Monopoly in het echt : duurste straten van Frankrijk

In mijn jeugd was Monopoly één van mijn favoriete familiespelletjes. Dat is dat spel dat eindeloos lang kan duren. In de Nederlandse versie is de Kalverstraat de duurste straat op het bord. In de Franse uitvoering is dat Rue de la Paix, de straat tussen Opéra Garnier en Place Vendôme. Het is de straat die synoniem staat met geld en luxe consumptie. Het is de straat waarbij je niet per sé een prijskaartje in de etalage hoeft te zetten omdat dat maar ordinair zou zijn. De juwelen en horloges die uitgestald zijn zijn vaak een vermogen waard maar vooral een kunstwerk in plaats van een consumptiegoed. Het is dus geen verrassing dat zo’n straat de duurste van Frankrijk is - op het Monopolybord. 


In het echte leven is dat anders. Onlangs is een top 5 gepubliceerd met de duurste straten van Frankrijk. De hele top 5 was in de hoofdstad te vinden. Ik zal de top 3 met je doornemen en om de spanning op te bouwen beginnen we natuurlijk met nummertje… 3!


Nummer 3 ligt voor de hand en zou ook nummer één kunnen zijn. Het is Avenue Montaigne. Je betaalt hier ruim 23.000 euro per vierkante meter. Dat is heel veel! Bij 43 vierkante meter – dat zijn twee kamertjes – zit je al op een miljoen euro. Avenue Montaigne maakt deel uit van de Golden Triangle, de kleine wijk die afgebakend wordt door deze straat, Avenue George V en Avenue des Champs Élysées. Een uitzonderlijke driehoek waar je alle astronomisch dure boetieks vindt met de bekende merken. Miljonairs uit Parijs en ver daarbuiten kopen hier. En menig influencer probeert in deze straat uit te pakken om nog meer likes te krijgen en adverteerders aan zich te binden. 


Nummer 2 is voor mij onverwacht: Quai des Orfèvres. Deze straat op het eilandje – Île de la Cité –, heeft vooral een beruchte reputatie. Vroeger stond deze kade vooral bekend van het hoofdbureau van politie. Maigret werkte hier, volgens de detectiveboekjes van de Belgische schrijver Georges Simenon. Als je in vroeger eeuwen hier naartoe moest, dan was het grondig mis. Kans van 9 op 10 dat je vast kwam te zitten omdat je iets op je kerfstok had. Die tijden zijn veranderd. Grotendeels. Nog altijd staan hier vrijwel dagelijks indrukwekkende politievoertuigen die vaak op zaterdagmiddag uitrukken om de orde te handhaven. Daarnaast zijn er kennelijk ook woningen die gigantisch veel geld kosten. Dat lijkt mij vooral dat stukje naast Pont Neuf te zijn, aan de achterkant van het charmante Place Dauphine. Dit is dus de plek waar sinds de jaren ’50 het acteurskoppel Simone Signoret en Yves Montand woonde. 


Nummer 1 is één grote grap als je mij een beetje kent. Meer en meer gasten die met mij mee zijn geweest, weten wat ik bedoel. Want geloof het of niet, nummer 1 is Rue de Fürstemberg! Mijn lievelingsplekje in Parijs. Voor 25.000 euro per vierkante meter. Dat bevestigt mijn verhaal dat ik al jaren doe over Saint-Germain-des-Prés als de duurste buurt van Parijs. 


Afgelopen zomer was ik bij vrienden à la campagne, toen ik spontaan werd gemaild en bericht op whatsapp door 3 verschillende mensen. Allemaal met de mededeling dat één van de bomen op mijn favoriete pleintje in de schaduw van de église Saint-Germain omgehakt moest worden. Het was van binnen verrot. Dat nieuws moest me vast droevig stemmen. Een week later liep ik er voorbij met gasten en inderdaad was ik weer een verhaal rijker. Intussen is er een nieuw boompje geplant op dezelfde plek, maar dat is uiteraard niet van hetzelfde kaliber. Daarvoor moet het nog wat groeien. Dat dat boompje net zo’n mastodont wordt als zijn voorganger, maak ik niet meer mee. Ik heb de jaarringen van de afgehakte voorganger geschat, het waren er zeker 100.  


Terug naar het geld: begin 2023 stond een studio te koop op het pleintje van Fürstemberg. Ik checken op de website van het immobilier kantoor: 425.000 euro voor 28 vierkante meter. Dan kom ik uit op 15.000 euro per vierkante meter. Dat bleek dus met de kennis van nu een koopje! Wat zegt dat over mij en over mijn smaak? De sfeer en de schoonheid zijn benijdenswaardig. Daar betaal je een prijs voor. Logisch. Gelukkig kan ik er zo vaak langslopen als ik wil – zonder huur, gas, water en licht te hoeven betalen.

In de straten van Parijs: Place des Vosges 


Het aller-, allerleukste is om het plein te benaderen vanuit Hôtel de Sully. Dan val je van de ene verrassing in de andere (die ik nu dus ga ontsluieren…). Hôtel de Sully is een hôtel particulier. Dat moet ik even uitleggen. Het grootste misverstand is de betekenis van het woord hôtel in het Frans. Een hotel is meer dan een accommodatie op reis. Een hotel heeft in het Frans meer de bijklank van een plek waar men mensen ontvangt. Hôtel de Ville is bijvoorbeeld het stadhuis, een plek waar de gemeente je ontvangt voor bijvoorbeeld de aangifte van een pasgeborene. Een hôtel particulier is een stadspaleis in vroeger eeuwen gebouwd om de persoonlijke rijkdom te etaleren. En dat werd veel gedaan in de 17de eeuw. Vooral Le Marais is nog altijd rijk bezaaid met verschillende hôtel particuliers. 

Hôtel de Sully een bijzonder fraai exemplaar. Je gaat er binnen aan de drukke straat Rue Saint-Antoine (in het verlengde van Rue de Rivoli). Je komt op een cour uit, een binnenplaats, onder het hôtel door, en vervolgens loop je zo de prachtige tuin in, vol met allegorische basreliëfs en afbeeldingen van de 4 elementen en de seizoenen. 

Le Marais grossiert in hôtel particuliers, omdat de koningen er in de 17de eeuw woonden. Zoals Henry IV en zijn zoon Lodewijk XIII. Al die paladijnen, hielenlikkers, die vooral bezig waren met elkaar baantjes en eretitels toe te dichten, woonden allemaal rond de koning om in zijn gunst te komen. Meneer Sully bracht het ver. Hij had gestreden aan de zijde van Henry IV in de godsdienstoorlogen. Hij bracht het tot minister van economie en was verantwoordelijk voor de uitbreiding van de infrastructuur in de eerste decennia van de 17de eeuw. Een belangrijk man dus. Hij kon het zich permitteren om zo’n prachtig hôtel particulier te laten bouwen. 

Als je dan nog één poort verderloopt in Sully’s prachtige tuin stap je in de grootste surprise. Je loopt zo het oudste plein van Parijs op: Place de Vosges. Sterker nog, het was het eerste moderne plein in de West-Europese stedenbouw. Het door Baptiste Cereau aangelegde plein heette toen nog Place Royale. Een echt koninklijk plein, want in het midden staat het ruiterstandbeeld van Lodewijk XIII. 

Het verhaal over het ontstaan is als volgt: Op 30 juni 1559 werd in de rue Saint-Antoine een groot toernooi georganiseerd. In de strijd overwon koning Hendrik II al zijn tegenstanders – op één na: Montgomery, de kapitein van zijn wacht. Die werd hem fataal. De lans van de kapitein brak middendoor en trof Hendrik II in het oog. In allerijl werden ter dood veroordeelden onthoofd om met de geamputeerde hoofdjes allerlei experimenten uit te voeren om de koning te redden. Tevergeefs. Zijn vrouw, koningin Catharina de Medici, die hem de nacht daarvoor in haar dromen in een plas bloed had zien liggen, liet het Hôtel des Tournelles, waar Hendrik stierf, onmiddellijk afbreken. Ze legde er een plein aan met als doel een paardenmarkt te installeren. Hier mocht dus nooit meer gevochten worden! De afbraak van het Hôtel des Tournelles maakte plaats vrij voor het uiteindelijke Place Royale. Henry IV en zijn zoon Lodewijk XIII bouwden eraan tussen 1605 en 1612. 

