lopen er nietsvermoedend tegenaan. Munten rollen meters ver. Natuurlijk zijn die toeristen vol schaamte dat ze dit op hun geweten hebben. Het minste wat ze kunnen doen is een euro extra in het bekertje doen om de schaamte ongedaan te maken.
Er zijn timide, vriendelijk sociale zwervers, zoals de grote vriendelijke reus bij René Viviani, een klein parkje in Quartier Latin. Die reus groet mij altijd. Anderen zijn totaal van de wereld, lopen verdwaasd rond, de kleren letterlijk aan flarden gescheurd. Er zijn er die recht in je ogen kijken, net iets te lang en indringend. Je hebt geen idee of ze jou zien, én wat ze dan precies zien. Sommigen zijn agressief en dreigend, lopen in zichzelf schreeuwend over straat. Soms probeert iemand bij gebrek aan een ceintuur zijn bengelende broek met zijn handen op te houden. Soms ligt een dakloze verdoofd door de alcohol in een hoekje te liggen, met een plasje die als een meanderend beekje van de bron in zijn broek naar de goot leidt. Voorbij iedere vorm van menswaardigheid.
Wordt er dan helemaal niets gedaan om hun lot draaglijker te maken? Jawel, er is opvang. Secours Populair is een liefdadigheidsinstelling - een soort (niet-religieuze) leger des heils - die daklozen opvangt. Er bestaat in het 13de arrondissement zoiets als het Palais du Peuple, (vrij vertaald: het paleis van de gewone mensen) waar daklozen welkom zijn. Ook kent ieder Parijs arrondissement een badhuis speciaal voor daklozen om zich te verfrissen. Hoeveel hier gebruik van wordt gemaakt, is koffiedik kijken. Vooral in de zomer, op hele warme dagen, ruik je van op een afstand dat iemand al een tijdje geen douche van dichtbij heeft gezien. Opgedroogd zweet is een van de hardnekkigste geuren die ik ken.
Het is een lastig verhaal. Welke bijdrage lever ik persoonlijk aan de bestrijding van dit probleem? Ik zeg al: het is een lastig verhaal. Als ik een wandeling maak van waar ik woon tot aan het centrum, enkele kilometerslang, dan ben ik gemakkelijk 25 euro kwijt als ik iedere dakloze die ik passeer een euro zou geven. Dat kan ik niet elke dag doen. Rond Kerstmis had ik een flinke fooi ontvangen. Toen heeft de grote vriendelijke reus bij René Viviani een beetje meegeprofiteerd. Laten we het de kerstgedachte noemen.