Toen de koningen vertrokken uit Le Marais - via het Louvre richting Versailles - bleef er weinig over van de populariteit en de locatie veranderde van naam. 1792 heette het plein Place des Fédérés. In 1800 werd beslist dat het plein voortaan de naam zou dragen van het eerste departement dat zijn belasting zou afdragen aan het consulaat. Het departement Vosges kwam als eerste over de brug en zodoende kregen de Vogezen de eer om een prominent plein naar zich vernoemd te krijgen. Zo gaan die dingen. Een vernield standbeeld van Lodewijk XIII werd op 4 november 1829 vervangen door een nieuw stenen exemplaar. Het huidige ruiterstandbeeld in het midden van het parkje. 

Op nr. 21 woonde tussen 1615 en 1627 kardinaal Richelieu, de rechterhand van Lodewijk XIII. En hoe de schrijver Victor Hugo (van Hunchback of Notre Dame en Les Misérables) hier tussen 1832-1848 op nr. 6 woonde, kun je zelf komen kijken in Musée Maison Victor Hugo. 

Het plein van 140 bij 140 meter is natuurlijk vooral beroemd door de (vrijwel) unieke rood-roze steenkleur. 39 gelijk uitziende huizen (op twee na), omringen dit plein. Aan de noordelijke en zuidelijke wand staan het grotere Pavillon du Roi en het Pavillon de la Reine. Place des Vosges is omringd door arcaden (de bogen voor de winkelgalerijen) en in de huizen vind je exclusieve hotels, restaurants en antiquairs. Place des Vosges, met 4 fonteinen, bomen en grasvelden, is In het drukke centrum van Parijs een kleine oase van rust. 

In de straten van Parijs : Rue Mouffetard 


Rue Mouffetard is zo oud als de weg naar Rome. Letterlijk. Het was een heirbaan ten tijde van het Romeinse Rijk en leidde naar de hoofdstad zelf. Ten zuiden van Rue Mouffetard vinden we nog altijd Place d’Italie en weer een beetje verder Porte d’Italie. Dat is geen toeval. De baan leidde naar Lyon (Lugdunum), een van de grootste centra in het Romeinse Rijk - veel groter dan het toenmalige Parijs (Lutetia). Van Lyon ging de weg verder in de richting van Milaan en uiteindelijk naar Rome. Arènes de Lutèce, de Romeinse arena, ligt op een steenworp afstand.

Rue Mouffetard, 605 meter lang, heeft zijn pittoreske karakter kunnen bewaren doordat de straat op de heuvel van Sint-Geneviève ligt. Baron Haussmann hield bij het bulldozeren van de oude stad gelukkig zijn handen af van de straten in het Quartier Latin. Dit stukje is een van de laatste resten van het Middeleeuwse Parijs. 

De wortels van de straatnaam zouden we in die periode moeten gaan zoeken. Op 13de eeuwse kaarten komen we de Latijnse naam Mons Cetarius of Mons Cetardus tegen, in het Frans ook wel: Mont-Cétard. Mouffetard zou hier een verbastering van zijn. Ook wel: Maufetard, Mofetard, Mouflard, Moufetard, Moftard, Moufetard

 

Het is intussen een 21ste-eeuws cliché geworden, maar ook Rue Mouffetard is ten prooi gevallen aan het massatoerisme. Er zijn zeker nog gezellige plekken in de straat, zoals aan het Place de la Contrescarpe. En zeker ook aan de zuidkant van de straat, tegen fontaine Guy Lartigue. Hier vindt u l’église Saint-Médard, een kerk oorspronkelijk uit de 9de eeuw, die in de 16de eeuw compleet werd herbouwd in Renaissancestijl. Met een Mariakapel die net voor de Franse Revolutie af was. Iedere dag vindt u hier een verse markt. Op zondag, zo rond het middaguur, is het extra feest. Dan wordt er vrolijk muziek gespeeld en de bewoners uit de buurt dansen op het aanstekelijke ritme.

Maar de echte Parijzenaar, die de straat ook al 50 jaar geleden kende, zal zich eerder bekommeren om de vergane glorie. Op hun typische manier schudden ze het hoofd, maken een wegwerpgebaar om de huidige staat van de straat. Starbucks, afhaalpizza’s, nachtwinkeltjes, kebab - veel kebab -, echte Vlaamse frieten uitgebaat door Chinezen… 21ste-eeuwser kan je het niet krijgen. Desondanks of juist daardoor trekt Rue Mouffetard nog altijd vele drommen toeristen. 

 

Tot slot nog een vleugje poëzie. Voor de liefhebbers van Amélie Poulain. Het is hier aan Rue Mouffetard dat de telefoon aanhoudend blijft rinkelen. Als door een magneet aangetrokken kan Dominique Bretodeau het appel niet weerstaan en loopt de cel binnen. Niet iemand aan de andere kant van de lijn wacht op hem, maar iets anders. Voor hem ligt een speelgoeddoosje. Het is een schat, een schat uit zijn jeugd. Als hij de deksel opent herkent hij alles van 40 jaar daarvoor en herbeleeft hij zijn kindertijd met de kracht van de Petit Madeleine van Proust. Ook dat soort dingen gebeuren in Rue Mouffetard. Kom gerust een kijkje nemen.

Periphérique, 50 jaar oud 

Périph noemen we hem hier. De rondweg om Parijs. Youp van ’t Hek heeft ooit een vakantieanekdote uit zijn jeugd opgediept: ‘De Périphérique! Ik kan dat woord niet meer horen. De hele winter was ons gezin zwanger van de Pé-ri-phe-rique. De onneembare ringweg om Parijs! Een oom van mij had ooit 10 dagen in de file gestaan. Op de Périphérique. Een man bij mijn vader op de zaak had ooit de verkeerde afslag genomen. Nooit meer iets van gehoord! De Pé-ri-phe-rique! Daar ging het echt beginnen. Dan stak mijn vader zijn kop door het stuur en dan gingen we de Périphérique op. Dan werd het spannend. En dan zei mijn moeder altijd tegen mij en mijn broer: “Rustig jongens.” En wij deden dus niets! Wij zaten stoned van de Fruitella om ons heen te loeren. “Rustig jongens.” En dan hadden mijn ouders op de Périphérique de volgende afspraak gemaakt: mijn vader zou rijden en mijn moeder zou het bord “Lyon” in de gaten houden. Als je ooit je huwelijk goed wil testen dan is dit echt één van de allerbeste proefjes. Op een bepaald moment komt dat bord “Lyon” heel groot in beeld. En dan zeiden mijn broer en ik tegen elkaar “sssst”, want wij wisten: dat wordt lachen! En dat bord “Lyon” komt een keer of 19 langs. En na 12 keer zei mijn moeder altijd: “Nou, Herman het staat niet echt goed aangegeven, hoor.” Niet goed aangegeven? Het stond echt 4 keer te knipperen, het kwam 3 keer in braille op de vangrail, er stonden 11 rayonhoofden wijzend: “Lyooooon!!!!!” Op een gegeven moment gingen we voor de 19de keer onder dat bord “Lyon” door, de laatste keer. Dan zei mijn moeder altijd: “Herman, hoe heette dat plaatsje ook al weer?” “Lyon!” “Ja, dat stond daar net. Dan hadden we, geloof ik, daar naar rechts gemoeten.” En weet je wat mijn vader dan altijd deed? Die zette de auto stil, midden op de Périphérique. Dan begon-ie te schuimen, werd-ie helemaal gek. Zei-t-ie tegen andere automobilisten: Wij gaan naar Reykjaviiiiiik!!! Helemaal in de war” Dan wilde hij het liefst de auto keren, maar dat ging natuurlijk niet. Dan reden we Parijs in: 9 rondjes om de Eiffeltoren, 4 rondjes om de Place de la Concorde en dan uiteindelijk verlieten we Parijs… en dan was onze vakantie echt begonnen.’

 

25 april 1973. Op die datum opende de Périphérique zich. De aanleg was de bekroning van een periode van 30 jaar vooruitgang en economische groei: Les Trentes Glorieuses. Een directe economische opgaande lijn sinds de bevrijding in 1944. Die hele periode stond in het teken van de auto, alles moest modern zijn en beïnvloed door Amerika. Tour Montparnasse, ook dit jaar 50 jaar oud, is zo’n product van de Amerika-manie in Parijs. Ironisch genoeg is het sindsdien kwakkelen met de economie.


Het toekomstperspectief eind jaren ’60 was: dwars door de stad kost een half uur, en over de Périphérique slechts 12 minuten. Maar dat bleek een illusie. Tegenwoordig is de stad vrijwel onbegaanbaar met een auto. Ça tourne en rond, dat wordt vaak gezegd over de Périphérique. ‘Het draait rond’… en het leidt nergens naar. De Périphérique is hèt toonbeeld van wat je in de 21ste eeuw niet meer wilt in de stad: heel veel auto’s die vastzitten en dus vervuilend zijn. 


De Périph werd en wordt nog het meest gebruikt door niet-Parijzenaars, mensen die van de ene kant van de stad naar de andere kant moeten. Die Périph is eigenlijk een muur die 35 kilometer lang is. Binnen de Périphérique ben je Parijzenaar, woon je daarbuiten, dan kan het ofwel chic zijn, zoals Neuilly, maar meestal troosteloos. Die Périphérique is een enorme scheiding op sociaal en demografisch gebied, zoals gezondheid, inkomen, welzijn. Buiten de ring heb je een lagere levensverwachting: er wonen een half miljoen mensen binnen 500 meter van die beruchte ringweg, daar is het heel smerig. Aan de westkant waar veel rijkere voorsteden zijn, daar is die Périphérique weggestopt. De scheiding is daar veel minder klein en amper zichtbaar.


Het beleid van de stad Parijs is intussen al jaren gericht op het weren van de auto uit het centrum. Hoe wordt dat in de praktijk gebracht? In 2024 met de Olympische Spelen op komst wordt er één strook van de Périphérique afgestaan aan autodelers en taxi’s. Dat wordt een speciale rijstrook, zodat de atleten sneller naar hun bestemming kunnen komen. Vraag is: blijft dat zo na het sportevenement? Op een website kunnen Parijzenaars hun stem uitbrengen. Wat is de toekomst van de Périphérique? Bomen planten naast de weg, zoals de afgelopen jaren al aan is begonnen? Of de weg helemaal afbreken? De toekomst gaat het ons vertellen.

 

Ps: Hoe ga je er als vakantieganger mee om? Veel vakantiegangers zijn als de dood voor de Périphérique, maar gevaarlijk is het amper. Harder dan 40 kilometer rijden kan je niet, dus ernstige ongelukken blijven, net zoals in de stad Parijs zelf, vrijwel uit. En helemaal als je in de file staat. Mocht je toch willen omzeilen? Pak het alternatief… de combinatie van de A86 en de A4... Ver weg van de grote stad.

 

Grotendeels gebaseerd op de informatie uit dit fragment: Filemonster Boulevard Périphérique viert 50e verjaardag | NPO Radio 1. Het fragment van Youp van ’t Hek komt uit zijn theatershow Scherven.

In de straten van Parijs : Rue des Barres 


Rue des Barres. Een kasseien straat pal naast de Seine die een beetje omhoog loopt. Geheel voorbehouden aan voetgangers. Kleurrijke gevels rechts. Links: een laat-Middeleeuwse kerk in de gotische stijl: Saint-Gervais-Saint-Protais. Omhuld door tuinen en een bloemenzee, en daarvoor een kalm terrasje. Dit is een van de oudste en sfeervolste straatjes van Parijs.

Rue des Barres, aan de rand van le Marais, is ontstaan vóór 1260. Halverwege de 12de eeuw stond het vol molens langs de Seine. In 1250 werd deze weg "ruelle aux Moulins-des-Barres" genoemd, vanwege al die molens (moulins), in een plaats die we "les Barres" noemden. “Les barres” betekent zoiets als ‘staven, balken, bars, stangen.’ 

In 1293 veranderde de naam in "ruelle des Moulins-du-Temple". Ruelle is het Franse woord voor steegje. Intussen behoorden de molens van Le Marais toe aan de Tempeliers. De tempelierridders vochten als een christelijke kruisridderorde mee om het Heilige Land te veroveren op de moslims. Tevergeefs. De orde van de tempeliers kwamen minder voor in de lage landen, maar in Frankrijk zijn de ridders legendarisch. En helemaal in le Marais. Een deel van de wijk (en een metrohalte) heet nog altijd Temple

Op nummer 2 tot nummer 10 was het Hôtel des Barres gelegen. Gebouwd in 1250 en in de 17de eeuw omgedoopt tot Hôtel de Charny. Aan dit huis zit een ‘gedenkwaardige’ anekdote vast, want ‘leuk’ of ‘grappig’ kan ik het moeilijk noemen. We zitten nog altijd in de volle Middeleeuwen. Het Hôtel des Barres is aan het einde van de 14de eeuw eigendom van ene Louis de Boisredon, kapitein van de lijfwachten van de koningin. Hij was ook één van de minnaars van Isabeau van Beieren, echtgenote van koning Karel VI. Toen Boisredon op een dag de koningin ging vereren met een bezoekje in het Château de Vincennes, kwam hij de koning tegen. Zonder van zijn paard af te stappen en zijn pas te stoppen, begroette hij laconiek Karel VI. Dat was tegen alle codes in. Karel liet dat niet op zich zitten en hij liet Louis de Boisredon arresteren. Op een nacht in april 1417 werd Boisredon ondervraagd, vervolgens opgesloten in een grote tas en in de Seine gegooid. Op zijn lijkwade stonden de indringende woorden: "Laissez passer la justice du Roi" ("Laat het recht van de koning geschieden."). Zo ging dat in de Middeleeuwen, baas boven baas.

Vele eeuwen later, tussen 1945 en 1971 was Rue des Barres onderdeel van de legendarische restauratie van le Marais. Verschillende vervallen huizen werden vervangen door tuinen en een kwekerij. De gesloopte huizen aan de rue des Barres 14 en 16 werden vervangen door twee gebouwen uit 1960 en 1971 rond het kleine Couperinplein.

In de laatste maanden van zijn leven – voorjaar 1971 - werd ook rockster Jim Morrison hier wel eens gesignaleerd. Hij woonde enkele straten verderop. In de periode daarna, rond 1981, in het tijdperk van de auto, was Rue des Barres nog altijd een doorgaande straat. De straat is nu volledig autovrij. En dat maakt van Rue des Barres vooral een brede steeg waar het ontzettend goed toeven op een terrasje.


PS: Tot slot nog twee leuke tips: 


Achter Hôtel de Ville ligt de Saint-Gervais-Saint-Protais kerk. Als u die kerk aan de voorkant binnengaat, kunt u langs achteren weer naar buiten. Dan valt u met uw neus in de boter, want u valt dan in Rue des Barres. Tegenover u ziet u dan een auberge de jeunesse, een van de mooiste locaties ter wereld voor een jeugdherberg.  

Als u langs de Seine aan komt wandelen dan ziet u voor u Chez Julien, een toprestaurant om uw Rue des Barres-ervaring helemaal compleet te maken.

In de straten van Parijs: Rue l’Abreuvoir


Rue l’Abreuvoir is een van de meest fotogenieke straten van Parijs. Vooral vanuit de kant van de boomrijke steeg Allée des Brouillards, en Place de Dalida. Wat je dan voor je ziet is een van de mooiste plaatjes van Parijs. Alle facetten van Montmartre in één shot: het groen van het dorp van weleer, in de verte de bollen van de Sacre Cœur en ook nog een plukje roze van het beroemde Maison Rose op de hoek. 

Maar eerst passeren we het borstbeeld van Dalida. Deze bronzen buste werd op 24 april 1997 onthuld, 10 jaar na haar overlijden. Omdat ze zoveel hield van Montmartre. Liefhebbers van haar - en dat zijn er velen - kunnen haar hier herdenken of het spelletje spelen met haar vrouwelijke vormen. (Zoals u kunt lezen in de blog over Dalida, te vinden onder “De vrouwen van Parijs”.)

De naam van de straat dateert uit 1843: "chemin de l'Abreuvoir" en verwees naar de oude waterplaats van Montmartre die gelegen was op de hoek van Rue Girardon. Dat is de straat die uiteindelijk uitkomt bij de oude molen van Montmartre (Moulin de la Galette). ‘Abreuvoir’ is Frans voor ‘waterput’, ‘drenkplaats’ of ‘trog’. De schrijver en dichter Gérard de Nerval (1808-1855): “Wat me vooral aansprak in deze kleine ruimte beschut door de hoge bomen van het Château des Brouillards, is de nabijheid van de drinkplaats die 's avonds tot leven komt met het schouwspel van paarden en honden dat men kan zien baden.” Zo geeft deze straat u een mooie gelegenheid tot een nostalgische avondwandeling. 

De woorden van Gérard de Nerval geven Rue l’Abreuvoir nog meer allure als we stil staan bij het Montmartre dat nog een rustig dorpje was vol molens op een van de heuvels even buiten Parijs. Musée de Montmartre vertelt deze geschiedenis. Dat huis inclusief de achtertuin, die grenst aan de enige wijngaard van Parijs, vindt u als u bij Rue l’Abreuvoir rechtdoor loopt in Rue Cortot. Als u het hart van Montmartre echt op waarde wilt schatten is dit het juiste adres. Natuurlijk hangen er vele illustraties zoals affiches, foto’s en reclame van de Moulin Rouge en le Chat Noir. Maar tussen die overvloed aan fascinerende toeters en bellen hangen er ook schilderijtjes en schetsen die recht doen aan het oorspronkelijke dorp uit de 18de en vroege 19de eeuw. De periode voordat de schilders deze wijk ontdekten en onbedoeld de fundamenten legden voor het tomeloze toerisme en de entertainment van de laatste 100 jaar.
 

Ook in Rue l’Abreuvoir pronkt op de voorgevel van het huis in Normandische stijl, op nummer 4, een zonnewijzer. Maar de aandacht is al snel gevestigd op het roze huis op de hoek. Het roze is ooit oorspronkelijk geschilderd door de enige schilder van naam die daadwerkelijk in Montmartre is geboren: Maurice Utrillo. Hij woonde samen met zijn moeder in het grote huis dat nu dienst doet als het eerder genoemde Musée de Montmartre. Zijn moeder was Suzanne Valadon. Aanvankelijk was ze acrobaat, maar een val van de trapeze brak alle verdere ambities af. Door haar schoonheid was ze een gewild model voor schilders zoals Toulouse-Lautrec en Renoir. Uiteindelijk werd ze gestimuleerd om zelf de schilderkwast ter hand te nemen. Niet onverdienstelijk. Toen ze 18 was raakte ze zwanger. Ze wist alleen niet van wie. En dus vroeg zij aan Degas of hij de vader zou kunnen zijn. Zijn antwoord was kort maar vastberaden toen hij het kind zag: ‘Die contouren? Dat kan nooit van mij zijn!’ Vervolgens ging zij verhaal halen bij Renoir. De impressionist zei gedecideerd: ‘Die kleur? Nee, dat is zeker niet mijn kind!’ Ze probeerde het nog eens bij Miquel Utrillo, een Spaanse ingenieur en kunstenaar. Ook hij was niet vermurwen, maar…: “Het kind is niet van mij, maar ik ben niet te trots om mijn naam te zetten onder het werk van een Degas of een Renoir.” 

En zo kreeg Maurice de naam van Utrillo mee. Hij schilderde zelf de gevel van Maison Rose roze. En van dit huisje maakte hij weer een schilderij. Om die te zien moet u iets verder reizen dan Montmartre. Het doek is namelijk te bezichtigen in San Francisco. 

 

In de straten van Parijs: Place Dauphine  


Als ik met een groep in de buurt ben, kan ik niet nalaten om er even langs te gaan: Place Dauphine. Het pleintje is even schattig als centraal gelegen. De mooiste plekken van Parijs zijn vanaf hier op loopafstand: Quartier Latin, Saint-Germain-des-Prés, Le Marais, île-Saint-Louis, Les Halles, het Louvre… Sterker nog, volgens officiële berekeningen van een Frans geografisch instituut zou Place Dauphine het absolute centrum van Parijs zijn. Met andere woorden: als je een middellijn van oost naar west en een van noord naar zuid zou trekken op de kaart, dan snijden die twee lijnen elkaar op dit plein.

Naast de ligging is de vorm opmerkelijk: een vrijwel evenwijdige driehoek. Aan twee zijden is het bebouwd met huizen. De derde zijde is open met zicht op Palais de Justice. Dat is ooit anders geweest. Voor 1874 was deze ook bebouwd met woningen. Met de bouw van het justitiepaleis moesten deze huizen op initiatief van Viollet-le-Duc – de architect van de grootse en grootschalige Notre Dame-restauratie - wijken.

Boze tongen beweren dat dit het tweede koninklijke plein van Parijs zou zijn, na die van Place des Vosges in le Marais. Maar dat klopt niet helemaal. Inderdaad, de naam is afkomstig is van Lodewijk XIII, die in zijn jonge jaren dauphin, de kroonprins, werd genoemd. De eerste datering daarvan stamt uit 1636, toen hij nog aan de macht was. Maar strikt genomen is Place Dauphine geen koninklijk plein. Hoe komt dat? Een koninklijk plein is ontworpen om in het midden een koninklijk standbeeld te plaatsen. Een duidelijk voorbeeld is Place des Vosges waar op het middelpunt Lodewijk XIII pontificaal te zien is op zijn paard. Niets van dat op Place Dauphine.
 
Natuurlijk staat er wel een standbeeld heel dichtbij, aan de overkant van Pont Neuf, aan het Galant Vert: Henry IV, de vader van de dauphin. En dat brengt mij bij het ontstaan van het eiland, want het plein is ontstaan uit een noodzaak. Ooit bestond dit gebied uit 3 eilandjes: het Île aux Juifs ("Jodeneiland"), het Île des Passeur-aux-Vaches ("Koeiensmokkelaarseiland") en het Îlot de la Gourdaine” (genoemd naar een molen in de buurt die zo heette). De bouw van de Pont Neuf, tussen 1578 en 1607, zorgde voor een hereniging van de drie eilanden en de aansluiting tussen het vroegere koninklijke paleis (de conciergerie was toen al gevangenis) op Île de la Cité en de splinternieuwe stenen brug. Henry IV gebruikte de beschikbare ruimte om een plein te creëren en particuliere woningen neer te zetten.

De driehoek is dus altijd relatief gesloten geweest. Aan de rand van de Place Dauphine zijn bomen geplant om het gesloten uiterlijk van het plein te behouden. De uitgang in de richting van Pont Neuf is zelfs een trechter. Het pleintje is een van mijn favoriete plekken in de stad: gezellig zonder drukte. Door de massa wordt het vaak over het hoofd gezien. Er zijn enkele kunsthandels, een schoenenzaak, kleine restaurants en handje vol terrasjes te vinden. De sfeer komt er helemaal in in de namiddag wanneer op het middenplein de ballen voor de dag worden gehaald om petanque te gaan spelen. Oudere mannen, maar nog veel meer (hippe) jongeren werpen hun kogels met een glaasje wijn in de hand. Place Dauphine wordt op die manier niet alleen een plein van Parijse allure, maar zelfs met een echte Franse sfeer. 

Het acteursechtpaar Simone Signoret en Yves Montand hadden hier ooit een appartement op nummer 15. En Jacques Dutronc begint zijn klassieker Il Est Cinq Heures, Paris S’eveille met de regel: “Je suis le dauphin de la place Dauphine”. Zullen we dat chanson maar op de draaitafel leggen om in de juiste stemming te komen?! 

In de straten van Parijs: Rue de Vaugirard


Niet de Avenue des Champs-Élysées, Rue de Rivoli of Rue Faubourg de Saint-Honoré is de langste straat van Parijs. Die eer komt toe aan Rue de Vaugirard. 4,3 kilometer lang. Gesitueerd in het 6de en het 15de arrondissement. Die straat bezichtigen neemt al snel een dagje in beslag. Je valt van de ene wereld in de andere. 

Rue de Vaugirard bestaat uit een historisch deel en een moderner stuk. Zoals bij een rivier vertrek je best vanaf de bron. Dat is tegenover het gezellige pleintje voor de Sint-Ursulakapel van de Sorbonne universiteit: Place de la Sorbonne. Vanaf de belendende boulevard Saint-Michel, waar in mei 1968 brandende auto’s rookpluimen veroorzaakten, begint Rue de Vaugirard. 

De naam Vaugirard komt van een samensmelting van de woorden ‘val’ en ‘Girard’. ‘Val’ staat voor vallei en ‘Girard’ is de naam van abt Girard. Hij was in de 13de eeuw het hoofd van de abdij van Saint-Germain-des-Prés. Deze straat is met andere woorden ‘de vallei van Girard’. 

In een eerste zijstraat aan de rechterhand, Rue Monsieur Le Prince, vindt u op nummer 36 het geboortehuis van Charles Aznavour. Even verderop aan dezelfde kant Theatre Odéon, een van de oudste theaters van de stad en genoemd naar de wijk eromheen. Het gebouw is nog geopend door Marie Antoinette in 1782, ruim 10 jaar voordat ze op de guillotine eindigde. Het theatergezelschap van de Comédie Française verhuisde naar dit toneelhuis. 

Vele eeuwen voordat abt Girard zijn naam gaf aan de straat was de route al een onderdeel van het wegennet in het Romeinse Rijk in de richting van Chartres, ten zuidwesten van Lutetia, zoals Parijs toen heette. In de Middeleeuwen ging de muur van Philippe Auguste dwars door de weg om de stad Parijs af te sluiten van de buitenwereld. Saint-Germain-des-Prés viel in die tijd buiten de stad, u kunt zich voorstellen dat een groot deel van Rue de Vaugirard tussen de weilanden met koeien liep. Vanaf de 16de eeuw begon de straat bebouwd de raken. 

Rond 1620, 10 jaar na de moord op koning Henry IV, liet zijn weduwe Maria de Medici een nieuw stulpje bouwen aan Rue de Vaugirard. Het zou bekend worden als Palais du Luxembourg en staat nu bekend als de Senaat (Eerste Kamer van Frankrijk). Toeval of niet maar in de zijstraat recht tegenover dit paleis, in Rue Tournon, woonde de oude burgemeester van Parijs en president Jacques Chirac voordat hij stierf in 2019. Toen, eind september van dat jaar, was zijn stoep veranderd in een bloemenzee. De straat was door de politie afgezet.

Tientallen meters verderop raakt Rue de Vaugirard de parochie van Saint-Sulpice, de machtige kerk die slechts een zijstraat verderop ligt. Vanaf deze straat ziet u de kerktorens. Langs Jardin du Luxembourg leidt de straat, die hier nog in twee richtingen te berijden is, in de richting van de belangrijke winkelstraat Rue de Rennes. Dan zijn we inmiddels aangekomen in Quartier Montparnasse. Links doemt ineens Tour Montparnasse op, een wolkenkrabber van 210 meter hoog. Na Rue de Rennes wordt Rue de Vaugirard een eenrichtingsstraat (sens unique) en wel in opkomende richting en verlegt zijn gebied naar het 15de arrondissement. Dat is ook te zien aan de architectuur. Die is hier veel moderner: 19de-eeuwse Haussmaniaanse appartementen wisselen af met gebouwen uit de 20ste eeuw. 

Vanaf 1859 kwam de hele Rue de Vaugirard op Parijs grondgebied te staan, het dorp Vaugirard werd ingelijfd. Voortaan was het een wijk in het 15de arrondissement. In dit nieuwere gedeelte treffen we onder andere Institut Pasteur aan. Dit medische instituut is in 1888 opgericht door de scheikundige en bioloog Louis Pasteur, de man over wie we op de basisschool altijd leerden dat hij een vaccin tegen hondsdolheid had uitgevonden. In pasteuriseren, het vernietigen van bacteriën door korte verhitting, was hij ook de eerste. Het instituut is nog altijd zeer actief en heeft verschillende nobelprijzen opgeleverd. 

Bij metrohalte Vaugirard kunt in de kleine square en place Adolphe-Chérioux even bijkomen na de wandeling. U bent namelijk bijna aan het einde van de straat.

Rue de Vaugirard is in de Eerste Wereldoorlog slachtoffer geworden van Dikke Bertha. Deze gigantische bom hielp in de zomer van 1918 huisnummers 146, 313 en 353 aan gruzelementen. 

De straat eindigt aan de binnenring van Parijs, bij Porte de Versailles. Met zicht op de twee torentje van Palais des Sports zijn we dan langs meer dan 400 huisnummers gelopen. 4360 meter van waar we gestart zijn.

In de straten van Parijs : Rue des Rosiers


Rue des Rosiers is het hart van de Joodse gemeenschap in Parijs en de Joodse gemeenschap is het hart van Rue des Rosiers. Rue des Rosiers is le Marais in het klein: het tijdloze gaat er hand in hand met de smaak van de jeugd.  

Het goed verstopte Rue des Rosiers is een van de oudste straten van Parijs. De straatnaam vinden we al terug in documenten uit 1230 en verwijst naar de rozenstruiken die in de aangrenzende tuinen groeiden. Rue des Rosiers lag destijds tegen de beroemde stadsmuur van koning Philippe Auguste uit 1209. Restanten van deze legendarische muur komt u nog tegen in Jardin des Rosiers/Joseph-Migneret, bereikbaar door een poortje op nummer 10. Meer authentiek Middeleeuwen komt u amper tegen in Parijs.

In die tijd bestond er al een Joodse gemeenschap in deze wijk, maar die was niet zeker van haar bestaan. De Middeleeuwen staan berucht om hun pogroms op Joden. De meest tolerante periode jegens Joden was de tweede helft van de 19de eeuw en de eerste decennia van de 20ste eeuw. De Joden leefden geassimileerd in Europa en namen steeds betere maatschappelijke posities in – ondanks een sluimerend antisemitisme (denk bijvoorbeeld aan de Dreyfus-affaire, 1894). Maar liefst 20.000 Joodse immigranten - mensen op de vlucht voor klopjachten in Roemenië, Oostenrijk-Hongarije en Rusland - vestigden zich tussen 1881 en 1914 in deze Joodse wijk, ook wel Pletzl genaamd. Pletzl is Jiddisch voor ‘kleine plaats’. In Pletzl bleven de Middeleeuwse straatjes van het oude Parijs gevrijwaard van Haussmanns bulldozers toen hij in de jaren 1860 Parijs grondig aan het hertekenen was. 

Dat maakt deze straat zo aantrekkelijk. In dit deel van de stad kan het héél, héél druk zijn, met name in het weekend en dat begint al vaak op vrijdagmiddag. Uiteraard komen toeristen voor de pittoreske sfeer maar ook voor de falafel. De concurrentie is hevig, maar het populairste adres voor deze vegetarische sandwich gemaakt van gefrituurde kikkererwtenpuree is en blijft sinds 1979 het Joodse restaurant L’As du Fallafel. Locals, studenten en jonge creatieveling uit de omgeving, én toeristen staan geduldig te wachten voor de lekkernij. Sterker nog, het is hip om aan te schuiven. Als u in alle rust van falafel wilt genieten, raad ik u aan om op maandag te komen. (Uiteraard niet op vrijdagavond en zaterdagmiddag, want dan zijn ze om begrijpelijke redenen gesloten.) 

Een beetje verderop, op de hoek met rue Ferdinand Duval, tegenover de authentieke Joodse bakker Murciano, was ooit een restaurant gevestigd. Gespecialiseerd in Centraal-Europees Joodse gerechten. Op 9 augustus 1982 rond kwart over één ’s middags vond er een aanslag plaats: 6 doden en 22 gewonden. U leest het nog altijd op het plakkaat voor de gevel. De daders van de aanslag werden – pas in 2011 ! - geïdentificeerd als leden van de Fatah-Revolutionaire Raad (FCR). Bij verstek zijn ze veroordeeld.  

Het etablissement is allang geen restaurant meer. Een tijdje geleden zat er een boetiek in, maar het verloop in le Marais is hoog. Dat is ook typisch voor Pletzl : in Rue des Rosiers zijn nog wel enkele Joodse voedingswinkels, boekhandels en typische restaurants te vinden. Maar door de groeiende populariteit van de wijk veranderde het uiterlijk van de straat drastisch met meer en meer luxe boetieks (kleding, parfums, accessoires…). Dat maakt van Rue des Rosiers een prikkelende mix van Middeleeuwse gebouwen, Joodse traditie (inclusief chassidische Joden op straat) en superopvallende 21ste-eeuwse mode. Uniek in Parijs. 

Andere authentieke Joodse sporen vindt u nog op nummer 27: Sacha Finkelsztajn, de gele bakkerij die er al sinds 1946 gevestigd is. Daarnaast, op nummer 25, vindt u een van de 2 synagogen in de straat. Aangeduid door een bord op de eerste verdieping met het opschrift "Schule" wat "synagoge" betekent in het Jiddisch en Joods-Elzasser. De schule van 17 is volgens de leden van deze gemeenschap de oudste plaats van joodse eredienst in Parijs (daterend uit 18e/19e eeuw). Elke maand worden er bezoeken georganiseerd, ook tijdens het Pletzl-festival, ieder jaar in mei. 

De synagoge zou zelfs onder de Duitse bezetting hebben gefunctioneerd. Het staat nu bekend als "de schule van de gedeporteerden" omdat sommige overlevenden van de shoah bij hun terugkeer hier strandden - vaak in niets meer gekleed dan hun versleten, gestreepte kampuniformen. Met dit in het achterhoofd steekt de ‘over-de-top’-etalages van sommige fashion stores nog feller af. Verhalen uit verschillende perioden komen samen in een straat die slechts een paar honderd meter lang is. 

Als liefhebber weet u het net zo goed als ik: er is geen tweede stad als Parijs. 

In de straten van Parijs: Avenue Montaigne


Als je Avenue Montaigne zegt dan ben je automatisch in het glamourgedeelte van Parijs. Avenue Montaigne is een zijstraat van de Champs-Élysées en loopt door tot aan de Seine, om precies te zijn aan de Place de l’Alma, waaronder prinses Diana is verongelukt.

Avenue Montaigne is zonder enige twijfel een van de meest luxueuze lanen van de stad. Dat was ooit anders. De oorspronkelijke naam was Allée des Veuves ("Weduwenlaan"). Die naam verwees naar de rouwende weduwen die hier samenkwamen. Maar sinds de 18de eeuw veranderde het karakter. De Champs-Élysées ontwikkelde zich tot een vooraanstaande laan en dat straalde ook af op de laan ernaast. De naam veranderde in die van de beroemde schrijver, humanist en filosoof Michel de Montaigne (1533-1592).

Niets in de laan herinnert meer aan de filosoof. Integendeel: Avenue Montaigne is een van de chicste winkelstraten van Parijs vol met boetieks met een prijskaartje. Toonbeeld van tomeloze consumptie en materialisme. Dior, Chanel, Versace, Gucci, Prada, Valentino, Yves Saint Laurent, Armani, Louis Vuitton… allemaal zijn ze hier gevestigd. De lijst lijkt eindeloos. Door die toonaangevende reputatie steekt de laan zelfs het vermaarde Rue du Faubourg-Saint Honoré naar de kroon. Sinds de jaren ‘80 staat Avenue Montaigne bekend als la grande dame onder de Parijse haute couture

Al die luxeproducten trekken veel celebrities aan. Trefpunt is het restaurant L’Avenue, op de hoek met rue François I. De prijzen zijn aangepast aan de portemonnée van de puissant rijken. Op het terras kunt u zich vergapen aan beroemdheden zoals Beyoncé, Jaz-Z, Rihanna, de familie Kardashian, Jean-Paul Gaultier en la grande dame van de Franse cinema: Catherine Deneuve. Inderdaad, Avenue Montaigne is een laan van namedroppingDe Zweedse voetballer Zlatan Ibrahimović woont zelfs in de straat. En hij is niet de enige. Avenue Montaigne, waar de prijs kan oplopen tot 21.000 euro per vierkante meter, is altijd een populaire laan geweest om je te vestigen. 

Zoals Soraya Esfandiary Bakhtiary. Zij was de tweede echtgenote van de sjah van Perzië. Zij kon hem geen mannelijke nakomeling schenken en ontroostbaar scheidden hun wegen. De beroemde sjah trouwde voor de derde keer en kreeg eindelijk een mannelijke afstammeling. Allemaal tevergeefs. In 1979 nam het regime van de Ayatolla’s de macht over en werd Perzië Iran. Een jaar later lag de sjah op zijn sterfbed in Caïro, Egypte. Hij ontving een brief van Soraya uit Parijs; zij hield nog altijd van hem en wilde hem graag ontmoeten. De liefde was nog immer wederzijds, maar ze arriveerde te laat om haar ex-echtgenoot een laatste groet te brengen.

De actrice Marlene Dietrich sleet in Avenue Montaigne haar laatste jaren. Vooral bedlegerig. Ze liet nog amper mensen tot zich komen. Zij schreef enorm veel brieven en haar memoires. Ze belde met wereldleiders zoals Ronald Reagan en Margaret Thatcher, en liet zich interviewen zonder zelf in beeld te verschijnen voor de documentaire Marlene. Hoewel ze in Parijs bleef, voelde ze zich tot het allerlaatste moment nauw verbonden met haar geboortestad. Ze vroeg president Mitterrand persoonlijk om ervoor te zorgen dat Berlijn in het verenigde Duitsland weer de hoofdstad zou worden. En zo geschiedde. 2 jaar later, in 1992, overleed ze.

En dan is er nog dat andere Hollywood-icoon, Roman Polanski. De Pools-Franse regisseur leeft zowat in ballingschap in Avenue Montaigne. 188 landen hebben een uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten. Nog altijd, meer dan 40 jaar na dato, hangt hem de beschuldiging van seks met een minderjarig meisje boven het hoofd. De (inmiddels) vrouw in kwestie, Samantha Gailey, heeft het Polanski al lang vergeven, maar de Amerikaanse autoriteiten maken nog altijd jacht op hem. Polanski is bijna 90 jaar. Hij kan zich enkel vrij bewegen in Polen en in zijn geboorteland Frankrijk. Kans is groot dat in Avenue Montaigne zijn sterfkamer zich bevindt. 

In de straten van Parijs : Rue de Tolbiac


Persoonlijk doet me deze lange straat altijd denken aan Barcelona en Buenos Aires. Dat komt vooral door de prachtige hoge bomen die de straat een sierlijke en natuurlijke overkapping geven. Rue de Tolbiac in het 13de, en aansluitend Rue d’Alésia in het 14de arrondissement. 

De enorme lange straat – samen goed voor 5 kilometer – staat in een stuk van Parijs dat minder bekend is bij toeristen. Rue de Tolbiac is een doorgaande weg, dus verkeer genoeg. Maar de wijken lijken zo ver van het centrum van Parijs af te staan dat dit deel van de stad een zekere rust uitstraalt. Met andere woorden, een uitgelezen kans om het echte Parijse leven binnen de Périphérique te ontdekken. Verwacht u dus geen indrukwekkende, monumentale gebouwen. Maar als u stilletjes droomt van een comfortabel leven in Parijs, dan is flaneren in deze omgeving van harte aanbevolen. 

De naam Tolbiac komt van de slag bij Tolbiac. Dit is geen overwinning van Napoleon of Lodewijk XIV, de usual suspects bij dit soort quizvragen. Nee, de overwinning stamt van véél vroeger. Clovis, de eerste echte Franse koning, versloeg in 496 de Alamanen, een andere Germaanse stam bij Tolbiac. Tegenwoordig kent u Tolbiac beter als het pittoreske Zülpich, vlakbij Keulen. (Eerlijk is eerlijk, ik kende het ook niet, voordat ik dit schreef 😉) 

Rue de Tolbiac begint zo’n beetje bij de Bibliothèque François Mitterrand. Dat is de grote nationale bibliotheek, archief en onderzoekscentrum dat bestaat uit vier gebouwen in de vorm van vier opengeslagen boeken. Vanaf de trappen van de bibliotheek heeft u een mooi uitzicht op het oostelijke deel van de Seine met aan de overkant Parc Bercy. Wij blijven op rive gauche en slaan dus rue de Tolbiac in. De straat, die kennelijk te smal is voor een avenue en helemaal voor een boulevard, passeert langs Chinatown. Dat is architectonisch niet het meest inspirerende stukje Parijs. Maar als u echt goed Aziatisch wilt eten, en dan bedoel ik Aziatisch eten zoals de Aziaten dat thuis doen, dan is Chinatown de place to be. (Op de stadskaart: daar waar Avenue de Choisy Rue de Tolbiac snijdt.) 
 

We volgen de hoge sierlijke bomen op rue de Tolbiac en komen dan langs een andere ontdekking. Een kleine gemeenschap op zich: Butte-aux-Cailles. Vanaf Tolbiac lijkt de gemeenschap zich te verbergen achter de kerk die is gebouwd eind 19de, begin 20ste eeuw. In dezelfde periode als de Sacre Coeur. De torens en klokken, geschonken door de familie Lombart, fabrikanten van chocolade, werd voltooid in 1900. De architectuur van de kerk is typisch voor die tijd: art nouveau en romaans-Byzantijnse stijl. Veel gekrulde en gebogen lijnen die tijdens het Belle Epoque zo in zwang was. 

Overigens had het wat voeten in de aarde om de kerk te voltooien. In 1905 werd er een wet uitgevaardigd die ervoor zorgde dat kerk en staat voortaan gescheiden waren. Dat is een van de allerbelangrijkste wetten in de republiek! De gemeente Parijs werd dus eigenaar van de kerk en had moeite om geld vrij te maken. Maar uiteindelijk is het toch gelukt. 

Overigens is de kerk gebouwd op palen, want de overkapte rivier Bièvre loopt hieronder. Als ik de naam Bièvre hoor, dan maakt mijn hart een sprongetje van opwinding. Dit blijft een fascinerend fenomeen: overkapt riviertje dat synoniem is voor de 19de-eeuwse industrie en nijverheid in het zuiden van Parijs. Een bijzonder, verborgen stukje Parijse geschiedenis. Dat is dus dit gebied! Omdat er zoveel industrie was 100 jaar geleden werd in de Eerste Wereldoorlog hier zelfs een bom gedropt door de Duitsers. Uiteraard zie je van de armoede, vernielingen en verpaupering van toen niets meer terug. Wat is overgebleven zijn hier en daar de charmante arbeidershuisjes in de wijk Butte-aux-Cailles. Deze buurt ligt goed verscholen achter de kerk van de Heilige Anna en is meer dan de moeite van het bezoeken waard. 

Op het drukke kruispunt, waar Butte-aux-Cailles zijn westgrens bereikt en waar rue de Tolbiac overgaat in rue d’Alésia, zou u linksaf kunnen slaan. U loopt dan zo in de armen van het alleraardigste park Montsouris. Een park dat het waard is om er ooit meer aandacht aan te besteden in een andere blog over Parijs… Ach, er zijn nog zoveel plekken, personen en gebeurtenissen om iets over te schrijven…

In de straten van Parijs - Rue Rembrandt


Een van de mooiste buurten van Parijs is het gebied rond Parc Monceau. En als ik dan toch een straat mag kiezen, dan heb ik totaal niets tegen Rue Rembrandt. Stijlvol en gedistingeerd. 

De straat is gelegen tussen rue de Courcelles en het Parc Monceau, en inderdaad vernoemd naar de wereldberoemde schilder uit de 17de eeuw. Zelf verliet Rembrandt van Rijn berooid het leven, maar in de 19de eeuw had hij genoeg reputatie verworven om een straat vernoemd te krijgen in een van chicste wijken van Parijs. Zijn collega Van Ruysdael, die van die imposante Hollandse luchten, werd de straat ernaast toegekend. 

Rue Rembrandt werd in 1867 door de gemeente Parijs overgekocht uit particuliere handen. Een jaar later werd de straat hernoemd naar de Hollandse meester. Dit was ten tijde van een enorme herverkaveling van Parijs onder impuls van baron Haussmann (de man die de grote boulevards aanlegde). 

De Parijse wereld die de literaire gigant Marcel Proust opriep in zijn meesterwerk Á La Recherche Du Temps Perdu speelt zich deels af in deze omgeving. Het leven van de aristocratie tijdens het Belle Epoque… toen het niet op kon. 

De indrukwekkende huizen geven de rijkdom en de pracht en praal van deze buurt aan. Maar het meest opvallende huis, op het randje van Rue Rembrandt, vindt zijn origine in een totaal andere cultuur: Mr. Loo’s Pagoda. Met zijn rode kleur trekt het huis alle aandacht naar zich toe. Ooit was het gebouw uit 1880 een huis in typisch Franse stijl, maar Ching Tsai Loo wilde de cultuur van zijn vaderland delen met de Fransen. Dus liet hij architect Bloch in 1926 twee verdiepingen erop zetten en het huis in een oogverblindende Chinese pagoda omtoveren. Er liggen dus geen religieuze redenen aan ten grondslag. Natuurlijk, zoals wel vaker, was de metamorfose de buren een doorn in het oog. Ze hebben zelfs geprobeerd om het af te breken. Hoe succesvol ze zijn geweest, kunt u nog iedere dag komen bezichtigen op de hoek met rue de Courcelles. 

Helemaal aan de andere kant van rue Rembrandt is er die andere schat: één van de mooiste parken van Parijs. Oké, zoals je soms films meerdere keren moet zien om ze op hun waarde te schatten, zo kan het geen kwaad om Parc Monceau meermaals te bezoeken. Maar als de ingehouden schoonheid zich eenmaal aan je openbaart, blijf je terugkomen. Butte Chaumont heeft dan misschien wel een heuvel met een tempel erop, een ware grot en een schitterend uitzicht op de Sacre Coeur... Vanaf Jardin du Tuileries heb je die adembenemende diepte van de Champs-Élysées en de Arc de Triomphe... Allicht kenmerkt Jardin du Luxembourg zich door de klassieke allure en de prachtig aangelegde bloementuinen… En het treintje in Parc Souris is ook heel leuk... Maar Parc Monceau onderscheidt zich in de zeldzame klasse van het essentiële. Waar minder meer is. En dat is zeldzaam in Parijs. 

Het park staat met andere woorden in contrast met het overvloedige uit de romancyclus van Marcel Proust. Maar daar staat wel tegenover dat Parc Monceau met zijn piramide, een colonne van Korintische zuilen (Naumachie), een toren van een oude stadsmuur en bomen die door Marten Toonder geschetst zouden kunnen zijn, het subtiele raffinement bezit die ook Proust in zich had. Monceau komt van ‘Merovingisch’, het eerste volk dat in Parijs heerste nadat de Romeinen waren weggejaagd. Overblijfselen uit die periode vindt u ook hier terug. 

Parc Monceau is een triomf van hoe de mens de esthetiek en de finesse van de natuur naar zijn hand weet te zetten. 

In de straten van Parijs : Avenue des Champs-Élysées

Geen enkele straat geeft mij zoveel hoofdbrekens om het juist te spellen als Avenue des Champs-Élysées. Staan de accenten goed en hoeveel meervoud-essen moet ik schrijven?

Avenue des Champs-Élysées is misschien wel de beroemdste straat, of liever, laan ter wereld. De laan is bijna 2 kilometer lang en loopt van Place de la Concorde tot Place de l’Étoile (Arc de Triomphe). De naam is afkomstig uit de Griekse mythologie: de Elyseïsche velden was een zalig oord om er te vertoeven, een verblijfplaats van de gelukzaligen. Een soort hemel dus. Deze mythische plek kwam ook voor in de werken van Homeros en Virgilius. Het was koningin Maria de Medici, die van de Italiaanse bankiersfamilie, die haar tuin aan het Louvre (Tuileries) in 1616 wilde verlengen met een boomrijke laan tot aan de horizon.

100 jaar later, in 1724, werd de avenue van gelukzaligheid nog verder verlengd. Daar waar nu Avenue Grand Armée ligt, richting de Grande Arche in la Défense. In de 18de eeuw was dit nog allemaal landerijen waar koeien graasden en hier en daar een boerderij stond. In deze eeuw, de eeuw van de Verlichting, de filosofen en de pruiken, breidde de laan zich uit in de breedte met parken en grote landhuizen, zogenaamde hôtels particuliers. Het Élysée, waar nu de president woont, is wel de bekendste.

In 1828, toen hadden de Fransen Napoleon al achter de rug, werd de Champs-Élysées eigendom van de stad. Voetpaden, fonteinen en gaslantaarns werden aangelegd. In de 20ste eeuw werd de avenue het toonbeeld van consumptie van luxegoederen. Dat gaf de Champs-Élysées nieuw cachet. Zeker in de periode na de Tweede Wereldoorlog stond de laan in hoog aanzien. Het was chic en men keek er enorm naar op. Dat was in de tijd dat mensen zich nog deftig kleden als ze uit eten gingen.  

Die tijd ligt intussen achter ons. Dat is ook te zien aan het uiterlijk van de Champs-Élysées. Het massatoerisme heeft de dame danig in haar greep gekregen. Benetton, Disney, Gap, Nike, Adidas, Zara zijn hier allemaal te vinden. De Parijse voetbalclub Paris Saint-Germain heeft er zijn fanshop neergezet. En natuurlijk ontbreekt Louis Vuitton niet. Iedere dag staan er rijen voor de deur om binnen te komen. En tegenover het 3-sterrenrestaurant Fouquet’s vindt u McDonald’s en Burger King. Om het cachet van de Champs-Élysées te waarborgen, heeft het Parijse stadsbestuur een wet uitgevaardigd die alleen in wit uitgevoerde reclame-uitingen toestaat. Alle neonreclame en logo's van bedrijven moeten wit zijn. Daarom is de McDonald's aan de Champs-Élysées uniek: het enige fastfoodrestaurant met een witte, in plaats een gele M, als logo. Het valt niet te ontkennen: de komst van de burgerketens en koffiehuizen zoals Starbucks hebben het karakter van de ooit chique laan veranderd.

Het is immers moeilijk om de vraag van het grote publiek te weerstaan. Het geld regeert - uitgerekend op de Champs-Élysées. Dat ondervonden we ook in 2018-2019 toen het epicentrum van de gewelddadige plunderingen naar aanleiding van de demonstraties van les gilets jaunes daar lag. De gele hesjes concentreerden zich vooral op en rond de Champs-Élysées, de natuurlijke vijand van deze beweging voor meer gelijkheid. Overigens, ondanks dit kapitalistische beeld is een filiaal op de Champs-Élysées verlieslatend. De huur is gewoonweg te hoog; andere filialen van het merk moeten dit verlies compenseren. Maar uiteraard is een filiaal op de Champs-Élysées een imposant visitekaartje. Een etalage in de dubbele betekenis van het woord. 

Een mooie vraag is hoe de avenue er over 100 jaar uit zal zien. Een duik in de toekomst in plaats van in het verleden. 100 jaar is natuurlijk koffiedik kijken, maar de plannen voor de komende generaties, voor een groot deel van de 21ste eeuw, zijn ecologisch. De Champs-Élysées zal groener en groener kleuren, en wordt misschien zelfs autovrij! Iedere eerste zondag van de maand is ie dat al. Lekker flaneren of fietsen midden op de kasseien van de beroemdste laan ter wereld. 

In de straten van Parijs: Rue Crémieux

Zijn we in Kopenhagen? Of in Lissabon? Nee hoor. We zijn gewoon in het vertrouwde Parijs. Om precies te zijn in het 12de arrondissement tussen Place de la Bastille en het prachtige Gare de la Lyon. Rue Crémieux. Of ook wel: “Rue d’Instagram”. 

Dat zit zo: in Parijs vind je weinig straten die fotogenieker zijn dat dit kleurrijke pallet aan kleine huisjes. Rue Crémieux is een typisch 19de-eeuwse straat. Ooit op deze plek stond de gigantische Nationale Arena. Geïnstalleerd in 1855, maar enkele jaren later alweer met de grond gelijk gemaakt. Parijs was in deze periode, de tijd van baron Haussmann, erg actief op stedenbouwkundig gebied. De kaart van Parijs veranderde voor 60%. Niet alleen de enorme boulevards werden aangelegd, maar ook hele nieuwe woonwijken. 

Ook in wat vanaf 1860 het 12de arrondissement was geworden. De Compagnie Générale Immobilière, met aan het hoofd Moïse Polydore Millaud, legde nieuwe straten aan vol met arbeidershuizen. 35 rijtjeshuizen met maximaal 2 verdiepingen volgens het model van een arbeidersstad zoals die erg modern en populair was in de 19e eeuw. De huizen in rue Crémieux werden destijds bewoond door welgestelde arbeiders.

1910 is in de Parijse geschiedenis hét jaar van de legendarische overstroming van de Seine. Op rue Crémieux nummer 8 steeg het water tot 1 meter 75. Die stand is op de gevel nog altijd aangegeven op een gedenkplaat van aardewerk.

 

De naam van de straat kwam van de advocaat en politicus Adolphe Crémieux (1796-1880). Crémieux was een voorvechter voor de rechten van de Israëlieten. Met name ijverde hij voor de "inheemse Israëlieten van Algerije". Algerije was toen nog een belangrijke kolonie van Frankrijk. Hoe belangrijk Crémieux is voor de Israëlieten blijkt ook uit de straten in Jeruzalem, Tel Aviv en Haïfa die naar hem vernoemd zijn. 

Die straten zijn ongetwijfel niet zo kleurrijk als in Parijs. Want de roem van Crémieux’ straat is vooral sinds 1993 enorm gestegen. In 1993 werd de kleine straat van 144 meter lang op verzoek van de bewoners autovrij verklaard en geheel geplaveid. De eerste huizen werden geverfd in de kleuren van de regenboog. Het begon met pasteltinten, maar intussen zijn die kleuren feller en feller geworden. Groen op nr. 21, blauw op nr. 22, paars op nr. 23, geel op nr. 24. Een explosie van kleuren wacht op onze ogen en die charme werkt altijd. 

Maar ja, aan ieder voordeel kleeft een nadeel. Want hoge bomen vangen veel wind. En nog meer van zulke uitdrukkingen... Wat ik eigenlijk wil zeggen: Als iets opvalt dan komen daar mensen op af. Dat leidde dus tot maatregelen met borden als "verboden om te fotograferen" op sommige gevels in rue Crémieux. Andere bewoners hebben een Instagram-account aangemaakt met de naam "Club Crémieux". Zo willen ze de spot drijven met influencers en Instagrammers die de hele dag door hun straat lopen te paraderen. Het is een komen en gaan van nieuwsgierige toeristen. Dus bij deze het vriendelijke verzoek: denk aan de buren die in de straat wonen en hou het een beetje kort aub. 😉